Tracé-/m.e.r.-procedure
Tracéwet
De Tracéwet geeft de procedures aan die gevolgd moeten worden bij de besluitvorming over de aanleg en reconstructie van hoofdinfrastructuur. Het gaat hierbij om autosnelwegen, autowegen en wegen die hun basis vinden in het NVVP. Daarnaast wordt de Tracéwet gevolgd bij wijziging (de ombouw van een weg tot autosnelweg) en de verbreding (met 1 of meer rijstroken en verbreding leidt tot verbinden van twee knooppunten of aansluitingen) van een hoofdweg.
De Tracéwet geeft de procedures aan die gevolgd moeten worden bij de besluitvorming over de aanleg en reconstructie van hoofdinfrastructuur. Het gaat hierbij om autosnelwegen, autowegen en wegen die hun basis vinden in het NVVP. Daarnaast wordt de Tracéwet gevolgd bij wijziging (de ombouw van een weg tot autosnelweg) en de verbreding (met 1 of meer rijstroken en verbreding leidt tot verbinden van twee knooppunten of aansluitingen) van een hoofdweg.
De procedure gaat ervan uit dat het Rijk in overleg met de betrokken provincies, gemeenten en waterschappen tot besluitvorming komt. De betrokkenheid van deze organen ligt in dit geval voor de hand, omdat het om projecten gaat die meestal niet alleen in het belang van het Rijk zijn, maar ook in het belang van de betrokken regio of gemeenten. Als de besluitvorming echter toch in een impasse raakt, biedt de wet aan de betrokken ministers de mogelijkheid knopen door te hakken.
Milieu-effectrapportage
Een belangrijk onderdeel van de Tracéwet is de koppeling met de milieu-effectrapportage (m.e.r.). Deze m.e.r- procedure is opgenomen in de Wet Milieubeheer. De m.e.r. vormt een hulpmiddel bij bestaande besluitvormingsprocedures zoals de Tracéwet en Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het hoofddoel van de m.e.r.-regeling is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk ernstig nadelige milieugevolgen. Dit houdt in dat de initiatiefnemer verplicht is om informatie over de milieueffecten van een geplande activiteit beschikbaar te stellen in een MER. Onderscheiden worden activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn, en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
Een belangrijk onderdeel van de Tracéwet is de koppeling met de milieu-effectrapportage (m.e.r.). Deze m.e.r- procedure is opgenomen in de Wet Milieubeheer. De m.e.r. vormt een hulpmiddel bij bestaande besluitvormingsprocedures zoals de Tracéwet en Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het hoofddoel van de m.e.r.-regeling is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk ernstig nadelige milieugevolgen. Dit houdt in dat de initiatiefnemer verplicht is om informatie over de milieueffecten van een geplande activiteit beschikbaar te stellen in een MER. Onderscheiden worden activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn, en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
M.e.r.-plichtige activiteiten
Het Besluit milieueffectrapportage (mei 1987, herziening 1994/1999) geeft in bijlage C aan welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn. De volgende infrastructurele projecten zijn m.e.r.-plichtig.
- De aanleg van een hoofdweg.
- De aanleg van een autosnelweg of autoweg, niet zijnde hoofdweg.
- De aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg, autosnelweg of autoweg en waarvan de weg een lengte heeft van meer dan 10 km.
- De wijziging of uitbreiding van een hoofdweg.
- De wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg niet zijnde hoofdweg, of een weg als bedoeld onder punt 3 (tabel 10-1, zie paragraaf 10.2). Ook gaat het om een weg met een lengte van meer dan 10 km.
M.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten
Daarnaast zijn er ook activiteiten waarvoor een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Deze staan in bijlage D van het Besluit m.e.r. In deze procedure beoordeelt het bestuursorgaan dat uiteindelijk beslist:
- of en onder welke voorwaarden de activiteit mag worden ondernomen; en
- of er voor de voorgenomen activiteit de noodzaak bestaat om een MER op te stellen.
Hierbij geldt het beginsel dat er voor de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten geen milieueffectrapport wordt gemaakt, tenzij dit op grond van bijzondere omstandigheden noodzakelijk wordt geacht. Deze bijzondere omstandigheden zijn:
- de kenmerken van de activiteit;
- de plaats waar de activiteit plaatsvindt;
- de samenhang met andere activiteiten ter plaatse;
- de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben.
