Verkeersdruppel
Voor een veilige verkeersafwikkeling vervult de verkeersdruppel een functie voor zowel het verkeer op de zijweg als op de hoofdweg. Als ontwerpelement draagt een verkeersdruppel bij aan de vergroting van de opvallendheid van een kruispunt.
10.4.7.1 Functie en toepassing
Functie voor verkeer op de zijweg
De functies voor het verkeer op de zijweg zijn als volgt:
- visuele ondersteuning van de beëindiging van de zijweg, zodat het verkeer zijn snelheid bij het naderen van het kruispunt dienovereenkomstig tijdig aanpast;
- accentuering van de status van de zijweg en de voorrangsregeling op het kruispunt;
- geleiding van het verkeer, zodat eventueel wachtend verkeer op de zijweg het afslaand verkeer vanaf de hoofdweg niet hindert.
Functie voor verkeer op de hoofdweg
De functies voor het verkeer op de hoofdweg zijn:
- verhoging van de waarneembaarheid (duidelijk te zien en te herkennen, opvallend en lokaliseerbaar) van het kruispunt door de grotere aansluitbreedte van de zijweg en de derde dimensie (verhoging) van de druppel;
- geleiding van afslaand verkeer naar de zijweg;
- accentuering van de status of allure van de hoofdweg.
Toepassing
Verkeersdruppels mogen alleen toegepast worden in de zijweg(en) van een voorrangskruispunt. Er zijn evenwel situaties denkbaar waarin geen verkeersdruppel in de zijweg nodig is. Denk hierbij aan de situaties waar de ondergeschiktheid al voldoende is gewaarborgd:
- een aansluiting van een erftoegangsweg, wegtype II met zeer lage verkeersintensiteiten;
- een aansluiting die uitsluitend wordt gebruikt door langzaam (gemotoriseerd) verkeer;
- een zijweg met verkeer in één richting;
- een onverharde weg;
- een uitweg van beperkt belang.
Voorts kan nog worden gedacht aan T-kruispunten waar in bestaande situaties de toepassing van een verkeersdruppel moeilijkheden oplevert. Andere verticale elementen (onder andere beplanting) als compenserende maatregel nemen dan de functie van de verkeersdruppel over, om de aanwezigheid van het kruispunt tijdig te
10.4.7.2 Vormgeving
De visuele afsluiting van de zijweg stelt eisen aan de vormgeving van de verkeersdruppel. De afmetingen moeten beperkt blijven, omdat de verkeersdruppel nooit mag worden verward met een rijbaansplitsing op de hoofdweg.
De afmetingen van de verkeersdruppel in de zijweg worden enigszins beïnvloed door de categorie van de zijweg. De sleeplijnen van het afslaande ontwerpvoertuig bepalen de plaats en de vormgeving van de neus of de voorkant van de druppel. De druppel moet niet dichter dan 1,50 m en niet verder dan 5,00 m uit de kantstreep van de rijstrook voor doorgaand verkeer op de hoofdweg liggen. De redenen hiervoor zijn:
- het voorkomen van obstakelwerking voor verkeer op de hoofdweg;
- een goede waarneembaarheid van het kruispunt en de zijweg;
- het vermijden van een onjuiste keuze met betrekking tot de passeerzijde van de druppel bij het afslaan vanaf de hoofdweg.
De druppel wordt verhoogd aangelegd. Een hoogte van maximaal 0,10 m boven het wegdek is wenselijk. Voorkomen moet worden dat de druppel een gevaarlijk obstakel vormt voor zowel het verkeer op de hoofdweg als op de zijweg. Het bovenvlak bestaat uit een verharding, die qua structuur en kleur sterk afwijkt van het wegdekoppervlak.
Op de constructie van de verkeersdruppel is de hoek tussen de assen van de zijweg en de hoofdweg van grote invloed. Voor een goede berijdbaarheid van het kruispunt en de afzonderlijke ontwerpelementen moet de as van de zijweg ter plaatse van de kop van de druppel min of meer haaks op de as van de hoofdweg staan. Onder haakse of min of meer haakse hoeken wordt verstaan een hoek variërend van 80 gon tot 120 gon. De constructie van de druppel verloopt als volgt (figuur 10-7 en figuur 10-8):
- Zet de assen van beide wegen uit.
- Bepaal de punten op afstand ‘a’ ter weerszijden van de as van de zijweg en op afstand ‘b’ uit de rechter kantstreep van de hoofdweg.
- Construeer vanuit ‘2’ onder 10:1 de zijkanten van de (staart van de) druppel.
- Construeer de begrenzing van de voorkant van de druppel met stralen ‘g’ vanuit de kant van de afvoerende, respectievelijk de toeleidende rijstrook op de hoofdweg.
- Trek een hulplijn op afstand ‘d’ evenwijdig aan de kantstreep van de hoofdweg. Een grotere afstand dan 1,50 m wordt toegepast waar het om constructieve redenen niet anders kan.
- Trek een hulplijn op afstand ‘d’ + ‘e’ evenwijdig aan de kantstreep van de hoofdweg. Een grotere afstand dan 1,50 m wordt toegepast waar het om constructieve redenen niet anders kan.
- Construeer beide afrondingen van het verhoogde gedeelte van de verkeersdruppel, rakend aan hulplijnen ‘5’ en ‘6’.
- Construeer een kantstreep (b = 0,15 m indien gebiedsontsluitingsweg) op enige afstand rond het verhoogde gedeelte van de druppel (bij erftoegangswegen blijft deze markering achterwege).
- Zet ter hoogte van het middelpunt van de achterste afronding van het verhoogde gedeelte de verhardingsbreedte uit op afstanden ‘b’ en ‘c’ vanaf de verhoogde rand van de druppel.
- Construeer de kant van de verharding naast de druppel vanaf de zijkant van de weg ter hoogte van de splitsing van de asstreep naar ‘9’ en vervolgens met een aansluitboog ‘f’ (paragraaf 10.4.8) naar de zijkant van de hoofdweg.
- Pas de knik in de kant van de verharding van de zijweg ter hoogte van het begin van de druppel aan met een straal van 50 m tot 200 m.
- Construeer waar nodig kantstrepen op de verharding.
[ link ]
Figuur 10-7. Constructie verkeersdruppel van een voorrangskruispunt tussen twee gebiedsontsluitingswegen
[ link ]
Figuur 10-8. Constructie verkeersdruppel van een voorrangskruispunt tussen een gebiedontsluitingsweg en een erftoegangsweg