Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Asfalt in de weg- en waterbouw
Deze tekst is gepubliceerd op 17-12-20

Discontinu systeem

Het principe van een discontinu systeem is dat het mengen, en daarmee dus de productie van het asfalt, plaatsvindt in charges (chargemenger) (zie Figuur 57). Het mineraal aggregaat, zoals zand- en steenslagsoorten, wordt meestal met behulp van een laadschop uit de opslagvakken in de trechtervormige voordoseurs gedeponeerd. De materiaalstroom uit de verschillende voordoseurs kan, afhankelijk van het te produceren asfaltmengsel, naar behoefte worden ingesteld. De hoeveelheden die uit de voordoseurs worden gehaald, hebben ongeveer dezelfde verhouding als de bestanddelen in het uiteindelijke mengsel. Vervolgens worden de gedoseerde bouwstoffen via een lopende band naar de droogtrommel gevoerd.
[ link ]

Figuur 57 Schema discontinu systeem met hergebruik

De droogtrommel is een enigszins hellend (circa 4 tot 6 graden) opgestelde cilinder die langzaam om zijn lengteas draait. Binnenin de cilinder zijn schoepen gemonteerd die ervoor zorgen dat het mineraal aggregaat verstrooid wordt in de trommel en door de trommel wordt getransporteerd. Aan de lage kant van de trommel bevindt zich de brander waarmee warmte in het proces wordt gebracht. De verbrandingsgassen worden vanaf de brander door de droogtrommel naar de hoge kant gezogen, terwijl de bouwstoffen (mineraal aggregaat) in de tegengestelde richting door de trommel bewegen (tegenstroomprincipe). Op deze manier worden de bouwstoffen gedroogd en verwarmd.
De verbrandingsgassen worden vervolgens via een stofreinigingssysteem (filter) gevoerd dat het tijdens het drogen vrijgekomen stof afvangt en via een afzuigventilator naar de buitenlucht afvoert. Het gedroogde en verwarmde mineraal aggregaat wordt aan de branderzijde afgevoerd en via een bakjesladder (de ‘warme ladder’) op een zeefinstallatie gestort. De tril- of schudzeefinstallatie zeeft het mineraal aggregaat in diverse korrelgroottefracties uit, waarna deze in afzonderlijke silo’s worden opgeslagen.
Bij sommige asfaltmenginstallaties kan op deze wijze een grote voorraad gedroogd en warm mineraal aggregaat van verschillende graderingen worden opgeslagen (twaalf en meer). Dit maakt een snelle wisseling van recepten van asfaltmengsels mogelijk. Om per soort mineraal aggregaat een voldoende grote opslag te hebben, worden hoge silo’s gebruikt. Dit kan leiden tot een hoogte van de totale installatie van 40 m en meer. Er is dan sprake van een ‘toreninstallatie’. Dit is in principe een normale chargemenger, waarbij de voorraad mineraal aggregaat voor directe productie echter niet op het opslagterrein ligt, maar gedroogd en uitgezeefd op de gewenste temperatuur beschikbaar is.
Tot zover is het productieproces continu verlopen. Het vervolg is echter discontinu. In deze fase worden het warme mineraal aggregaat en eventueel het asfaltgranulaat (oude asfalt) uit de voorraadsilo’s, het warme bitumen uit een verwarmde tank en de koude vulstof in afzonderlijke weegbakken afgewogen door de procesbesturing en vervolgens in de mengbak gebracht. Het asfaltgranulaat kan zowel koud als warm worden toegevoegd, afhankelijk van de installatie en de gewenste hoeveelheid. In Nederland wordt het asfaltgranulaat altijd opgewarmd. Vandaar dat iedere Nederlandse asfaltcentrale een paralleltrommel (zie Figuur 58) heeft, waarin het asfaltgranulaat opgewarmd wordt. Het mengen duurt hooguit een minuut en tijdens dit proces worden in de weegbakken opnieuw bouwstoffen afgewogen voor de volgende charge.
[ link ]

Figuur 58 Paralleltrommel (‘zwarte trommel’) in asfaltmenginstallatie

Het gerede asfaltproduct wordt in een geïsoleerde eindsilo opgeslagen en met hiervoor speciaal toegeruste vrachtauto’s naar het werk vervoerd. Elke vrachtauto wordt leeg en vol gewogen, waarbij tevens nauwkeurig wordt geregistreerd welk product aan welke afnemer is geleverd. Het productieproces is grotendeels computergestuurd.