Klein onderhoud
Klein onderhoud aan wegverhardingen (bij Rijkswaterstaat aangeduid met de term vast onderhoud), omvat de volgende posten:
- kleinschalig onderhoud aan verhardingen, zoals herstraatwerkzaamheden, kantopsluitingen, schoonmaakwerkzaamheden en onderhoudwerkzaamheden;
- bestrijden van onkruid op verhardingen en reinigen van verhardingen;
- herstellen van schades aan verhardingen ten gevolge van ongevallen en calamiteiten;
- preventief lokaal aanbrengen verjongingsmiddel op ZOAB-deklagen.
Bij deklagen bestaande uit asfaltbeton is klein onderhoud vooral gericht om gaten te vullen, spoorvorming te repareren, scheuren, naden en gerafelde plekken te dichten en kleine plekken met craquelé te vervangen. Hierdoor wordt voorkomen dat bij vorst ernstige schade ontstaat door het kapot vriezen van het wegdek. Op rijkswegen worden asfaltbeton vluchtstroken in de regel viermaal per jaar schoongeveegd om ruitbreuk en lekke banden van voertuigen en vervuiling van de bermen tegen te gaan.
Klein onderhoud ZOAB Bij ZOAB-deklagen worden de redresseerstrook en de laaggelegen vluchtstrook met tijdsintervallen van vijf tot zeven maanden inwendig gereinigd met een zogenoemde ZOAB-cleaner of gelijkwaardig. De vluchtstrook kan langzaam dichtslibben door vuilophoping, waardoor de waterafvoer kan stagneren. Waterafvoer is belangrijk omdat water op de naastgelegen rijstroken spat- en stuifwater veroorzaakt. Door de pompende en zuigende werking van de snel rijdende autobanden is reiniging op de bereden rijstroken niet nodig. Het afkomend materiaal uit de ZOAB-cleaner is verontreinigd en wordt na indikking afgevoerd naar verwerkingsinstallaties.
Naast de reiniging van de ZOAB-vluchtstrook wordt het oppervlak van de vluchtstrook ook geveegd. Het vegen gebeurt niet volgens een vast stramien, maar is afhankelijk van de staat van de vluchtstrook. Indien er losse stenen op de vluchtstrook liggen zal dat niet mogen leiden tot schade en zal de onderhoudsaannemer moeten anticiperen op de situatie. Als de schade aan asfalt boven de interventiewaarde komt, is er vooral in het geval van rafeling en scheurvorming sprake van overmatige steenslag. Het risico hierop is groot op oudere asfaltverhardingen gedurende koude periodes in de wintermaanden.
Het klein onderhoud van 2L-ZOAB en DGD is vergelijkbaar met dat van enkellaags ZOAB. Tijdens dit onderhoud kunnen gaten worden gevuld en kan de stroefheid worden verbeterd. Spontane gaten treden vooral op in de wintermaanden(vorst-dooi). In die perioden worden redresseerstroken en vluchtstroken vanwege een temperatuur van 5°C of lager niet gereinigd. De stroefheid kan worden verbeterd met gevalideerde levensduur verlengende maatregelen, zoals brandpuntwaterstralen onder hoge druk en het opruwen van het asfaltoppervlak (zie Figuur 138. Deze methoden worden in principe ingezet bij wegvakken, waarvan de levensduur van het asfalt tegen het einde loopt.
[ link ]
Figuur 138 Opruwen van wegdek
Afwatering is noodzakelijk om het wegdek vrij te houden van water om aquaplaning tegen te gaan en om winterschade aan de verharding te voorkomen. Ook wordt voorkomen dat de bermen en het weglichaam verzadigd raken met water. Hierdoor kan namelijk de draagkracht van de weg en de stabiliteit van het weglichaam in het geding komen.
Om de afwatering te bevorderen, worden wegen onder afschot (dwarshelling) gelegd. Buiten de bebouwde kom voeren bermen meestal het water af naar de bermsloten. Binnen de bebouwde kom wordt het water doorgaans afgevoerd via straatkolken. Smalle bermen en middenbermen van wegen met gescheiden rijbanen hebben echter vaak onvoldoende afwateringscapaciteit. Als dat het geval is wordt plaatselijk een drainagesysteem aangelegd bestaande uit goten, kolken en buizen die op wegsloten uitmonden. Vooral op verkantingsovergangen op hoofdwegen met een deklagen van asfaltbeton, maar ook bij ZOAB-deklagen, kunnen afwateringsproblemen ontstaan, die plaatselijk tot spat- en stuifwater tijdens en na de regenval kunnen leiden.
In waterwingebieden en op plaatsen waar het water van het verhardingsoppervlak sterk verontreinigd is, zoals op platforms op vliegvelden waar met de-icingsmiddelen wordt gewerkt, is opvang en zuivering van het water een voorwaarde.
Onderhoud bermbegroeiingBermen met begroeiing liggen meestal ongeveer 5 cm lager dan de bovenkant van de aangrenzende verharding. Hierdoor is afstroming van AC-deklagen en uitstroming van ZOAB-deklagen geregeld. Na 5 tot 15 jaar houdt de opgegroeide berm het water steeds meer tegen. Op rijkswegen wordt gemiddeld elke acht jaar de berm verlaagd over een breedte van 3 m. Dit onderhoud doet de uitvoerder tegelijk met de vervanging van de deklaag bij rijbaanbreed onderhoud. Op lagere ordewegen wordt de berm zelden verlaagd.