Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn bewegwijzering 2014
Deze tekst is gepubliceerd op 06-01-14

Inleiding

Richtlijn Bewegwijzering
Bewegwijzering helpt weggebruikers met accurate richtingaanduidingen langs de route vlot en veilig hun bestemming te bereiken. Wegwijzers langs of boven de weg verstrekken stapsgewijs informatie over waar de weggebruiker zich op dat moment bevindt, welke richting dient te worden gevolgd en hoe hiertoe moet worden voorgesorteerd. Om de bewegwijzering zo goed mogelijk te laten aansluiten bij het verwachtingspatroon en de behoefte van de weggebruiker, voldoet deze aan specifieke functionele eisen van uniformiteit, continuïteit, leesbaarheid en begrijpelijkheid.
Uniformiteit voorziet in herkenbaarheid door samenhang in de verschijningsvorm (kleurstelling, vormgeving en opmaak) van wegwijzers en in voorspelbaarheid door een vaste systematiek van bewegwijzeren.
Continuïteit houdt in dat een eenmaal in de bewegwijzering in een bepaalde richting opgevoerde bestemming in de stroomafwaartse bewegwijzering langs de route richting deze bestemming systematisch wordt gecontinueerd totdat deze bestemming tot en met de laatste verkeersmanoeuvre is bereikt. Dit om risicovol zoekgedrag tegen te gaan.
Voor de leesbaarheid zijn het lettertype (font), de letterhoogte (corps), de spatiëring en het contrast tussen de opschriften en de ondergrond van de wegwijzer van belang. Door bestemmingen met een hoofdletter (beginkapitaal) gevolgd door kleine letters (onderkast) te spellen, ontstaat een woordbeeld, waaruit op grotere afstand dan de eigenlijke leesbaarheidsafstand al kan worden herkend wat er hoogstwaarschijnlijk is vermeld. Vanwege de begrijpelijkheid moet bewegwijzering voldoen aan bepaalde ontwerpuitgangspunten, mag deze niet strijdig zijn met de verkeersregels of andere verkeerstekens en dient deze altijd aan te sluiten bij de omstandigheden ter plaatse.
De Richtlijn Bewegwijzering definieert de eisen waar bewegwijzering in Nederland aan moet voldoen en beschrijft aan de hand van voorbeelden hoe wegwijzers aan de openbare weg dienen te worden opgesteld. Aan bod komen: de basisprincipes en de configuratie van bewegwijzering, het aanduidingenbeleid, de bewegwijzeringssystematiek, alsmede het eigenlijke wegwijzerontwerp.
Veilig en vertrouwd van A naar B
Slechts weinigen zullen niet bekend zijn met bewegwijzering als middel om hun weg te vinden. Te gelijker tijd zullen velen bijna dagelijks van bewegwijzering gebruikmaken zonder zich daar heel bewust van te zijn. Hoe zichtbaar en herkenbaar ook: bewegwijzering vervult onopvallend en bijna onopgemerkt een onmisbare maatschappelijke functie door ontelbare verplaatsingen buitenshuis in goede banen te leiden; in het belang van de bereikbaarheid en het functioneren van ons compacte en dichtbevolkte land, de leefbaarheid, de (verkeers-)veiligheid en de verkeersdoorstroming.
De beschikbaarheid van hoogwaardige bewegwijzering wordt als vanzelfsprekend beschouwd. Waarbij de bewegwijzering zelf pas tot discussie leidt, wanneer deze niet klopt of wanneer deze ontbreekt, niet herkend of niet begrepen wordt. Bewegwijzering ontleent haar autoriteit aan de hoge mate van betrouwbaarheid die de weggebruiker aan het systeem op netwerkniveau toekent. Daarom geldt er voor het ontwerp en de inrichting van bewegwijzering een landelijke richtlijn die ervoor zorgt, dat de bewegwijzering overal in Nederland op voorspelbare wijze tegemoet komt aan de informatiebehoefte en het verwachtingspatroon van de weggebruiker op diens route van A naar B.
Doelgroepen
Deze richtlijn is van oudsher hoofdzakelijk bestemd voor iedereen die zich in Nederland professioneel met bewegwijzering in de publieke ruimte bezighoudt; denk aan technisch of functioneel beheerders, planologen en stedenbouwkundigen, landschapsontwerpers, verkeerskundigen en verkeerskundig ontwerpers.
