Plaatsen van verkeerslantaarns
Een tijdige zichtbaarheid van verkeerslantaarns is op wegen waarop met hoge snelheden wordt gereden, van uitermate groot belang voor de verkeersveiligheid. Zowel de verkeerslichten als de betekenis van de lichtsignalen moeten onder alle weersomstandigheden tijdig en goed herkenbaar zijn. Daarom moeten verkeerslichten op wegen met een maximumsnelheid van 80 km/h op een afstand van 200 m (rijzicht) vóór de stopstreep zichtbaar zijn. Dan heeft de automobilist voldoende gelegenheid te reageren op stilstaande of afremmende voertuigen. Dit betekent dat er altijd lantaarns boven de (doorgaande) rijstroken aanwezig moeten zijn. Op de aansluitende erftoegangswegen (maximumsnelheid 60 km/h) dient de zichtafstand 135 m te bedragen.
Voor de bepaling van het aantal lantaarns en hun plaats boven of naast de weg gelden de volgende regels (figuur 11-12):
- Bij meer dan twee opstelstroken wordt ten minste één lantaarn boven de weg aangebracht.
- Op gebiedsontsluitingswegen wordt altijd ten minste één lantaarn boven de weg aangebracht.
- Bij meerdere boven de weg aangebrachte lantaarns, dient per rijstrook één lantaarn in het midden van iedere opstelstrook te worden geplaatst.
- In geval van opstelstroken voor afslaand verkeer dat niet conflictvrij wordt geregeld, mag niet uitsluitend een lantaarn boven de desbetreffende opstelstrook worden aangebracht. In de praktijk zal moeten blijken of een derde lantaarn links van de weg kan worden aangebracht dan wel uit overwegingen van zichtbaarheid boven de linksafstrook.
- Wanneer het rechtsafslaande verkeer vóór de hooggeplaatste lantaarn afslaat, wordt ten behoeve van dit verkeer een lage lantaarn geplaatst.
- In een situatie, waarin twee geregelde kruispunten direct na elkaar voorkomen, moet de lantaarnopstelling op beide kruispunten zodanig op elkaar worden afgestemd, dat de kans dat een bestuurder op de lichten van de verkeerde verkeerslantaarns reageert, minimaal is.
- Buiten de bebouwde kom worden voor een aanrijrichting geen twee lantaarns op één mast naast elkaar bevestigd, die zijn afgestemd op twee afzonderlijk geregelde richtingen.
[ link ]
Figuur 11-12. Voorbeelden van opstelling van verkeerslantaarns
Richten van lantaarns
Hoog geplaatste verkeerslantaarns moeten gericht worden op een punt op een hoogte van 1,50 m boven de wegas op een afstand van 300 m vóór de stopstreep. Laag geplaatste lantaarns dienen eveneens op een hoogte van 1,50 m te worden gericht, maar dan op een afstand van 150 m vóór de stopstreep. Genoemde afstanden worden ook aangehouden wanneer de naderingsrichting in een horizontale boog ligt. Afhankelijk van de lengte van de boogstraal, kan het nodig zijn een lage lantaarn nabij de stopstreep aan te brengen.
Zweepmasten en portalen
Hooggeplaatste lantaarns worden met behulp van zweepmasten of portalen boven de rijstroken aangebracht. De onderkant van de verkeerslantaarn of van het achtergrondschild moet zich ten minste 5 m boven het wegdek bevinden.
Zweepmasten kunnen in verband met windbelasting maximaal 3 opstelstroken overbruggen. Bij 4 of meer opstelstroken zijn portalen noodzakelijk.
Zweepmasten kunnen in verband met windbelasting maximaal 3 opstelstroken overbruggen. Bij 4 of meer opstelstroken zijn portalen noodzakelijk.
Openbare verlichting
Bijzondere aandacht verdienen die situaties waarin sprake is van hoog geplaatste verkeerslantaarns en openbare verlichting. Vooral in een gebogen tracé kunnen verkeerslichten zodanig in de lichtenlijn vallen, dat het contrast in lichtniveau tussen deze lichten en de lichtpunten van de openbare verlichting onvoldoende is. Als de openbare verlichting bestaat uit lage druk natriumlampen vergt de zichtbaarheid van de lantaarns bijzonder aandacht. Door deze oranjekleurige verlichting laat de zichtbaarheid van de rode en gele lantaarns te wensen over. Het is daarom gewenst naast de boven de weg geplaatste lantaarns tevens laaggeplaatste lantaarns aan te brengen. Deze kunnen, wanneer de portaalopstelling daartoe aanleiding geeft, eveneens worden aangebracht op een afzonderlijke paal op enige afstand vóór het portaal.