Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Reclame langs wegen
Deze tekst is gepubliceerd op 18-05-17

Aanbevelingen voor reclamebeleid

Minimale bepalingen in APV
Het verdient aanbeveling om minimaal enkele bepalingen in de APV op te nemen waarmee ingespeeld kan worden op in het oog springende ongewenste reclame-uitingen (excessen) en klachten die binnenkomen over reclame-uitingen. Dit kan bijvoorbeeld door het opnemen van bepalingen als:
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden (Artikel 2:10, lid 3 uit de Model Algemene Plaatselijke Verordening, versie 02.08.2016 [51] [w9]).
Of:
Het is verboden reclame te maken waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of strijd ontstaat met redelijke eisen van welstand, waarbij het college nadere regels kan stellen over de omstandigheden waarin er sprake is van dit verbod.
En:
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken (Artikel 5:7, lid 1 uit de Model Algemene Plaatselijke Verordening, versie 02.08.2016 [51] [w9]).
Hoewel deze voorbeelden niet gekenschetst kunnen worden als ‘duidelijk en gedragen reclamebeleid, met duidelijke richtlijnen en (kwaliteits)criteria’, dat aan de voorkant duidelijk maakt wat als goed/wenselijk wordt beschouwd, bieden ze wel grondslagen om waar nodig op te kunnen treden.
Opstellen van duidelijk ‘eigen’ reclamebeleid (passend bij de eigen signatuur)
Het opstellen van ‘eigen’ reclamebeleid is voor overheden essentieel. Op basis van eigen afwegingen (financieel, ruimtelijk, verkeerskundig, procedureel) wordt dan helder hoe over verschillende soorten reclame en verschillende soorten reclame-uitingen wordt gedacht in relatie tot de wegen en gebieden in het eigen beheersgebied. Dit kan tussen gemeenten onderling en provincies onderling (sterk) afwijkend zijn. Door het voeren van de diverse discussies die met het onderwerp reclame samenhangen, wordt de basis gelegd voor een heldere, concrete en meetbare invulling van het reclamebeleid (in APV, reclamenota en/of welstandsnota). Hierdoor kan een apart vergunningstelsel voor reclamevergunning voor sommige overheden (gemeenten) zelfs overbodig zijn.
Helder reclamebeleid voor het stroomlijnen van aanvragen
De meeste verzoeken voor het aanbrengen van reclame-uitingen komen bij gemeenten binnen. In grote lijnen zijn deze aanvragen onder te verdelen in:
  • handelsreclame met een relatie tot de omgeving (naast of aan een bedrijfspand);
  • productreclame zonder directe relatie met de activiteiten in de omgeving (zoals abri’s, lichtmastreclame);
  • tijdelijke reclame voor lokale activiteiten (waaronder circus, kermis of verkiezingen).
Het is in het belang van zowel de gemeente als de aanvrager dat een aanvraag snel kan worden beoordeeld en afgehandeld. Dit vraagt om een helder reclamebeleid. Zoals al aangegeven is het niet voor elke gemeente nodig/relevant om een separate reclamenota vast te stellen. Ook met de APV kan snel inzicht gegeven worden in wat de mogelijkheden zijn. Reclame-uitingen die zijn toegestaan, reclame-uitingen die zijn uitgesloten, reclame-uitingen waar een omgevingsvergunning of toetsing aan de welstandsnota voor vereist is. De bepalingen in de APV blijven per gemeente verschillen. Dat kan ook niet anders; elke gemeente is anders en zal lokale behoeften en voorwaarden willen opnemen. Belangrijk is dat de bepalingen helder, meetbaar en te handhaven zijn (bijvoorbeeld bepalingen over lichthinder of verkeersveiligheid zijn bij voorkeur waar mogelijk meetbaar en onderbouwd en niet te algemeen geformuleerd).
Uniformiteit in het gebruik van definities kan ook verwarring voorkomen. In deze publicatie hebben we verschillende verschijningsvormen ‘gedefinieerd’ en in bijlage I een lijst van gangbare definities opgenomen.
Hoewel bij het toestaan van reclame-uitingen voor de verschillende reclamecategorieën gelijke criteria gelden, kan een gemeente de afweging maken om handelsreclame met een relatie tot de omgeving (naast of aan een bedrijfspand) wel toe te staan als deze voldoet aan de gestelde criteria omdat deze plaats- of streekgebonden is, maar een productreclame niet. Voorbeeld: Wel een reclamebord van 2 x 3 m met de naam van bedrijf A op het eigen terrein, maar niet een reclamebord van 2 x 3 m voor een landelijke reclame voor product B op datzelfde terrein.
Afstemming tussen overheden
Er wordt geadviseerd om in reclamebeleid (in welke vorm dan ook) vast te leggen dat reclame-uitingen pas geplaatst mogen worden nadat relevante overheden/overheidslagen hierover hebben kunnen oordelen en advies hebben kunnen uitbrengen. Zeker bij reclame-uitingen komt het voor dat ze in het beheersgebied van een bepaalde gemeente staan, maar overduidelijk (mede) gericht zijn op de weggebruikers op een weg in het beheersgebied van een andere gemeente, provincie of het Rijk. Het kan dan zijn dat aspecten van de reclame-uiting die in de betreffende gemeente worden geaccepteerd/goedgekeurd, kunnen leiden tot problemen in het beheersgebied van een andere overheid. Afhankelijk van de geografische ligging is het te overwegen om standaard te toetsen bij stakeholders in dezelfde regio (zoals aangrenzende gemeenten, provincie of Rijkswaterstaat).
Uitwerking per type weg en/of gebiedstype
Na het helder krijgen van de eigen houding ten opzichte van reclame, het borgen van de kaders voor een effectief reclamebeleid en de afstemming tussen overheden onderling, wordt aangeraden om reclamebeleid per type weg of gebiedstype nader uit te werken. Het gaat dan om het per (kwaliteits)criterium vastleggen van regels of richtlijnen. Hiervoor worden in de volgende hoofdstukken aanbevelingen en handvatten gegeven voor de onderwerpen ‘verkeersveiligheid’ (zie onder andere de tabel in paragraaf 4.3.1) en ‘leefbaarheid & ruimtelijke kwaliteit’.