In twee gevallen zijn ook infrastructuurprojecten m.e.r.-beoordelingsplichtig:
- De aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg, autosnelweg of autoweg. Het gaat hier om gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een lengte van meer dan 5 km.
- De wijziging of uitbreiding van:
- een autosnelweg of autoweg niet zijnde een hoofdweg, of
- een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg.
Ook hier gaat het om de gevallen waarin de weg een lengte heeft van meer dan 5 km.
Voor alle aan te leggen wegen is het verstandig om te kijken of het doorlopen van een m.e.r.-procedure vereist is. Ook voor provinciale en gemeentelijke wegen die niet onder de Tracéwet vallen. Op basis van bijlage C en D in het Besluit m.e.r. kan dit worden nagegaan. Als hieruit blijkt dat er geen m.e.r.-plicht en m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, is er geen wettelijke procedure van toepassing.
Gefaseerde aanpak tracé-/m.e.r.-procedure
De procedures van de Tracéwet en de milieueffectrapportage starten tegelijk en kennen een gefaseerde aanpak (figuur 10-1). Er worden zes fasen onderscheiden:
De procedures van de Tracéwet en de milieueffectrapportage starten tegelijk en kennen een gefaseerde aanpak (figuur 10-1). Er worden zes fasen onderscheiden:
- Beleidsvoornemen
- Het beleidsvoornemen heeft de vorm van een startnotitie en vormt het formeel wettelijk begin van de procedure voor de m.e.r. In de startnotitie wordt door de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag een aantal alternatieven gepresenteerd die een mogelijke oplossing vormen voor de problemen in een bepaald gebied. Het bevoegd gezag stelt na de inspraak op de startnotitie en de formele adviezen de richtlijnen op waaraan de trajectnota/MER moet voldoen. - Trajectnota/MER
- Na het uitbrengen van de richtlijnen stelt de initiatiefnemer de trajectnota/MER op. De wet bepaalt dat beide studies gelijktijdig en in onderlinge samenhang worden voorbereid. In de trajectnota wordt de probleemanalyse nader beschouwd en worden de effecten van de verschillende alternatieven uit de startnotitie beschreven. Na goedkeuring door het bevoegd gezag volgt publicatie. Belanghebbenden kunnen via inspraak reageren, de Commissie MER beoordeelt de trajectnota/MER op kwaliteit. Wettelijke adviseurs, gemeenten en provincies kunnen adviezen uitbrengen. - Standpunt
- Op basis van inspraak en adviezen bepaalt de Minister van Verkeer en Waterstaat (in overleg met Minister van VROM) een voorkeursalternatief of standpunt (de minister kan ook besluiten geen maatregelen te treffen). - Ontwerp-tracébesluit
- De initiatiefnemer moet vervolgens het voorkeursalternatief nader uitwerken tot een Ontwerp-tracébesluit (OTB). In afstemming met het wegontwerpproces wordt een akoestisch onderzoek, een landschapsplan en een compensatieontwerp opgesteld. Het OTB wordt ter visie gelegd en hierop volgt inspraak. Er is geen beroep mogelijk. - - [ link ]Figuur 10-1. Schematische weergave te doorlopen tracé-/m.e.r.procedure
- Tracébesluit
- Nadat het OTB ter inspraak is geweest, wordt dit (eventueel aangepast) door de minister als Tracébesluit (TB) vastgelegd. - Uitvoering van het project
- Nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, kan het project worden gerealiseerd. Alvorens tot de feitelijke werkzaamheden over te gaan, moeten enkele juridische stappen worden gezet. Het gaat om het aanvragen van vergunningen, het verkrijgen van planologische medewerking en de mogelijke onteigeningsprocedures.
M.e.r.-procedure
De m.e.r.-procedure wijkt niet zoveel af van de tracé-/me.r.-procedure. Er zijn zeven fasen te onderscheiden:
De m.e.r.-procedure wijkt niet zoveel af van de tracé-/me.r.-procedure. Er zijn zeven fasen te onderscheiden:
- de voorfase en het opstellen van de startnotitie;
- inspraak, advies en opstellen van de richtlijnen voor de MER;
- het opstellen van de MER;
- beoordeling van de MER;
- de inspraak en het advies van de Commissie MER;
- het besluit over de voorgenomen activiteit;
- evaluatie van de activiteit.
Deze procedure wordt gevolgd wanneer sprake is van een m.e.r.-plicht of wanneer het bevoegd gezag besloten heeft tot het uitvoeren van een m.e.r.-procedure.