Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Asfalt in de weg- en waterbouw
Deze tekst is gepubliceerd op 20-12-20

Overlagen/inlagen om conserveringsredenen

Overlagen om conserveringsredenen bestaat uit het aanbrengen van een nieuwe asfaltlaag met een dikte van 25 tot 45 mm met als doel om de textuur vanwege rafeling, onvoldoende stroefheid, de dwarsonvlakheid en/of scheuren in de deklaag te herstellen. De maatregel wordt toegepast op deklagen van AC, SMA en ZOAB. De levensduurverlenging die kan worden gerealiseerd varieert van acht tot negen jaar voor wegen binnen de bebouwde kom tot een iets kortere periode voor wegen met hogere rijsnelheden [111]. De keuze voor een overlaging wordt veelal genomen wanneer er matige tot ernstige schade aanwezig is over een groot deel van het oppervlak, maar de draagkracht nog in orde is.
De verwerking van asfalt in een overlaag is vrijwel gelijk aan die van het aanbrengen van asfalt in een nieuwe wegconstructie (zie hoofdstuk 6). Voorafgaande aan de overlaging moet de oude markering worden verwijderd en met een kleeflaag tussen de oude deklaag en de nieuwe laag worden aangebracht. Aanbrengen van een deklaag op een deklaag herbergt de kans op dwarsonvlakheid in de toekomst, vooral in de oude deklaag. Deklaagmengsels hebben immers veelal een weerstand tegen permanente vervorming die geringer is dan die van tussenlaagmengsels.
Tijdens de uitvoering moet vanwege de geringe laagdikte rekening worden gehouden met het type mengsel in combinatie met temperatuur en weersomstandigheden. Bij een overlaging wordt extra hoogte aangebracht. Dit heeft consequenties voor de aansluiting met de inritten en straatkolken.
In veel gevallen wordt bij het aanbrengen van een deklaag om conserveringsredenen de huidige asfaltverharding ondiep gefreesd. Een kritiek punt bij het uitvoeren van aanbrengen van de inlage is de plaats van de langsnaad. Deze is het kwetsbaarst als het gaat om schadeontwikkeling, zeker in het geval van open deklagen. Deze naad moet zoveel mogelijk buiten het rijspoor worden gehouden. Bij rijstrookbreed onderhoud aan ZOAB-deklagen op meerstrookwegen werd vroeger veel rafeling bij de naden geconstateerd.
Door de volgende richtlijnen bij verwerking en verdichting van ZOAB-inlagen naast bestaande ZOAB-deklagen in acht te nemen wordt het risico voor vroegtijdig schade van de naad minimaal [110]:
  • Na het frezen moeten de aanliggende rijstroken worden schoongemaakt.
  • De ingezette walsen mogen niet over het oude ZOAB rijden om zodoende de schade aan het oude ZOAB te beperken (Rijkswaterstaat hanteert zelfs een walsverbod). Dit geldt zowel voor de langs- als de dwarsnaad.
  • Er moet op worden toegezien dat geen (nieuw/oud) materiaal in het oude ZOAB wordt gewalst. Hierdoor wordt zo veel mogelijk verbrijzeling en de afname van de doorlatendheid van het oude ZOAB voorkomen.
  • Schranken (draaien of sturen van de wals) op het oude ZOAB moet worden beperkt. Door de wringing die hierdoor ontstaat kan schade ontstaan aan het oude ZOAB.
  • Om kans op steenverlies uit het oude ZOAB te verkleinen, moet vooraf of kort na voltooiing van de werkzaamheden op het oude ZOAB een dunne kleeflaag of verjongingsmiddel worden aangebracht langs de naden van het freeswerk. De kleeflaag of het verjongingsmiddel moeten eveneens ca. 25 m voor en na het reparatievak aangebracht worden (zie Figuur 142).
[ link ]

Figuur 142 Behandeling van naastliggend ZOAB bij ZOAB-inlage