Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Asfalt in de weg- en waterbouw
Deze tekst is gepubliceerd op 16-12-20

Warm asfalt en halfwarm asfalt

Bij heet asfalt wordt in asfaltmenginstallaties bitumen toegevoegd aan een mengsel van zand, grind en/of steenslag dat een temperatuur heeft van 160 tot 180ºC. Deze temperatuur is noodzakelijk om een goede binding te realiseren met volledig droge bouwstoffen. Met schuimbitumentechnieken is het mogelijk asfaltbeton te maken in een warm of halfwarm procedé, bij temperaturen van slechts 90 tot 120°C. Schuimbitumen wordt verkregen door een kleine hoeveelheid water te injecteren in bitumen van 160 tot 180ºC. Het water verdampt explosief en vormt hierbij ontelbaar veel kleine bitumenbellen, waardoor schuimbitumen wordt gevormd. Hierdoor neemt de viscositeit tijdelijk sterk af en kan het schuimbitumen worden gemengd met koud en zelfs vochtig mineraal aggregaat. Meestal wordt een additief toegevoegd om het bitumen beter te laten schuimen en een betere hechting tussen bitumen en mineraal aggregaat te krijgen. Als er vocht in het mengsels aanwezig is, zal gedurende de verdichting een deel van het vocht verdwijnen; de rest verdampt in de loop der tijd of moet worden gebonden door een hygroscopisch actieve vulstof.
Warme of halfwarme mengsels kunnen in een charge- of trommelmenger (zie 5.3 worden geproduceerd. Het product kan verwerkt worden met standaard spreidmachines en verdichtingsapparatuur. Het mengsel kan dezelfde functionele eigenschappen hebben als regulier vervaardigd heet asfaltbeton [52].
In het kader van duurzaam inkopen (zie 8.1) zijn warme of halfwarme mengsels voor wegbeheerders en overheden een aantrekkelijke optie. Ze kunnen hiermee invulling geven aan hun beleid ten aanzien van energiereductie en beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen zoals koolstofdioxide, diverse stikstofoxiden en koolwaterstofverbindingen.