Daarnaast is de Richtlijn Bewegwijzering richtinggevend voor overheden en wegbeheerders in Nederland, waarbij de NBd namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op basis van kennis en inzicht de bandbreedte bepaalt in de vertaling van de richtlijn naar de bewegwijzeringsplannen die de NBd op aanvraag van de publiekrechtelijke wegbeheerders in Nederland opstelt.
CROW zorgt er namens de NBd voor dat de Richtlijn Bewegwijzering in overleg met belanghebbenden, indien nodig, wordt geactualiseerd en zo up-to-date gehouden wordt.
Voor alle anderen die geïnteresseerd zijn in bewegwijzering vormt de richtlijn een bondig naslagwerk dat echter wel wat achtergrondkennis en inzicht veronderstelt bij de lezer.
Definitie
Bewegwijzering is het functioneel stelsel van visuele informatiedragers (wegwijzers) die als wegmeubilair langs of boven de weg zijn aangebracht, teneinde de weggebruiker in staat te stellen vlot, veilig en vertrouwd de route naar diens bestemming te bepalen.
Terminologie
Naast het gangbare woord ‘bewegwijzering’ komt in de Nederlandse taal het minder gangbare synoniem ‘wegbewijzering’ voor, in de taalkundige opbouw zoals we die ook kennen van de hieraan gerelateerde verkeerskundige term ‘wegbebakening’.
Waar de term ‘bewegwijzering’ is afgeleid van het werkwoord ‘bewegwijzeren’ (van wegwijzers voorzien), is de term ‘wegbewijzering’ een samenstelling van de woorden ‘weg’ en ‘bewijzering’, afgeleid van het zelfstandig naamwoord ‘wijzer’.
Hoewel de termen ‘bewegwijzering’ en ‘wegbewijzering’ beide juist zijn, wordt hier in de tekst overal de meest gangbare term ‘bewegwijzering’ gehanteerd. In lijn hiermee is de minder gangbare term ‘handwijzer’ overal in de tekst vervangen door de gangbare term ‘handwegwijzer’.
Historie
In 1894 werd de eerste wegwijzer van Nederland in Rotterdam geplaatst door de ANWB als onderdeel van een bewegwijzerde fietsroute tussen Rotterdam en Utrecht.
In de loop van de tijd is de bewegwijzering doorontwikkeld en uitgegroeid tot het landelijk dekkende netwerk van lokale, regionale, nationale en internationale routeverwijzingen, zoals we dat nu kennen, met afzonderlijke systemen voor voetgangers, fietsers en autoverkeer. Daarnaast bestaan er nog varianten ten behoeve van bijvoorbeeld ruiters, OV-reizigers, luchtvaartpassagiers en voor de scheepvaart. Afhankelijk van het type kan bewegwijzering daarnaast zowel voorkomen in publieke als private ruimten en zowel binnen als buiten.
Samenhang en reikwijdte
Gezien deze verscheidenheid aan bewegwijzeringssystemen is het noodzakelijk om het toepassingsgebied van deze richtlijn af te bakenen. De Richtlijn Bewegwijzering beperkt zich tot wat genoemd wordt de 'utilitaire bewegwijzering'. Dit wil zeggen: bewegwijzering van algemeen nut voor het openbare en zakelijke leven dat zich afspeelt in de publieke buitenruimte.
Bovendien heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op de 'utilitaire bewegwijzering' in Nederland – overigens met uitzondering van de Caribisch-Nederlandse eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba – maar houdt deze wel rekening met internationale systeemconventies en de grensoverstijgende continuïteit van buitenlandse verwijzingen; juist met het oog op de continuïteit in de schrijfwijze van het taalgebied waarin de verwezen bestemming zich bevindt.
Functie van bewegwijzering
Bewegwijzering is onderdeel van de inrichting van de openbare weg en bestaat uit een integraal netwerk van al-dan-niet wegbeheerdersgrens-overstijgende routeverwijzingen, die met behulp van uniforme wegwijzers langs de route worden aangeduid c.q. 'worden bewegwijzerd'.
