Asfaltmastiek
Asfaltmastiek bestaat uit zand, zeer zwakke of zwakke kalksteenvulstof en bitumen 70/100. Het is een overvuld mengsel met een relatief lage stijfheid. Het mengsel is zowel waterdicht als gronddicht. Een asfaltmastieklaag kan worden opgebouwd uit een aantal afzonderlijke lagen die dakpansgewijs over elkaar worden gelegd. Als deze lagen niet goed aan elkaar zijn gehecht, hetzij door zandinsluitingen, hetzij door onvoldoende warmteoverdracht, kan stromend water de niet aansluitende laag optillen en zelfs doen opbreken. Asfaltmastiek vormt door het gladde oppervlak geen goede vestigingsplaats voor zeeorganismen zoals wieren, mosselen of zeepokken die soms de aanzet tot schade zijn. De maximale steilheid van het talud bedraagt onder water 1:7 en boven water 1:10.
Bij de productie van asfaltmastiek wordt vaak gebruik gemaakt van een zogenoemde opmenger. Deze bestaat uit een kleine mengeenheid waarin ‘halffabricaat’ wordt opgewerkt met bitumen. Het halffabricaat, dat wordt betrokken van een normale asfaltmenginstallatie, bestaat uit een asfaltmengsel waaraan maar een deel van het benodigde bitumen is toegevoegd. Op het werk worden het resterende bitumen toegevoegd en gemengd. Het voordeel van een dergelijke installatie is dat de kwaliteit van het mengsel op het werk kan worden bijgestuurd. Indien halffabricaat en bitumen voor overvulde mengsels (als asfaltmastiek en gietasfalt) in roerketels wordt aangevoerd, kan het eindproduct in de roerketel worden bereid. De daarvoor benodigde roertijd moet dan wel proefondervindelijk worden vastgesteld.
Asfaltmastiek moet bij de verwerking gietbaar zijn, terwijl het bij normale omgevingstemperatuur een voldoende hoge viscositeit moet hebben die ongewenste vloei en vervorming bij de toegepaste taludhelling en laagdikte voorkomt. Het materiaal wordt gebruikt in de getijzone en onder water, als bodem- en teenbescherming, als afdichting (prefab asfaltslab) en als penetratiemateriaal voor breuksteenbekledingen, niet stabiele gezette steenbekledingen en overgangsconstructies. Asfaltmastiek wordt boven water aangebracht met de bak van een hydraulische kraan of met een kubel. Onder water wordt een speciale kubel gebruikt die dicht en geïsoleerd is. De verwerkingstemperatuur boven water moet tussen de 100°C en 190°C liggen; onder water mag de temperatuur maximaal 170°C bedragen.