Begrippen en coderingen
Coderingen
Bij de nummering van de voorkomende rijrichtingen is een basiskruispunt met vier aan- en afvoerrichtingen en verkeerslantaarns op elke richting het uitgangspunt (tabel 11-1 en figuur 11-1).
Tabel 11-1. Nummering verkeersrichtingen
Vervoerswijze | Nummer verkeersrichting | |
Hoofdstromen | Volg- en parallelstromen | |
Gemotoriseerd verkeer Brom(fiets)verkeer Voetgangersverkeer Openbaar vervoer | 1 t/m 20 21 t/m 30 31 t/m 40 41 t/m 60 | 61 t/m 80 81 t/m 90 91 t/m 100 n.v.t. |
[ link ]
Figuur 11-1. Standaardnummering verkeersrichtingen op een basiskruispunt
Als toelichting op de nummering zijn de volgende opmerkingen op zijn plaats:
- De verkeersrichtingen zijn vanuit de voorrangsweg linksom genummerd, te beginnen bij de noordelijke of de oostelijke richting. De richtingen 2 en 8 zijn de doorgaande richtingen op de voorrangsweg.
- Bij een opstelstrook voor meerdere richtingen, wordt het nummer van de rechtdoorgaande richting gebruikt. Bij menging van gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer is de nummering voor gemotoriseerd verkeer aanhouden.
- Een niet in twee delen gesplitste oversteekplaats waarop de voetgangers in één keer oversteken, krijgt het even nummer van de desbetreffende oversteekplaats.
- Een fietsoversteek met tweerichtingsverkeer wordt genummerd conform het principe van een voetgangersoversteekplaats met eenrichtingsverkeer.
- De nummering van verkeerslantaarns bestaat uit het nummer van de verkeersrichting (n), eventueel gevolgd door een volgnummer (i) bijmeer dan één verkeerslantaarn per verkeersrichting. Bijvoorbeeld 2.1 betekent de 1e verkeerslantaarn van verkeersrichting 2. De codering van detectoren, drukknoppen en dergelijke wordt gerelateerd aan die van de verkeerslantaarns (bijlage I).
[ link ]
Figuur 11-2. Voorbeeld van nummering van volg- en parallelstromen
[ link ]
Figuur 11-3. Voorbeeld van een standaardfiguratie
In figuur 11-3 is als voorbeeld een situatie uitgewerkt met de standaardafkortingen, de nummering van de richtingen en de detectoren. De plaats van de lantaarns en de detectoren is indicatief weergegeven. Oneven volgnummers hebben betrekking op laag geplaatste en even volgnummers op hoog geplaatste lantaarns.