Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen 2024
Deze tekst is gepubliceerd op 14-10-11

7.3.2.1.1 Scheiding tussen opstelstroken

De scheiding tussen opstelstroken kan bestaan uit:
Binnen de bebouwde kom
  • een 1-3-deelstreep, breed 0,10 meter doorlopend tot de stopstreep, zie figuur 7.14 A, C, E en F;
  • een 1-3-deelstreep, breed 0,30 meter, op 10 meter voor de stopstreep overgaand in een dubbele doorgetrokken streep, breed 3 3 0,10 meter, zie figuur 7.14 B, D, E en F;
  • een doorgetrokken streep, breed 0,10 meter (scheiding opstelstrook van busstrook of fietsstrook).
[ link ]

Figuur 7.1154. Markering van opstelstroken gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom

Buiten de bebouwde kom
  • een 1-3-deelstreep, breed 0,15 meter doorlopend tot de stopstreep, zie figuur 7.16 A, C, E en F;
  • een 1-3-deelstreep, breed 0,45 meter, op 15 meter voor de stopstreep overgaand in een dubbele doorgetrokken streep, breed 3 3 0,15 meter, zie figuur 7.16 B, D, E en F;
  • een doorgetrokken streep, breed 0,10 meter (scheiding opstelstrook van busstrook).
[ link ]

Figuur 7.16. Markering van opstelstroken op gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom

Een 1-3-deelstreep, breed 0,10 meter binnen de bebouwde kom of 0,15 meter buiten de bebouwde kom doorlopend tot aan de stopstreep wordt toegepast tussen opstelstroken die blijkens de op het wegdek aangebrachte pijlen bestemd zijn voor uitsluitend:
  • een en dezelfde verkeersrichting;
  • een of meer verkeersrichtingen, maar waarvan een verkeersrichting in beide opstelstroken voorkomt.
De 1-3-deelstreep, breed 0,10 meter op 10 meter voor de stopstreep overgaand in een doorgetrokken streep, breed 0,10 meter wordt uitsluitend binnen de bebouwde kom toegepast tussen opstelstroken die niet bestemd zijn voor dezelfde verkeersrichtingen en tevens in het verlengde liggen van de doorgaande rijstroken op het wegvak voor het kruispunt.
Bij fietsoversteekplaatsen wordt de doorgetrokken streep onderbroken.
Binnen de bebouwde kom wordt een deelstreep 1-3 (0,30 meter breed), op 10 meter voor de stopstreep, die over gaat in een dubbele doorgetrokken streep (3 × 0,10 meter breed), alleen toegepast tussen opstelstroken die niet voor dezelfde verkeersrichting(en) bestemd zijn en waarbij tevens een van de verkeersrichtingen afbuigt.
Buiten de bebouwde kom wordt een 1-3-deelstreep (0,45 meter breed), op 15 meter voor de stopstreep, die over gaat in een dubbele doorgetrokken streep (3 × 0,15 meter breed), toegepast tussen opstelstroken die niet voor dezelfde verkeersrichting(en) bestemd zijn.
Wat betreft de keuze tussen een 1-3-deelstreep met een breedte van 0,10 meter of 0,30 meter, wordt aanbevolen om wegen binnen de bebouwde kom waarop sneller mag worden gereden dan 50 km/h te beschouwen als wegen buiten de bebouwde kom en de dienovereenkomstige markering toe te passen.
Een 1-1-deelstreep, breed 0,10 meter, op 10 meter binnen de bebouwde kom en op 15 meter buiten de bebouwde kom, voor de stopstreep overgaand in een doorgetrokken streep, breed 0,10 meter wordt toegepast tussen een opstelstrook voor fietsers en een opstelstrook voor andere weggebruikers in dezelfde verkeersrichting.
In deze situaties mag de opstelstrook voor andere weggebruikers bestemd zijn voor meer verkeersrichtingen, mits deze niet conflicteren met de verkeersrichting van de fietsers, zie figuur 7.17.
[ link ]

Figuur 7.17. Markering van opstelstroken voor (brom)fietsers (binnen de bebouwde kom)

Een 1-1-deelstreep, breed 0,30 meter, op 10 meter binnen de bebouwde kom en op 15 meter buiten de bebouwde kom, voor de stopstreep overgaand in een dubbele doorgetrokken streep, breed 3 × 0,10 meter, wordt toegepast tussen een opstelstrook voor fietsers en een opstelstrook voor andere weggebruikers (inclusief fietsers) die niet bestemd zijn voor dezelfde verkeersrichting(en).
Een doorgetrokken streep, breed 0,10 meter, wordt toegepast als begrenzing van opstelstroken voor een afzonderlijke categorie gemotoriseerd verkeer, bijvoorbeeld opstelstroken voor bussen van een lijndienst (busstrook).
Indien de wens/noodzaak is om links afslaande fietsers een opstelgelegenheid te bieden bij een kruispunt met een verkeersregelinstallatie op een gebiedsontsluitingsweg van 50 km/h, kan een gemarkeerd opstelvak worden gerealiseerd, zie figuur 7.18. Zie ook de CROW-publicaties 230 ‘Ontwerpwijzer fietsverkeer’ [13] en 309 ‘Seniorenproof wegontwerp’ [19].
[ link ]

Figuur 7.18. Opstelgelegenheid voor links afslaande fietsers bij verkeersregelinstallatie

Markering rechtsaf-/linksafvak
Als bij een met verkeerslichten geregeld kruispunt het rechts afslaande verkeer afzonderlijk moet voorsorteren, maar het dwarsprofiel aan de rechterzijde van de rijbaan niet kan worden uitgebreid, wordt het rechtdoorgaande verkeer geattendeerd op de verschuiving van de rijstrook door deelstrepen met een 1-1-patroon. De hoek van deze strepen met de as van de rijbaan bedraagt bij voorkeur 1 : 30, maar niet minder dan 1 : 20, zie figuur 7.19.
[ link ]

Figuur 7.19. Markering van opstelstroken in een situatie dat rechts afslaand verkeer afzonderlijk moet voorsorteren, maar het dwarsprofiel aan de rechterkant niet kan worden uitgebreid

Het heeft de voorkeur om de inleiding van een rechtsafvak (of linksafvak) uit te voeren met een fysieke rugdekking in de vorm van een berm in plaats van met verdrijfstrepen.
De fysieke rugdekking loopt vanaf de kant van de verharding eveneens onder een helling 1 : 30 om het rechtsafvak (of linksafvak) in te leiden. In situaties met beperkte opstellengte op het rechtsafvak (of linksafvak) en bij lagere snelheden kan de rugdekking achterwege blijven.