Verkeer en verkeersborden zijn vaak onderwerp van discussie. De keuze om al dan niet verkeersborden te plaatsen of te verwijderen wordt vanuit verschillende invalshoeken beïnvloed:
- de politiek;
- de burger/organisaties;
- de politie;
- de verkeerskundige.
[ link ] Figuur 4. Betrokkenen bij kwalitatief beheer verkeersborden
Politiek, burger/organisaties
De politiek (al dan niet gevoed door de burger) kan andere motieven hebben om verkeersborden te handhaven of te verwijderen dan vanuit verkeerskundig oogpunt wenselijk en vanuit juridisch oogpunt noodzakelijk is. Klachten over snelheidsgedrag, geluidshinder of parkeerproblemen leiden al snel tot het verzoek om een verkeersbord te plaatsen.
Politie
De politie heeft niet alleen haar eigen kijk op nut en noodzaak van verkeersborden, maar heeft ook een belangrijke rol bij de beoordeling daarvan. De politie beoordeelt de juridische consequenties van aangebrachte verkeersmaatregelen in verband met handhaafbaarheid en de verkeersveiligheid. In technisch onderzoek na een (ernstig) verkeersongeval vindt een beoordeling achteraf plaats.
Verkeerskundige
De verkeerskundige bij de wegbeheerder krijgt met de verschillende belangen te maken en moet een gedegen afweging maken.
De voorkeur ligt bij het infrastructureel oplossen van situaties, of ten minste uitgaan van de wettelijk vastgelegde gedragsregels (zie ook de ‘Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens’, hoofdstuk 1, paragraaf 3). Sommige infrastructurele oplossingen dienen te worden ondersteund door verkeersmaatregelen, zoals verkeersborden. Als er borden worden geplaatst, maar de weggebruiker geeft hier geen gevolg aan, dan zal de roep om actieve handhaving toenemen. De praktijk leert dat sommige geplaatste borden niet voldoen aan de eisen (technisch, juridisch, toepassing en geloof waardigheid) en dat handhaving door de politie daarom niet mogelijk is.
Kennisbijeenkomst ‘Samenwerking tussen wegbeheerder en politie’
Op 18 mei 2016 vond er een door CROW georganiseerde bijeenkomst plaats waar de samenwerking tussen wegbeheer en politie op het gebied van de verkeersbordensanering centraal stond. In de praktijk komt het regelmatig voor dat wegbeheerders en politie het niet eens kunnen worden over het saneren van verkeersborden. Uit de bijeenkomst zijn een aantal belangrijke leerpunten naar voren gekomen die kunnen leiden tot een betere samenwerking.
Wanneer gemeentelijk beleid inzet op het saneren van verkeersborden dan gaat de verkeerskundig wegbeheerder in een zo vroegtijdig mogelijk stadium van de planvorming in gesprek met de politie. De wegbeheerder laat zich op de hoogte brengen van de handhaafbaarheid van de bordenplannen en maakt daarbij de afweging welk aansprakelijkheidsrisico nog aanvaardbaar is door borden weg te halen. Uitgangspunten voor de wegbeheerder bij het weghalen van borden zijn de uniformiteit van de bebording voor de weggebruiker, de ‘logica van het RVV1990’, en het ‘niet doorslaan’ in het weghalen van verkeersborden. Uitgangspunt voor politie zijn de formele handhaafbaarheid versus de ‘praktische’ handhaafbaarheid, bijvoorbeeld door het bieden van ruimte voor maatwerk in bepaalde verkeerssituaties.
Bij onderstaande twee praktijkvoorbeelden is handhaving niet strikt nodig en kunnen borden worden weggehaald. Door het ontbreken van de bebording is de wegbeheerder zich ervan bewust dat er in deze situaties niet gehandhaafd kan worden door politie.
[ link ] Voorbeeld 1: Op een fietspad kan bebording G11 en G12 achterwege blijven wanneer uit het wegontwerp en de weginrichting de plaats van de fietsers op de weg logisch lijkt. Desgewenst kan tot herplaatsing van het bord worden overgegaan wanneer het verkeersgedrag op de locatie gaat afwijken. | [ link ] Voorbeeld 2: Het plaatsen van bord E1 kan achterwege blijven bij een natuurlijke wegberm met een verhoogde band. Uit de praktijk blijkt dat weggebruikers het gewenste verkeersgedrag vertonen en niet parkeren op of langs de rijbaan (insporing berm ontbreekt!). Desgewenst kan de wegbeheerder het bord terugplaatsen als blijkt dat het verkeersgedrag gaat afwijken. |
De belangrijkste leerpunten uit de bijeenkomst voor samenwerking tussen wegbeheerder en politie zijn:
- een goede relatie en communicatie tussen (verkeerskundig) wegbeheerder en (verkeerskundig adviseur) politie (het gaat om de ‘zaak’, niet om de persoon!).
- de weginrichting en de gedragsregels zijn leidend; verkeersborden dienen ter ondersteuning van het weggedrag.
- Conform het BABW dient politie gehoord te worden. Respecteer deze rol van de politie en betrek de verkeerskundig adviseur van de politie bij het besluit.