Het systeem biedt de weggebruiker niet alleen houvast en comfort, maar vervult tevens een belangrijke maatschappelijke, economische en uiteraard verkeerskundige taak in het kader van de openbare orde en veiligheid.
Hiertoe voorziet bewegwijzering tenminste in de volgende vier basisfuncties:
  • oriënteren
    → het faciliteren van de actuele plaatsbepaling
  • navigeren
    → het stapsgewijs aanduiden van de route naar en afstand tot de bestemming
  • manoeuvreren
    → het aanduiden van de juiste plaats op de weg of de te volgen richting ten behoeve van juist voorsorteren
  • confirmeren
    → het bevestigen van de voorafgaande routekeuze
De weggebruiker die met de situatie ter plaatse niet of slechts beperkt bekend is, moet kunnen vertrouwen op goede bewegwijzering om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen of erop terug kunnen vallen als aanvulling op bijvoorbeeld een routebeschrijving of navigatiesysteem. Daarnaast wordt bewegwijzering door wegbeheerders ingezet voor het dynamisch geleiden van verkeer, bijvoorbeeld via een minder belaste route of richting nog beschikbare parkeercapaciteit.
Bewegwijzering is dus zowel bestemd voor 'ter plaatse onbekend verkeer' als voor 'ter plaatse bekend verkeer', ongeacht of dit zakelijk, recreatief of privé van aard is.
Om deze functies effectief te kunnen vervullen, dient de bewegwijzering altijd aan te sluiten bij de feitelijke omstandigheden ter plaatse en hierbij functioneel consistent te zijn over de gehele route. Hieruit volgt de continuïteitsregel:
Een eenmaal in de bewegwijzering in een bepaalde richting opgevoerde bestemming dient in de stroomafwaartse bewegwijzering langs de route richting deze bestemming te worden gecontinueerd totdat deze bestemming tot en met de laatste verkeersmanoeuvre is bereikt.
Het begrip 'continuïteit' heeft ook een belangrijke functionele relatie met het begrip 'multimodaliteit'. In toenemende mate maken personen die zich verplaatsen, gebruik van meer dan één vervoersmodaliteit op hun route van A naar B, waarbij onderweg wordt overgestapt van de ene modaliteit (bijvoorbeeld de fiets of de auto) op de andere modaliteit (bijvoorbeeld de metro of de trein). De multimodale reiziger heeft geen boodschap aan een verscheidenheid aan bewegwijzeringsbeheerders, maar slechts behoefte aan een functioneel sluitende verwijzing, die juist ook bij het overstappen als schakel in de keten naadloos aansluit op het volgende bewegwijzeringssysteem.
Hierom is het in het belang van de gebruikers, dat de wederzijdse beheerders van aan elkaar rakende bewegwijzeringssystemen (al-dan-niet voor verschillende vervoersmodaliteiten) in goede onderlinge afstemming de integrale continuïteit bewaken en garanderen.
Hiërarchie
Inherent aan de functie van bewegwijzering staan niet-functionele aspecten en voorwaarden altijd ten dienste van de functionele aspecten van een wegwijzer. Zo mag een niet-functioneel aspect nooit tot functiebeperking of functieverlies van beoogde of gerealiseerde bewegwijzering leiden.
Functionele aspecten betreffen die eigenschappen die primair verband houden met de intrinsieke functie van bewegwijzering → informatie-overdracht (bijvoorbeeld: zichtbaarheid en leesbaarheid).
Niet-functionele aspecten betreffen die eigenschappen die primair verband houden met de fysieke materiaal- of technische systeemeigenschappen en de constructieve eisen die aan bewegwijzering worden gesteld → informatie-voorziening (bijvoorbeeld: beschikbaarheid, weerbestendigheid, energiegebruik, lichtopbrengst, contrast of reflectiewaarde).
De Richtlijn Bewegwijzering biedt diverse aanknopingspunten om met de functionele aspecten reeds tijdens de planfase van het wegontwerp rekening te kunnen houden, opdat de niet-functionele aspecten en eventuele afhankelijkheden hierop vroegtijdig kunnen worden afgestemd.
Hiermee worden onvoorziene kosten verderop in een project of herstelkosten achteraf voorkómen.
