Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handreiking BPKV
Deze tekst is gepubliceerd op 23-12-18

Werken met BPKV in 3 fasen

Inleiding
Bij 20% van de openbare aanbestedingen van werk wordt gegund aan de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Dit percentage is al geruime tijd constant. Veel gehanteerde kwaliteitscriteria daarbij zijn uitvoeringsduur, planning, duurzaamheid, risicobeheersing en social return.
BPKV loont. Bij aanbesteding op BPKV gaat een groot aandeel van de opdrachten naar de aanbieder met de laagste prijs: 73%. De totale meerkosten van het aanbesteden op kwaliteit zijn daardoor beperkt tot minder dan 3%. De baten (uitgedrukt in de waardering van de opdrachtgever) zijn met 7% echter 2,4 keer zo hoog.
Dat het selecteren van de meest economische aanbieding nauwelijks tot prijsverhogingen leidt, wordt niet veroorzaakt door een laag gewicht van kwaliteit in de eindbeoordeling van de aanbiedingen. Bij een derde van de aanbestedingen telt kwaliteit voor meer dan 50% mee en in een enkel geval is het gewicht 85%. Gemiddeld wegen de kwaliteitsaspecten voor 39% mee, en de prijs dus voor 61%.
Het gebruik van EMVI bij een aanbesteding leidt niet zozeer tot aanbiedingen met een hogere kwaliteit en hogere prijs of lagere kwaliteit en lagere prijs, maar tot het selecteren van de bedrijven met een relatief hoge kwaliteit en lage prijs. Er zijn bedrijven die consequent dergelijke aanbiedingen doen; deze bedrijven zijn dan ook het meest succesvol bij BPKV-aanbestedingen. Bron: EIB.
Samenvatting
BPKV is onder te verdelen in drie fasen: in het inkoopplan, in het contract en in het project.
Essentieel is het onderscheid in de aanbestedingsregelgeving tussen selectiecriteria en gunningscriteria (BPKV-criteria). Deze mogen niet met elkaar vermengd worden. Voor alle criteria in BPKV geldt dat deze hoger gewaardeerd worden naarmate ze meer SMART zijn uitgewerkt. Veel aandacht moet worden gegeven aan het bepalen van de juiste kwaliteitswaarden, het gunnen op waarde. Als de BPKV in balans is (dat wil zeggen: als de te behalen kwaliteitswaarden goed op elkaar en op de verwachte inschrijvingssom zijn afgestemd), komt dat de prijs-kwaliteitverhouding van de inschrijvingen ten goede. Tijdens de uitvoering wordt getoetst of de opdrachtnemer ook daadwerkelijk realiseert wat hij ten aanzien van de BPKV-criteria heeft aangeboden. Presteert de opdrachtnemer structureel minder, dan wordt – inherent aan de werkwijze – een tekortkoming geconstateerd en een boete gegeven en moet de aanbieder ook zichzelf verbeteren. De controle neemt toe als er een BPKV-tekortkoming wordt geconstateerd.
Als de opdrachtnemer een vergelijkbare prestatie levert maar op een andere wijze dan in zijn inschrijving beschreven, is er in beginsel geen aanleiding voor een BPKV-sanctie. De prestatie is immers vergelijkbaar en zou dus hetzelfde gescoord hebben als de gevolgde uitvoeringsmethodiek al bij de inschrijving kenbaar was gemaakt. Een opdrachtnemer mag dus – zeker in geval van een overeengekomen wijziging – afwijken van eigen BPKV-beloftes, mits hij daarvoor een alternatief biedt met gelijke of hogere meerwaarde. Indien de andere uitvoeringswijze echter nadelen oplevert voor de opdrachtgever zou dit onderdeel niet hetzelfde cijfer krijgen en komt de BPKV-sanctie weer in beeld. Als er geen goede controle is in de uitvoering, dan vernietigt men de waarde van BPKV.