Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Asfalt in de weg- en waterbouw
Deze tekst is gepubliceerd op 16-12-20

Verwerkbaarheid

Onder verwerkbaarheid wordt verstaan de spreidbaarheid en verdichtbaarheid van asfalt. De spreidbaarheid is een maat voor het gemak waarmee het asfalt door de asfaltspreidmachine of met de hand gelijkmatig en homogeen over de werkbreedte kan worden verdeeld. De verdichtbaarheid is een maat voor het gemak waarmee het gespreide asfalt door de walsen op de gewenste dichtheid kan worden gebracht.
Zowel de spreidbaarheid als de verdichtbaarheid zijn zeer belangrijke mengseleigenschappen. De verdichtbaarheid kan worden gemeten door middel van gyratoronderzoek (NEN-EN 12697-10). Dit kan door monsters te verdichten bij verschillende verdichtingsenergieën of door na elke gyratie de dichtheid van een monster te meten. Praktijkervaring is noodzakelijk om deze kwalitatieve eigenschappen op de juiste wijze in de mengsels in te bouwen. Belangrijke parameters zijn onder andere de mortelsamenstelling, de maximale korrelgrootte en de laagdikte.
De mortelsamenstelling, dat wil zeggen de hoeveelheid bitumen en de verhouding vulstof/bitumen, bepaalt de inwendige kleefkracht en daarmee de inwendige samenhang van het mengsel. Grotere steenkorrels neigen sterker tot ‘afrollen’ en bemoeilijken daardoor een homogene spreiding. Bovendien laten grovere steenslag in een bepaalde laagdikte zich moeilijker verdichten dan kleinere steenslag in dezelfde laagdikte, zeker als deze laagdikte beperkt is. Bij een geringe laagdikte koelt het asfalt relatief snel af, waardoor de verdichtbaarheid snel afneemt. De laagdikte dicteert de maximumkorrelafmeting van het mengsel.
Een relatief grote maximumkorrel is gunstig voor de stabiliteit van de laag, maar heeft een ongunstig effect op de spreidbaarheid en de verdichtbaarheid. Voor deklagen is een maximumkorrelafmeting gelijk aan 1/3 van de nominale laagdikte een goede waarde; voor asfaltbeton in onderlagen kan tot 40% van de gemiddelde laagdikte worden gegaan (zie ook 4.6.2 Korrelafmeting).
Voor een goede menging, spreiding en verdichting moet het mengsel steeds de juiste viscositeit bezitten. De viscositeit van het mengsel hangt sterk af van de viscositeit van het bindmiddel. Dit stelt eisen aan de temperaturen in de verschillende fasen van de verwerking. Dunne asfaltlagen koelen relatief snel af, waardoor de voor een optimale verdichting beschikbare tijd kort is. Bij toepassing van bitumen 70/100 is er meer tijd voor verdichting dan bij toepassing van bitumen 40/60.
De verdichtbaarheid van asfalt wordt bovendien in belangrijke mate beïnvloed door de hoeveelheid bitumen, de hoeveelheid en de soort vulstof, het gehalte aan grof mineraal aggregaat en de korrelvorm van het mineraal aggregaat.
Toepassing van brekerzand bemoeilijkt de verdichtbaarheid meer dan wanneer rondkorrelig zand wordt gebruikt. Figuur 54 toont de verschillende invloeden op de verdichtbaarheid van AC 16 surf 70/100 door weergave van het aantal walsovergangen dat nodig is om een zelfde verdichtingsresultaat te behalen onder overigens gelijke omstandigheden.
[ link ]

Figuur 54 Effecten van verschillende invloeden op de verdichtbaarheid van AC 16 surf 70/100

De invloed van de soort en de aard van de vulstof op de verwerkbaarheid is aanzienlijk. Gebruik van een middelsoort vulstof vereist meer walsovergangen dan gebruik van een zwakke vulstof. Asfaltmengsels met calciumcarbonaatrijke vulstoffen zijn, vergeleken met andere vulstoffen, in het algemeen beter verdichtbaar.