Maatschappelijk belang is gemeenschappelijk belang
Zoals gesteld, ontleent bewegwijzering haar autoriteit aan de hoge mate van betrouwbaarheid die de weggebruiker aan het systeem op netwerkniveau toekent. Een zwakke schakel in de keten ondergraaft al snel het vertrouwen van de weggebruiker in de bewegwijzering als geheel. Het is dan ook van maatschappelijk belang om de kwaliteit van de Nederlandse bewegwijzering systematisch op peil te houden.
Een te beperkt afwegingskader bij de totstandkoming, instandhouding, vernieuwing of uitbreiding van bewegwijzering doet geen recht aan de inspanningen van aangrenzende wegbeheerders en evenmin aan de behoefte en het belang van de weggebruiker om zich comfortabel te kunnen verplaatsen en veilig op plaats van bestemming te arriveren.
Zuiver financiële overwegingen schieten te kort als argumentatie om met een verminderde kwaliteit of onvolledigheid van bewegwijzering genoegen te nemen en vormen bovendien een potentieel risico voor de verkeersveiligheid met mogelijk hogere maatschappelijke kosten tot gevolg.
Alle wegbeheerders samen – dus ook elke wegbeheerder afzonderlijk – dragen de verantwoordelijkheid om tot over de grenzen van het eigen areaal een gemeenschappelijke netwerkstrategie te bevorderen en fragmentatie hierin te voorkómen. Weggebruikers moeten bij het passeren van de wegbeheerdersgrens niet worden geconfronteerd met omissies of functionele inconsistenties in de verwijzingen of een merkbaar verschil in niveau, kwaliteit of staat van onderhoud van de bewegwijzering!
Borging van systeemverantwoordelijkheid in Nederland
Om de samenhang in functionaliteit, uniformiteit en continuïteit van de 'utilitaire bewegwijzering' op de Nederlandse wegen te garanderen, gelden er landelijke regels. In 2010 is, in samenspraak met de koepelorganisaties van de Nederlandse wegbeheerders, door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat besloten om de Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBd) op te richten. Dit besluit is op 17 juni 2013 met een hiertoe gesloten bestuursovereenkomst bekrachtigd.
De Nationale Bewegwijzeringsdienst is sindsdien onderdeel van het agentschap Rijkswaterstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Op 1 januari 2015 is in lijn hiermee de 'Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering' in werking getreden. De wet kent aan de NBd de wettelijke, landelijke regietaak en bijbehorende bevoegdheid toe om te voorzien in de planvorming en het databeheer van alle autobewegwijzering en fietsbewegwijzering in Nederland.
Hiermee is de 'borging van systeemverantwoordelijkheid op het gehele Nederlandse wegennet' wettelijk belegd bij de NBd en geldt voor de publiekrechtelijke wegbeheerder de wettelijke verplichting om voor het doorvoeren van bewegwijzeringsherzieningen door de NBd een bewegwijzeringsplan te laten opstellen. De NBd is de enige instantie in Nederland met deze wettelijke taak en bevoegdheid en voorziet hiermee vanuit onafhankelijk perspectief in een gelijk speelveld voor alle publiekrechtelijke wegbeheerders onderling. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de door de NBd opgestelde bewegwijzeringsplannen formeel vast.
In de geest van de wet worden autobewegwijzering en fietsbewegwijzering (alle borden van RVV-categorie K met uitzondering van bord K14) aangemerkt als 'wettelijke bewegwijzering' en wordt voetgangersbewegwijzering aangemerkt als 'niet-wettelijke bewegwijzering'.
De reden dat de wettelijke taak van de NBd zich beperkt tot autobewegwijzering en fietsbewegwijzering is dat de reikwijdte van beide systemen veelal het areaal van de afzonderlijke wegbeheerder overstijgt en het hiermee van de afzonderlijke wegbeheerder niet kan worden verlangd om de samenhang in functionaliteit, uniformiteit en continuïteit op systeemniveau te garanderen. De NBd kan dit wel.
Eigendom en zorgplicht van de wegbeheerder
De NBd is geen eigenaar van bewegwijzering of overige verkeerstekens. De publiekrechtelijke wegbeheerder, dan wel de eigenaar van een weg, is verantwoordelijk voor het plaatsen of verwijderen van bewegwijzering op zijn wegen. Vanuit diens wettelijke zorgplicht dient de wegbeheerder er tevens voor te zorgen dat zijn wegen – het weglichaam en de weguitrusting, waaronder de bewegwijzering en overige verkeerstekens – in goede staat verkeren en is deze wettelijk aansprakelijk indien achterstalligheid hierin gevaar voor personen of zaken oplevert.
