Natte stroefheid bij 50 km/h
Referentie/norm/voorschrift, principe
In Nederland wordt voor het meten van de natte stroefheid proef 150 van de Standaard RAW Bepalingen gebruikt [1]. Deze meet de wrijvingscoëfficiënt (horizontale wrijvingskracht gedeeld door verticale normaalkracht) op een nat wegdek. Hierbij wordt een ongeprofileerde standaardband gebruikt die met 86% slip (dus bijna blokkerend) over het wegdek wordt gesleept in een speciale aanhangwagen. Om het wegdek te benatten wordt een standaardhoeveelheid water (overeenkomend met een waterfilm van 0,5 mm dikte op een profielloos wegdek) voor de band gespoten (zie figuur 5).
In Nederland wordt voor het meten van de natte stroefheid proef 150 van de Standaard RAW Bepalingen gebruikt [1]. Deze meet de wrijvingscoëfficiënt (horizontale wrijvingskracht gedeeld door verticale normaalkracht) op een nat wegdek. Hierbij wordt een ongeprofileerde standaardband gebruikt die met 86% slip (dus bijna blokkerend) over het wegdek wordt gesleept in een speciale aanhangwagen. Om het wegdek te benatten wordt een standaardhoeveelheid water (overeenkomend met een waterfilm van 0,5 mm dikte op een profielloos wegdek) voor de band gespoten (zie figuur 5).
[ link ]
Figuur 5. Natte stroefheidsmeting conform RAW-proef 150
Eenheid, nauwkeurigheid, referentiewaarden
De gemeten wrijvingscoëfficiënt volgens RAW-proef 150 wordt aangegeven met f50 en is dimensieloos; de grootheid is immers kracht gedeeld door kracht, dus de eenheid N/N.
De f50 wordt gerapporteerd in twee decimalen, dus bijvoorbeeld 0,43. Hoe hoger het getal, hoe beter de stroefheid (en hoe veiliger de weg op dat aspect).
De gemeten wrijvingscoëfficiënt volgens RAW-proef 150 wordt aangegeven met f50 en is dimensieloos; de grootheid is immers kracht gedeeld door kracht, dus de eenheid N/N.
De f50 wordt gerapporteerd in twee decimalen, dus bijvoorbeeld 0,43. Hoe hoger het getal, hoe beter de stroefheid (en hoe veiliger de weg op dat aspect).
Minimumwaarde natte stroefheid
Voor de natte stroefheid volgens RAW-proef 150 geldt te allen tijde een algemene minimumwaarde van 0,38 [35]. Deze is gebaseerd op Nederlands verkeersveiligheidsonderzoek rond 1970 [55, 56]. Bij lagere waarden is actie van de wegbeheerder vereist (waarschuwingsborden, eventueel een snelheidsbeperking, zo nodig stroefheidverbeterende maatregelen).
De reproduceerbaarheid van RAW-proef 150 bedraagt 0,03. Dit betekent dat bij herhaling van de proef (binnen enkele uren en bij gelijke omstandigheden) met een andere meetaanhanger en een andere operator niet meer dan 0,03 verschil in meetwaarde wordt gevonden.1)Correcter, maar moeilijker geformuleerd: bij herhaling van de proef ‘onder herhaalbaarheids-omstandigheden’ zal het verschil in meetwaarden (voor hetzelfde 100m-vak) met een betrouwbaarheid van 90 procent maximaal 0,03 bedragen. Omdat er dus enig verschil in meetresultaten mogelijk is, lijkt het wellicht dat een eventuele afkeuring in marginale gevallen succesvol zou kunnen worden betwist door een hermeting te laten uitvoeren met een andere aanhanger. Dit is inderdaad mogelijk. Toch is de kans op succes gering, omdat ten eerste het verschil tussen twee metingen meestal minder bedraagt dan 0,03, ten tweede bij hermeting ook een lagere waarde kan worden gevonden, en ten derde meestal niet over een heel wegvak een consistente afwijking in één richting wordt gevonden. Wel is het zo dat de stroefheid van een wegdek in de tijd sterk kan variëren, vooral direct na openstelling voor het verkeer. In dat geval geeft hermeting een beeld van de (nieuwe) situatie op het nieuwe meetmoment; hierop kan dan een heroverweging van een eventuele afkeuring worden gebaseerd. De herhaalbaarheid (herhaling met dezelfde aanhanger en operator) bedraagt circa 0,01.
De gebruikelijke waarden voor de f50 liggen ongeveer tussen de 0,35 en 0,70. Er komen uitschieters voor tot 0,25 en 0,80.
In de Standaard RAW Bepalingen 2005 worden wat betreft de natte stroefheid alleen opleveringseisen gesteld aan deklagen die afgestrooid moeten worden met steenslag (of brekerzand bij steenmastiekasfalt). Deze eisen zijn gebaseerd op zowel gewenste minimumwaarden bij verkeersopenstelling als ervaring met het langeduurverloop van de stroefheid op deze materialen. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is het echter gewenst ook stroefheidseisen te stellen aan alle andere deklagen (dus ook aan niet-afgestrooide deklagen en aan deklagen die worden afgestrooid met andere materialen dan steenslag of brekerzand).
