Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Gebiedsontsluitingswegen
Deze tekst is gepubliceerd op 14-10-11

Bochtverbreding

De achterwielen van een voertuig beschrijven bij het doorlopen van een boog een meer naar binnen gelegen baan dan de voorwielen: de bochtverbreding.
Bochtverbreding
Verbreed gedeelte aan de binnenzijde van de rijbaan of rijstrook in een horizontale boog.

De karakteristieken van voertuigen die de bestreken baan in een horizontale boog bepalen, zijn:
  • de (spoor)breedte van het ontwerpvoertuig:
  • de extra breedte die nodig is omdat door het achterwiel een kleinere straal wordt beschreven dan doo rhet voorwiel;
  • de som van de invloed van de overhang aan de voor- en achterzijde van het voertuig;
  • de ruimte tussen twee elkaar passerende voertuigen of de afstand tussen het voertuig en de kant van de rijbaan aan één of beide zijden.
Berekening
De extra breedte die een (samengesteld) voertuig in een boog vraagt, is vooral afhankelijk van de doorreden boogstraal en de onderlinge afstanden van de draaipunten. Ook de lengte van het voertuig is daarij van invloed. De wettelijke maximale lengten van enkele veel voorkomende voertuigen zijn:
  • vrachtauto:
11,00 m;
  • bus:
12,00 m;
  • trekker-opleggercombinatie:
16,50 m;
  • gelede bussen:
18,00 m;
  • vrachtauto met aanhangwagen:
18,75 m;
  • vrachtauto met aanhangwagen ten behoeve van autotransport
20,00 m;
  • trekker-opleggercombinatie ten behoeve van ondeelbare lading:
22,00 m;
Het maatgevende ontwerp voertuig is de trekker met opleggercombinatie (zie Basiscriteria). Het optellen van uitsluitend de 95-percentiel waarden leidt tot een irreëel voertuig. Veel toegepaste maten die voor de berekening van bochtverbreding nodig zijn, zijn in tabel 7-12 opgenomen.
Tabel 7-12. Kenmerken ontwerpvoertuig ten behoeve van bochtverbreding
Trekker Oplegger
Wielbasis 3,40 m (= WT) wielbasis 8,00 m (= WO)
Breedte 2,55 m (= BT) breedte 2,55 (= BO)
Vooroverbouw 1,40 m (= VT) koppelingsafstand 0,60 m (= KA)
In een boog geldt de volgende algemene formule. Bij de berekening moet de gewenste binnenstraal (Rbinnen) door de ontwerper worden bepaald. Uitgaande van de in tabel 7-12 weergegeven maten, levert dit de hierna gegeven vergelijking op. De benodigde bochtverbreding bedraagt: Rbuiten minus Rbinnen 2,55 m.
R
buiten =
de boogstraal aan de buitenzijde van de voorkant van de bovenbouw van de trekker (verst naar buiten gelegen punt van het voertuig);
R
binnen
=
de boogstraal tot aan de bovenbouw van de oplegger ter plaatse van de achteras (verst naar binnen gelegen punt van het voertuig.
De formule voor Rbuiten is alleen geldig als de boog zonder wielslip wordt doorreden en het volledige voertuig in een cirkel rijdt. In de praktijk komt dit laatste op doorgaande wegen weinig voor. Afhankelik van de booghoed en de boogstraak in het horizontaal alignement zou een reductie op de verbreding kunnen worden toegepast. Op de markt zijn enkele computerprogramma's voorhanden, waarmee de benodigde ruimte van elk willekeurig voertuig voor elke manoeuvre kan worden bepaald.
In figuur 7-14 is de bochtverbreding voor verschillende voertuigen af te lezen. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze verbredingen zijn gebaseerd op kenmerken van voertuigen, die enigzins afwijken van de huidige ontwerpvoertuigen.
[ link ]

Figuur 7-14. Bochtverbreding voor verschillende voertuigen in een volledige boog

Ontwerp
De benodigde bochtverbreding wordt in de overgangsboog gerealiseerd. De verbreding vindt geleidelijk plaats, zodat bij het begin van de cirkelboog de benodigde breedte volledig aanwezig is. Uit esthetische overwegingen verdient het aanbeveling de bochtverbreding vloeiend te laten toenemen (evenredig verdelen over de lengte van de overgangsboog).
Op enkelbaanswegen met een moeilijk overrijbare rijrichtingscheiding wordt de bochtverbreding per rijstrook aan de binnenzijde aangebracht (figuur 7-15).
Op wegen zonder rijrichtingscheiding wordt de bochtverbreding per rijstrook gesommeerd en aangebracht aan de binnenzijde van de rijbaan.
[ link ]

Figuur 7-15. Aanbrenging bochtverbrediing per rijstrook bij een rijrichtingscheiding

Toepassing
In bogen met eens straal van 300 m is het vanwege de geringe bochtverbreding (0,15 m) niet meer noodzakelijk deze aan te brengen. De absoluut minimum horizontale boogstraal bij een ontwerpsnelheid van 80 km/h en een positieve verkanting van 5% bedraagt 260 m (tabel 7-5). Bij een verkanting van 2,5% bedraagt de minimumstraal 300 m. In het ontwerp van de gebiedsontsluitingsweg komt derhalve weinig voor dat in de doorgaande rijbaan bochtverbreding moet worden aangebracht. Eventuele (frequente) bijzondere transporten kunnen alsnog bochtverbreding wenselijk maken.