Het is niet uitgesloten dat na het onverhoopt plaatsvinden van een calamiteit of ongeval de staat of uitvoering dan wel het functioneren van de bewegwijzering ter plaatse aan deze richtlijn wordt getoetst.
Aandacht van de wegbeheerder
Het belang van hoogwaardige bewegwijzering wordt soms flink onderschat. Dit blijkt uit het feit dat de instandhouding (het technisch beheer) van geplaatste bewegwijzering niet overal structureel en budgettair is verankerd en dat bewegwijzeringsbeleid (het functioneel beheer) vaak organisatorisch niet afzonderlijk van de instandhouding (het technisch beheer) is belegd. Tegelijkertijd wordt de beschikbaarheid van hoogwaardige bewegwijzering wel als vanzelfsprekend beschouwd, zonder dat de totstandkoming ervan tot vragen leidt. Dit toont aan hoezeer het systeem er in de dagelijkse praktijk in slaagt om de achterliggende complexiteit met heldere verwijzingen aan het zicht te onttrekken.
Deze kracht vormt meteen ook de kwetsbaarheid: de ogenschijnlijke eenvoud van bewegwijzering voedt immers de onderschatting die op gespannen voet staat met de aandacht voor het op niveau houden ervan. Daarom is het relevant om te benoemen, dat bewegwijzering niet voor niets in tal van nationale en internationale wetten, richtlijnen en verdragen is verankerd. De belangrijkste zijn hieronder bij wijze van referentie benoemd; zie ook het richtlijnonderdeel 'Literatuur en websites'.
Nationale wet- en regelgeving
De volgende wet- en regelgeving is op bewegwijzering van toepassing:
  • Nederlandse Grondwet (GW 1815) (2023)
  • Wegenwet (WW) (1930)
  • Wegenverkeerswet (WVW) (1994)
    + Wijziging in verband met de ontwerpen voor bewegwijzering (2015)
  • Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) (1990)
  • Besluit Administratieve bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW) (1990)
    + Uitvoeringsvoorschriften van het BABW (2023)
Landelijke richtlijnen
De volgende richtlijnen zijn voor bewegwijzering relevant:
  • CROW-publicatie 188: Richtlijn Beheer en Onderhoud Verkeerstekens
  • CROW-publicatie 222: Richtlijn Bewegwijzering (geldig tot 2014)
  • CROW-publicatie 322: Richtlijn Bewegwijzering (geldig vanaf 2014)
Internationale verdragen Verenigde Naties
Bewegwijzering is ingebed in de ondergenoemde VN-verdragen:
  • Verdrag nopens het wegverkeer
    Convention sur la circulation routière
    Convention on road traffic
    (Genève, 19-09-1949 / in Nederland geldend sinds 19-10-1952)
  • Verdrag inzake het wegverkeer
    Convention sur la circulation routière
    Convention on road traffic
    Wenen, 08-11-1968 / in Nederland geldend sinds 19-09-2016)
  • Verdrag inzake verkeerstekens
    Convention sur la signalisation routière
    Convention on Road Signs and Signals
    (Wenen, 08-11-1968 / in Nederland geldend sinds 08-11-2008)
Ontwikkelingen
Onmiskenbaar zijn technologische ontwikkelingen van invloed op de manier waarop mensen zich verplaatsen. Ook veranderen ze de middelen die mensen tot hun beschikking hebben om hun bestemming en de route daar naartoe te bepalen, zoals routenavigatiesystemen. Echter, hoewel de transitie van 'analoog en fysiek' naar 'digitaal en virtueel' zich wereldwijd in versneld tempo lijkt te voltrekken, dienen zich ook factoren aan die randvoorwaarden stellen aan de maatschappelijke wenselijkheid van nieuwe toepassingen, alsmede aan de mate waarin, de wijze waarop en het tempo waarmee deze praktisch gezien verwezenlijkt kunnen worden. Dergelijke factoren maken de snelheid en richting van deze ontwikkelingen nu nog lastig voorspelbaar.