In de Standaard RAW Bepalingen 2005 worden wat betreft de natte stroefheid alleen opleveringseisen gesteld aan deklagen die afgestrooid moeten worden met steenslag (of brekerzand bij steenmastiekasfalt). Deze eisen zijn gebaseerd op zowel gewenste minimumwaarden bij verkeersopenstelling als ervaring met het langeduurverloop van de stroefheid op deze materialen. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is het echter gewenst ook stroefheidseisen te stellen aan alle andere deklagen (dus ook aan niet-afgestrooide deklagen en aan deklagen die worden afgestrooid met andere materialen dan steenslag of brekerzand).
Zoals vermeld is de algemene minimumwaarde 0,38. Om enige marge te creëren wordt echter een minimumeis van 0,40 aanbevolen. De minimumwaarde geeft overigens geen zekerheid over de stroefheid op de langere duur. Maar als een steenslag met voldoende polijstweerstand2)De polijstweerstand is uiteraard niet afhankelijk van de verkeersintensiteit, maar de verkeersintensiteit bepaalt wel hoe lang de stroefheid van het mineraal aggregaat op peil blijft. Daarom geldt dat naarmate de verkeersintensiteit toeneemt, een hogere polijstweerstand nodig is om een voldoende lange functionele levensduur qua stroefheid te bereiken. Zie verder paragraaf 8.6. wordt toegepast en het asfalt niet vetslaat of gaat rafelen, zijn voor de huidige asfaltsoorten weinig langeduurproblemen te verwachten.
Bij het opstellen van de richtlijnen is rekening gehouden met de nauwkeurigheid en herhaalbaarheid van de proef, zodat het meetresultaat direct kan worden getoetst aan het criterium, zonder extra toleranties of correcties voor de meetnauwkeurigheid.
Beperkingen
De meting kan alleen worden uitgevoerd als zowel de lucht als het wegdek een temperatuur heeft boven 2 °C en bij afwezigheid van neerslag. Het wegdek mag niet nat zijn (zichtbaar water), maar wel vochtig. Vuil op het wegdek (zand, stof, klei, strooizout, olie en dergelijke) verstoort de meting en geeft lagere meetwaarden.
De meting kan alleen worden uitgevoerd als zowel de lucht als het wegdek een temperatuur heeft boven 2 °C en bij afwezigheid van neerslag. Het wegdek mag niet nat zijn (zichtbaar water), maar wel vochtig. Vuil op het wegdek (zand, stof, klei, strooizout, olie en dergelijke) verstoort de meting en geeft lagere meetwaarden.
Gewenst meetmoment
Van enkele DAD-producten (en ook van niet-afgestrooid steenmastiekasfalt) is bekend dat de natte stroefheid in de eerste weken na verkeersopenstelling onvoldoende kan zijn, zelfs wanneer deze vóór verkeersopenstelling voldoende is, zie [40]. Van andere producten is geen informatie bekend. Vanwege de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder om de weggebruiker een veilig (dus voldoende stroef) wegdek aan te bieden, wordt aanbevolen om bij niet-afgestrooide deklagen vóór verkeersopenstelling waarschuwingsborden te plaatsen en een tijdelijke snelheidsbeperking in te stellen. Ook wordt aanbevolen om ongeveer drie tot vier weken na verkeersopenstelling de natte stroefheid te meten en daarop het product te keuren (en te beoordelen of de borden weg kunnen). Verdere metingen gedurende de gebruiksduur van de verharding kunnen naar behoefte worden uitgevoerd, afgestemd op de verkeerssituatie (onder meer intensiteit), eventuele vermoedens over een ontoereikende stroefheid en eventuele ongevalobservaties.
Van enkele DAD-producten (en ook van niet-afgestrooid steenmastiekasfalt) is bekend dat de natte stroefheid in de eerste weken na verkeersopenstelling onvoldoende kan zijn, zelfs wanneer deze vóór verkeersopenstelling voldoende is, zie [40]. Van andere producten is geen informatie bekend. Vanwege de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder om de weggebruiker een veilig (dus voldoende stroef) wegdek aan te bieden, wordt aanbevolen om bij niet-afgestrooide deklagen vóór verkeersopenstelling waarschuwingsborden te plaatsen en een tijdelijke snelheidsbeperking in te stellen. Ook wordt aanbevolen om ongeveer drie tot vier weken na verkeersopenstelling de natte stroefheid te meten en daarop het product te keuren (en te beoordelen of de borden weg kunnen). Verdere metingen gedurende de gebruiksduur van de verharding kunnen naar behoefte worden uitgevoerd, afgestemd op de verkeerssituatie (onder meer intensiteit), eventuele vermoedens over een ontoereikende stroefheid en eventuele ongevalobservaties.