3 Uitvoeren van asfaltboringen
Onderwerp en toepassingsgebied
In dit protocol is beschreven hoe het in protocol 2 opgestelde boorplan moet worden uitgevoerd.
De opdrachtgever van de uitvoerder van het boorwerk kan een wegbeheerder zijn, maar kan ook een aannemer of opdrachtnemer zijn in het geval de wegbeheerder de uitvoering van stap 1(protocol 1) en stap 2(protocol 2) onderdeel heeft gemaakt van de opdracht voor de uitvoering van het werk. In het laatste geval kan de aannemer of de opdrachtnemer zelf de uitvoerder van het boorwerk zijn.
In de opdracht aan de uitvoerder van het boorwerk zal meestal zijn bepaald hoe de gaten moeten worden gevuld en waar de asfaltkernen moeten worden afgeleverd.
De opdrachtgever van de uitvoerder van het boorwerk kan een wegbeheerder zijn, maar kan ook een aannemer of opdrachtnemer zijn in het geval de wegbeheerder de uitvoering van stap 1(protocol 1) en stap 2(protocol 2) onderdeel heeft gemaakt van de opdracht voor de uitvoering van het werk. In het laatste geval kan de aannemer of de opdrachtnemer zelf de uitvoerder van het boorwerk zijn.
In de opdracht aan de uitvoerder van het boorwerk zal meestal zijn bepaald hoe de gaten moeten worden gevuld en waar de asfaltkernen moeten worden afgeleverd.
[ link ]
Figuur 4. Schematische weergave werkproces uitvoeren asfaltboringen
Werkproces 3
P.3.1 | Veiligheid, kabels en leidingen |
P.3.1.1 | Ga na of de wegbeheerder bijzondere verkeers- en veiligheidsmaatregelen heeft voorgeschreven in het vooronderzoek. |
P.3.1.2 | Neem in alle gevallen contact op met de wegbeheerder voor aanvang van het boorwerk, treed in overleg over de benodigde meldingen en tref in overleg de juiste verkeers- en veiligheidsmaatregelen. |
P.3.1.3 | Verzorg de benodigde mechanische graafmeldingen in het kader van de WION, voorafgaand aan de uitvoering van de boorwerkzaamheden. |
Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer van het boorwerk is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk toepassen van de veiligheidsmaatregelen, zoals beschreven in CROW-publicatie 96 én van eventueel door de wegbeheerder vereiste aanvullende maatregelen.
Als in de fundering geboord moet worden, is een melding in het kader van de WION nodig. Ga na of deze melding al heeft plaatsgevonden of nog moet plaatsvinden.
Verder moet de wegbeheerder in het historisch administratief onderzoek hebben aangegeven of in het asfalt kabels aanwezig zijn, bijvoorbeeld nabij opstelstroken bij verkeersregelinstallaties, portalen op autosnelwegen, enzovoort.
P.3.2 | Uitzetten boorlocaties |
P.3.2.1 | Meet één of enkele referentiepunten op waarmee de in het boorplan beschreven locaties en coördinaten, indien noodzakelijk in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, kunnen worden gekoppeld aan het feitelijke werk.eef |
P.3.2.2 | Tref de benodigde veiligheidsmaatregelen. |
Toelichting:
Er moet worden gecontroleerd of de opgegeven boorlocaties overeenkomen met de registratie van de locaties van de feitelijke boringen. Coördinaten en kilometrering zijn niet altijd nauwkeurig vastgelegd ten opzichte van het ontwerp of ten opzichte van de tekening of de lijsten uit het boorplan. Met behulp van deze referentiemeting moeten de in het boorplan vastgelegde locaties eenduidig zijn te koppelen aan coördinaten in het werk én aan de administratie van alle boorkernen. Vastlegging in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting is niet altijd noodzakelijk, zeker niet voor het onderliggende wegennet. Wel moeten de boorlocaties duidelijk zijn omschreven, eventueel voorzien van een situatieschets.