In dit licht is de verwachting dat de functie van bewegwijzering de komende decennia weliswaar zal veranderen, maar ook dat bewegwijzering nationaal en internationaal voorlopig nog een rol van betekenis zal blijven spelen. Niet in de laatste plaats omdat Nederland zich in de technologische voorhoede beweegt en de functie en samenhang van bewegwijzering niet ophouden bij de landsgrens.
Richtlijnherziening 2024
De principes die ten grondslag liggen aan bewegwijzering zijn onder meer bepaald aan de hand van cognitief-ergonomisch onderzoek en vormen een zekere constante in de Richtlijn Bewegwijzering, inherent aan de mogelijkheden en beperkingen van de mens in zijn levensfasen. Anderzijds vragen ontwikkelingen op technisch en maatschappelijk vlak om regie op de richtlijn.
Om de bewegwijzering zich beheerst en gecontroleerd te laten mee-ontwikkelen en het systeem van wegwijzers daarbij steeds op het vereiste kwaliteitsniveau te houden, wordt de richtlijn daarom regelmatig getoetst en zo nodig aangepast aan de veranderende omstandigheden.
Beheerst, omdat de borden van nieuw geplaatste wegwijzers een technische levensduur hebben van ongeveer vijftien jaar, alvorens ze aan vervanging toe zijn. Tenzij er omwille van bijvoorbeeld herinrichtingswerkzaamheden of routewijzigingen tussentijds bewegwijzeringsaanpassingen plaatsvinden, kan het dus tot circa vijftien jaar duren voordat een richtlijnherziening overal is doorgevoerd.
Gecontroleerd, omdat ongecontroleerde systeemveranderingen kunnen leiden tot onverwacht en ongewenst verkeersgedrag en hiermee tot een verlaagde verkeerscapaciteit van de weg of zelfs een aantasting van de verkeersveiligheid. Daarom wordt, indien nodig, uitgebreid vooronderzoek verricht en tijdig afstemming gezocht met wegbeheerders.
De richtlijnherziening van 2024 staat in het teken van 'de richtlijn op orde'. Bepaalde thema's zijn verduidelijkt, kleine verbeteringen zijn verwerkt en onvolkomenheden in afbeeldingen, schema's of overzichten opgelost. In de komende tijd zullen er geleidelijk nog aanvullingen worden doorgevoerd, waarmee kleinere omissies in de richtlijn zullen worden weggewerkt. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om reeds bekende thema's die in de praktijk reeds in het verlengde van de richtlijn door de NBd zijn opgelost, maar nog niet als zodanig in de richtlijn zijn beschreven.
Voor de actuele versie van de Richtlijn Bewegwijzering raadpleegt u altijd de CROW-Kennisbank.
Regie op de Richtlijn Bewegwijzering
Het voeren van de regie op de Richtlijn Bewegwijzering is primair een beleidstaak van de rijksoverheid.
In de praktijk wordt deze taak vervuld door het Platform Bewegwijzering, waarin naast CROW en de NBd een specialistengroep van publiekrechtelijke wegbeheerders, belangenorganisaties, kennisinstituten, adviesbureaus en bewegwijzeringsproducenten is vertegenwoordigd, die kennis en inhoud levert.
Het Platform Bewegwijzering wordt in opdracht van de NBd door CROW gefaciliteerd en door de NBd gefinancierd.
Richtlijnherzieningen worden doorgaans inhoudelijk voorbereid door binnen de specialistengroep geformeerde themagroepen. De formele vaststelling vindt plaats binnen de Adviesraad van de NBd en wordt gerekend tot de wettelijke taken die de NBd namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat uitvoert. Het Kernteam Richtlijn van het Platform Bewegwijzering redigeert de inhoud en bewaakt het proces.
Deze structuur en werkwijze bieden ruimte aan kennis en inhoud vanuit een breder werkveld van markt en overheid en garanderen tevens de onafhankelijkheid die nodig is om belangen objectief te kunnen wegen, met als doel: te voorzien in hoogwaardige bewegwijzering voor de weggebruiker.
Namens het Kernteam Richtlijn van het Platform Bewegwijzering,
ing. S. Jansen M.A. (Stephen)ing. B. Pigge (Bastiaan)
Senior Adviseur Strategie NBdSenior Adviseur CROW