Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Stroomwegen
Deze tekst is gepubliceerd op 04-10-11

Maatregelen

Voor werk in uitvoering op of langs regionale stroomwegen zijn in beginsel drie maatregelen moge lijk:
  • het geheel of gedeeltelijk afsluiten van de betreffende rijbaan, in combinatie met het instellen van een omleidingsroute;
  • het afsluiten van één rijbaan, waarbij het verkeer ‘om-en-om’ over de andere rijbaan wordt afgewikkeld met behulp van door steken in de midden berm en een tijdelijke verkeersregelinstallatie;
  • het afsluiten van één rijbaan, waarbij het verkeer in twee richtingen over de andere rijbaan wordt geleid (het 2-0 systeem).
Uitgaande van het standaard dwarsprofiel voor regionale stroomwegen (2×1 rijstrook), verdient het aanbeveling om bij werken in uitvoering waarbij de verkeersruimte wordt beperkt, over te gaan tot afslui ting van de rij baan en omlei ding van het ver keer. Alleen wan neer geen adequate omleidings route aanwezig is of gecre ëerd kan wor den, kan het verkeer via de andere rijbaan worden geleid.
De ‘om-en-om’ maatregel ligt voor de hand, maar verdient echter niet altijd de voorkeur. In veel situaties doet deze maatregel te veel afbreuk aan de doorstroming van het verkeer. Deze maatregel kan alleen worden toegepast in situaties waarbij de verkeersintensiteiten relatief laag zijn, waardoor er nauwelijks of geen capaciteitsproblemen ontstaan. In situaties met hoge intensiteiten kan overwogen worden een deel van het verkeer in beide richtingen via een andere route om te leiden.
Alleen het verkeer dat vanwege de bereikbaarheid niet kan worden omgeleid wordt ‘om-en-om’ over de nog beschikbare rijbaan geleid. De verkeersintensiteit is dan lager, waardoor minder snel capaciteitsproblemen ontstaan.
Wanneer het verkeer niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgeleid en de verkeersintensiteit te hoog is voor de ‘om en om’ maatregel, dient de rijbaan zo ingericht te worden dat het verkeer in twee richtingen op één rijbaan kan worden afgewikkeld (het 2-0 systeem).
2-0 systeem
Systeem bij werk in uitvoering waarbij het verkeer in twee richtingen op één rijbaan wordt afgewikkeld.

De minimum verhardingsbreedte per rijbaan voor het 2-0 systeem is, afhankelijk van het wel of niet de aanwezig zijn van een fysieke scheiding tussen de rijrichtingen, 7,00 of 6,00 m. Vanwege de verkeersveiligheid en de continuïteit van de fysieke rijbaanscheiding, verdient een oplossing met een fysieke scheiding tussen de rijrichtingen de voorkeur.
Bij de toepassing van een barrier komt de minimale verhardingsbreedte op 7,00 m. De scheiding bestaat bij voorkeur niet uit los geplaatste geleidebakens vanwege het verschuiven of omwaaien door het aan beide zijden langsrijdende verkeer. Bij een scheiding in de vorm van een doorgetrokken asstreep is een verhardingsbreedte van minimaal 6,00 m noodzakelijk (twee rijstroken met een breedte van 3,00 m inclusief markering).
Voor beide profielen is uitgegaan van het instellen van een maximale snelheid van 70 km/h (CROW, 1999). Opgemerkt moet worden dat beide profielen in meer of mindere mate problemen kunnen opleveren voor hulpdiensten en bredere voertuigen met ontheffing.
Bij nationale stroomwegen (autosnelwegen) is de vluchtstrook verbreed om bij werken in uitvoering een 4-0 systeem mogelijk te maken. Om een 2-0 systeem op regionale stroomwegen te kunnen realiseren dient de vluchtzone in het standaard dwarsprofiel te worden aangepast:
  • de semi-verharde berm dient verhard te worden uitgevoerd;
  • de vluchtzone dient te worden verbreed tot 3,20 m.
Door de verbreding van de vluchtzone kan in normale situaties een vrachtauto bij calamiteiten geheel buiten de rijbaan worden opgesteld.
Wanneer deze maatregelen niet bij aanleg van de stroomweg al zijn meegenomen, kunnen zij alleen worden uitgevoerd wanneer de betreffende rijbaan wordt afgesloten. Met andere woorden, het 2-0 systeem kan alleen worden toegepast op regionale stroomwegen die bij aanleg of volledige reconstructie hierop zijn aangepast.
Een alternatief dwarsprofiel in relatie tot werken in uitvoering waarbij het 2-0 systeem zonder ingrijpende aanpassingen gerealiseerd kan worden, berust op het creëren van één totale verhardingsbreedte voor beide rijbanen en de toepassing van een verplaatsbare geleidebarrier in de middenberm. De ruimte die nodig is voor een 2-0 systeem wordt hierbij niet aan de zijde van de vluchtzone gecreëerd, maar in de middenberm.
Het flexibel dwarsprofiel van een regionale stroomweg bestaat uit:
  • de totale verhardingsbreedte van minimaal 12,00 m;
  • een in het midden van de verharding en op het wegdek geplaatste geleidebarrier;
  • bij werken in uitvoering wordt de barrier zodanig geplaatst, dat aan één zijde het verkeer in beide richtingen wordt afgewikkeld (2 rijstroken van 3,00 m inclusief markering, zonder fysieke scheiding) en aan de andere zijde een werkvak wordt gecreëerd;
  • bij werkzaamheden in het middengedeelte (de rijbaanscheiding) wordt een extra barrier geplaatst.
De keuze van de maatregel is sterk afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en de duur van de werkzaamheden. Elke oplossing vraagt om specifieke tijdelijke maatregelen. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden, dat alle maatregelen om het werk mogelijk te maken zelf ook als werk in uitvoering zijn te beschouwen. Voor het uitvoeren van deze maatregelen, zoals het verplaatsen of aanbrengen van een barrier, dienen ook de voorgeschreven afzetting en bebakening van het werkvak te worden uitgevoerd.