Situering
Situering in het netwerk
Een uitvoeging wordt toegepast om het begin van afritten en verbindingswegen op de stroomweg aan te sluiten.
Situering in het dwarsprofiel
Het uitvoegen gebeurt in principe alleen aan de rechterzijde van de rijbaan, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een uitrijstrook. Bij enkelstrooksrijbanen is het eventueel mogelijk een uitvoeging aan de linkerzijde te maken.
Situering in het alignement
De situering en de vormgeving van de uitvoeging moeten zodanig zijn dat de weggebruiker tijdig een goed beeld krijgt van de plaats en de wijze van uitvoegen. De situering mag niet misleidend zijn. In verband hiermee wordt de uitvoeging bij voorkeur ontworpen langs rechte of nagenoeg rechte wegvakken. Indien de uitvoeging toch in een boog moet worden ontworpen, vereisen belijning, zichtlengte en parallax extra aandacht. Ook het verticale alignement dient daarbij aandacht te krijgen (zichtlengte bij uitvoeging na bolle boog, inschattings problemen boogstraal bij ligging in holle of bolle boog enzovoort).