- de politie is een ‘samenwerkende partner’ in het saneringsproces. De politie kan functioneel zijn bij het afwegingskader om al dan niet over te gaan tot het saneren van verkeersborden.
- een zo goed mogelijk gemotiveerd verkeersbesluit kan leiden tot meer draagvlak voor een te nemen verkeersmaatregel en een lager risico op bezwaar-/beroepsprocedures.
- in de trend van verkeersmaatregelen die een meer bestuurlijk/politieke achtergrond kennen kan het zijn dat politie niet kan handhaven. Accepteer dit ook als wegbeheerder.
- er is behoefte aan het definiëren van zogenoemde ‘basisbebording’; verkeersborden die moeten blijven staan na bordensanering.
- de aansprakelijkheid van de wegbeheerder wordt een steeds belangrijker thema in de naleving van de verkeersregels.
Een ander aspect om mee te nemen in de beoordeling is dat naast de noodzakelijke (wettelijke) elementen, ook een breed arsenaal aan elementen is toegevoegd die tot verhoging van het comfort of de aandacht zouden moeten leiden. Op veel plaatsen staan aanvullende, attentieverhogende verkeersborden, om te zorgen dat weggebruikers toch het gewenste gedrag gaan vertonen. Bijvoorbeeld veelkleurige achtergrondschilden, herhalingsborden en toelichtende onderborden.
Vanuit objectief verkeersoogpunt kan het voorkomen dat dergelijk maatwerk incidenteel nodig is. Denk hierbij aan zichtproblemen en gevaarlijke bochten. Dit kan in de praktijk tot een spanningsveld leiden.
Een praktijkvoorbeeld
De situatie: een met verkeerslichten geregeld kruispunt waar het naar rechts afslaande autoverkeer een bord ziet dat waarschuwt voor fietsers op het tweerichtingen fietspad.
Het kan zijn dat er na een eerder ongeval is besloten dit bord te plaatsen om extra aandacht te vestigen op het feit dat ook vanuit de andere richtingen fietsers kunnen naderen.
Dit zou ook anders benaderd kunnen worden, waar mogelijk hogere kosten aan verbonden zijn:
- Gedragsregel
De gedragsregel zegt dat afslaand verkeer voorrang verleent aan rechtdoorgaand verkeer. Dit bord benadrukt deze gedragsregel en is dus overbodig. Maar zoals gesteld, kan een eerder ongeval mogelijk tot plaatsing van dit bord hebben geleid. - Infrastructureel
De situatie is ook infrastructureel te verbeteren. Het fietspad kan deels naar de andere zijde worden verplaatst. Maar waarschijnlijk zijn er andere argumenten om het zo uit te voeren. Eventueel kan de verkeersregeling aangepast worden. Een veelvoorkomende optie is om fietsers enkele seconden eerder groen te geven dan het autoverkeer (voorstartgroen). Het autoverkeer ziet dan de bewegende fietsers, die eerder en beter opvallen dan stilstaande.
Een tweede optie is om het fietsverkeer in een aparte fase te regelen, dus conflictvrij van het autoverkeer.
BABW
Het 'BABW' en de 'Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens' geven argumenten om de juiste verkeersborden te plaatsen en overdaad tegen te gaan. Daarmee wordt ook de handhaving eenvoudiger. Verkeersmaatregelen moeten zijn gebaseerd op uniformiteit en realisme, en zij moeten overdaad voorkomen. Het incidenteel toepassen van afwijkende uitvoeringen van verkeersborden (ter ondersteuning van een andere verkeersmaatregel), al dan niet aangevuld met dynamisch oplichtende of knipperende verlichtingsarmaturen, devalueert locaties met dezelfde verkeersmaatregel waar dit niet wordt toegepast. Ongewild wordt hiermee ongewenst onderscheid gemaakt tussen dezelfde categorieën kwetsbare weggebruikers of vergelijkbare potentieel gevaarlijke locaties. In principe zouden dergelijke ondersteunende maatregelen dan overal in vergelijkbare situaties moeten worden toegepast, hetgeen weer leidt tot gewenning en vermindering van de attentiewaarde, of tot devaluatie van de maatregel.
Een veelvoorkomend voorbeeld is de situatie bij scholen
De dynamisch oplichtende of knipperende verlichting, aangebracht in de rijbaan of naast of boven de rijbaan, kan verblindend zijn of (door een technische oorzaak) voortdurend, op het verkeerde moment, of in het geheel niet verschijnen.
[ link ] Figuur 5. Bordenwoud bij oversteek naar school
De toepassing van dergelijke voorzieningen kan in strijd zijn met artikel 2 van het BABW, waardoor de wegbeheerder voor de gevolgen van een ongeval mogelijk mede aansprakelijk kan worden gesteld. Het aanbrengen van de genoemde verlichtingsmogelijkheden in allerlei dynamische varianten wordt daarom ontraden.
Artikel 2 BABW
Het is verboden voorwerpen, inrichtingen of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aan te brengen, te doen aanbrengen, of aangebracht te houden.