Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Gebiedsontsluitingswegen
Deze tekst is gepubliceerd op 14-10-11

Zichtafstanden

Deelnemen aan het verkeer eist van de weggebruiker een groot vermogen tot het onderkennen van optredende verkeerssituaties en het voorspellen van de afloop ervan. Aan het wegverkeer deelnemen betekent ‘zien en gezien worden’. Bij het wegontwerp moet terdege rekening worden gehouden met de nodige zichtafstanden.
De zichtafstand worden sterk beïnvloed door de snelheid:
  • hoe hoger de rijsnelheid, hoe groter de benodigde zichtafstanden;
  • hoe hoger de snelheid, hoe kleiner de waarnemingshoek (het gebied dat een bestuurder kan overzien zonder oogbewegingen (Basiscriteria).
Zichtafstand
De afstand waarover de bestuurder het direct voor hem liggende deel van de weg kan overzien of de afstand waarop de bestuurder een object kan zien.

De zichtafstand is altijd opgebouwd uit de volgende onderdelen:
  • de afgelegde afstand gedurende de perceptiereactietijd;
  • de afgelegde afstand gedurende de tijd die de bestuurder nodig heeft voor de uit te voeren handelingen zoals remmen en bijsturen;
  • de afstand om een bepaald ontwerpelement zoals een boog of een object te herkennen;
  • de afstand die eventueel uit overwegingen van comfort of extra veiligheid wordt toegevoegd.
Perceptie-reactietijd
De grootte van de perceptie-reactietijd verschilt per individu en wordt beïnvloed door de weg- en omgevingskenmerken. Het verwachtingspatroon van de bestuurder speelt hierbij eveneens een belangrijke rol. Uit diverse onderzoeken is gebleken, dat de perceptiereactietijd varieert van 0,7 s voor duidelijk verwachte en in het oog springende gebeurtenissen tot circa 3 s voor gebeurtenissen die niet passen in het verwachtingspatroon. Gemiddeld bedraagt deze tijd circa 2 s.
Naast kenmerken van de weg (bochtigheid) en het verkeer (verkeersintensiteit en verkeersgedrag) hebben ook voorwaarschuwingen zoals markering, bebakening en bebording veelal een attentieverhogend effect. Deze voorwaarschuwingen rechtvaardigen bij de berekening van de benodigde zichtafstand een kortere perceptie-reactietijd. In dergelijke gevallen kan worden volstaan met een perceptie-reactietijd van 1 s.
Soort zichtafstand
De aard van de handeling (koers houden, stoppen, veranderen van koers en dergelijke) bepaalt met welke zichtafstand in het ontwerp rekening moet worden gehouden:
  • het zicht op het verloop van de weg;
  • het zicht op stilstaand verkeer stroomafwaarts dan wel op een obstakel;
  • het zicht op (plaatselijke) discontinuïteiten
Genoemde zichtafstanden lopen min of meer parallel aan de weg as. Zichtafstanden voor twee elkaar kruisende verkeersstromen worden behandeld in paragraaf 10.2.1.
De ontwerper moet zich tijdens het ontwerpproces voortdurend afvragen welke zichtafstand op een bepaalde plaats binnen de gegeven omstandigheden noodzakelijk dan wel gewenst zijn. Het ontwerp moet wat betreft het zicht altijd integraal worden beschouwd. Dit betekent dat naast het alignement ook andere ontwerpdelen zoals kruispunten (locatie en type) en het dwarsprofiel bij het bepalen van de zichtafstand een belangrijke rol spelen. De zichtafstand die uit overwegingen van comfort of extra veiligheid eventueel nog kan worden toegevoegd is afhankelijk van:
  • bij niet-frequente gebeurtenissen is een langere zichtafstand gewenst;
  • naarmate de gevolgen van een te late reactie ernstiger zijn, moet de toegevoegde zichtafstand (veiligheidsmarge) groter zijn.
Kritische zichtafstanden
In het ontwerp mogen geen of zo min mogelijk zogenaamde kritische zichtafstanden voorkomen. Dat zijn zichtafstanden die uitnodigen tot een bepaalde verkeersmanoeuvre, maar waarvoor de zichtafstand in werkelijkheid onvoldoende dan wel te ruim is om die manoeuvre veilig uit te voeren. Voorbeelden zijn:
  • zeer ruime uitzichtdriehoeken bij kruispunten, die uitnodigen om de voorrangsweg met (te) hoge snelheid te kruisen;
  • het beschikbare inhaalzicht dat ruim voldoende is om op een veilige wijze te kunnen inhalen, terwijl er een inhaalverbod van kracht is.
Zichtbeperkende objecten
Zichtbeperkende objecten behoren niet binnen de benodigde zichtafstand voor te komen of geplaatst te worden. Objecten die het zicht van de bestuurder gedurende enkele seconden beperken, moeten worden verplaatst, verlaagd of verwijderd. De aanwezigheid van een enkele boom of lichtmast hoeft in relatie tot een bepaalde zichtafstand niet altijd problemen op te leveren. Gaat het echter om bomenrij of een afschermingsvoorziening langs een weg in een binnenboog dan zal moeten worden nagegaan of voldaan wordt aan de eisen met betrekking tot de zichtafstand.