Obstakels op de rijbaan moeten voor de weggebruiker goed zichtbaar zijn. Hiervoor staan de wegbeheerder diverse mogelijkheden ter beschikking op de gebieden verlichting, markering (eventueel in combinatie met (wegdek)reflectoren of actieve markeringen) of (retroreflecterende) bebakening.
De verkeersgeleider, middengeleider of obstakel (bijvoorbeeld BB21) wordt ingeleid door twee getrokken strepen die met de geleider een driehoek vormen waarvan de zijden in principe onder een helling van 1 : 5 tot 1 : 15 met de wegas lopen, wat in tegenstelling is met verkeersdruppels en evenwijdige kantopsluitingen.