Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Basiscriteria
Deze tekst is gepubliceerd op 17-10-11

Kruispunten stroomwegen

Bij dit wegtype zijn de volgende kruispunten mogelijk:
  • kruispunten tussen nationale stroomwegen onderling;
  • kruispunten tussen nationale stroomwegen en regionale stroomwegen;
  • kruispunten tussen regionale stroomwegen onderling;
  • kruispunten tussen stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen.
Kruispunten tussen de stroomwegen onderling worden uitgevoerd als knooppunten. Een knooppunt is een ongelijkvloers kruispunt van stroomwegen. Het ontwerp en de capaciteit en verkeersafwikkeling van nationale stroomwegen wordt uitgebreid beschreven in de Richtlijnen Ontwerp Autosnelwegen. In deze paragraaf wordt ingegaan op knooppunten van regionale stroomwegen onderling. Deze kunnen worden uitgevoerd als T-knooppunten of volledige knooppunten.
In alle gevallen geldt dat het uitwisselen van verkeer tussen twee regionale stroomwegen plaatsvindt door middel van convergeren en divergeren, aangezien ook de kruispunten een belangrijke stroomfunctie hebben. Op deze wijze worden dwarsconflicten voorkomen.
Regionale stroomwegen worden in principe uitgevoerd als 2×1-weg. De mogelijke vormgevingen van convergentie- en divergentiepunten is derhalve beperkt.
Het divergeren in een knooppunt vindt plaats door middel van een uitvoeging door aan de rechterzijde een uitvoegstrook aan te leggen. Aangezien het aantal rijstroken op de doorgaande rijbaan gelijk blijft en verkeer de weg verlaat, wordt de capaciteit bij een uitvoeging niet beperkt.
Het convergeren gebeurt door middel van een invoeging. Bij een invoeging neemt de dichtheid op de hoofdrijbaan toe als gevolg van de toestroom van invoegend verkeer. Door het dwingende karakter is de invloed op de verkeersafwikkeling en capaciteit groot. De verhouding tussen de intensiteit op de invoegstrook en de hoofdrijbaan speelt hierbij een rol. Bij grote drukte zullen bestuurders om van strook te wisselen een relatief kleine ruimte accepteren. Na de strookwisseling zullen zij de afstand ten opzichte van de voorligger weer willen laten toenemen, door het aanpassen van de snelheid. Dit kan bij het bereiken van de capaciteit leiden tot congestie. Belangrijke invloedsfactoren voor de capaciteit van een invoeging zijn:
  • lengte van de invoegstrook;
  • snelheid van het invoegende verkeer;
  • aandeel vrachtverkeer;
  • verhouding tussen intensiteit hoofdrijbaan en toerit.
Er is weinig bekend over het invoegen van een rijstrook op een enkelstrooksrijbaan. Aangenomen mag worden, dat indien de invoeging goed is vormgegeven, de capaciteitsreductie beperkt zal zijn.
Naast bovenstaande vormen is het ook mogelijk dat het divergeren en convergeren in een knooppunt gecombineerd wordt op een weefvak. Voor dit type kruispunt betreft dit in principe een weefvak met een doorgaande rijstrook en samenkomende invoeger die doorloopt in een uitvoeger. De verkeersafwikkeling op het weefvak hangt daarbij sterk af van:
  • hoeveelheid verkeer;
  • verkeerssamenstelling (bijvoorbeeld aandeel vrachtverkeer);
  • herkomst-bestemmingspatroon;
  • snelheid op de toeleidende rijbanen;
  • weefvaklengte.
Aangezien de weefvakcapaciteit van veel factoren afhankelijk is, is het niet mogelijk algemene richtlijnen te geven. Ter indicatie geldt dat de capaciteit van een 1+1-weefvak met 10% vrachtverkeer afhankelijk van de weefvaklengte en het percentage wevend verkeer varieert tussen 2300 en 3000 pae/h.