Er moet worden gecontroleerd of de opgegeven boorlocaties overeenkomen met de registratie van de locaties van de feitelijke boringen. Coördinaten en kilometrering zijn niet altijd nauwkeurig vastgelegd ten opzichte van het ontwerp of ten opzichte van de tekening of de lijsten uit het boorplan. Met behulp van deze referentiemeting moeten de in het boorplan vastgelegde locaties eenduidig zijn te koppelen aan coördinaten in het werk én aan de administratie van alle boorkernen. Vastlegging in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting is niet altijd noodzakelijk, zeker niet voor het onderliggende wegennet. Wel moeten de boorlocaties duidelijk zijn omschreven, eventueel voorzien van een situatieschets.
[ link ]
Foto 5. Uitvoeren boorwerk
P.3.3 | Uitvoeren boorwerk |
P.3.3.1 | Voer de boringen uit op de locaties die zijn aangegeven in het boorplan.
|
P.3.3.2 | Als op grond van waarnemingen tijdens het boren het vermoeden bestaat dat constructiedelen een afwijkende opbouw hebben, waarin geen kernen worden geboord, dient als volgt te worden gehandeld:
|
P.3.3.3 | Vul geboorde gaten volledig en duurzaam overeenkomstig de eisen van de opdrachtgever van het boorwerk, of overeenkomstig het bepaalde in de Standaard RAW Bepalingen met al dan niet reactief koudasfalt. |
Toelichting:
Het verrichten van diepere boringen is aan de orde wanneer de fundering en de ondergrond in beeld gebracht moeten worden. In dat geval wordt ook door de fundering (bijvoorbeeld van teerhoudend asfaltgranulaatcement) geboord en worden handmatig met een grondboor de onderliggende grondlagen bemonsterd. Voor diepere boringen kan indien nodig een ramguts worden gebruikt. Als de uitvoerder van het boorwerk zelfstandig mag besluiten extra kernen te boren, moet dit, naast de verrekenbaarheid van deze extra werkzaamheden, in het contract zijn geregeld.
De boorgaten moeten (tijdelijk) tot aan de uitvoering van het werk worden gevuld, zodat weer een gelijkmatig verhard oppervlak ontstaat.
Een opdrachtgever kan eisen stellen aan de vulwijze. Worden er geen eisen gesteld, dan kan de uitvoerder van het boorwerk kiezen voor een vulwijze overeenkomstig de Standaard RAW Bepalingen (warm asfalt of gietasfalt), of voor koudasfalt. Op lagere orde wegen wordt het vullen met koudasfalt veelal voldoende duurzaam geacht.
Het verrichten van diepere boringen is aan de orde wanneer de fundering en de ondergrond in beeld gebracht moeten worden. In dat geval wordt ook door de fundering (bijvoorbeeld van teerhoudend asfaltgranulaatcement) geboord en worden handmatig met een grondboor de onderliggende grondlagen bemonsterd. Voor diepere boringen kan indien nodig een ramguts worden gebruikt. Als de uitvoerder van het boorwerk zelfstandig mag besluiten extra kernen te boren, moet dit, naast de verrekenbaarheid van deze extra werkzaamheden, in het contract zijn geregeld.
De boorgaten moeten (tijdelijk) tot aan de uitvoering van het werk worden gevuld, zodat weer een gelijkmatig verhard oppervlak ontstaat.
Een opdrachtgever kan eisen stellen aan de vulwijze. Worden er geen eisen gesteld, dan kan de uitvoerder van het boorwerk kiezen voor een vulwijze overeenkomstig de Standaard RAW Bepalingen (warm asfalt of gietasfalt), of voor koudasfalt. Op lagere orde wegen wordt het vullen met koudasfalt veelal voldoende duurzaam geacht.
P.3.4 | Administreren boringen |
P.3.4.1 | De locatie van de geboorde kernen moet worden vastgesteld (bij voorkeur in x- en y-coördinaten) en worden vastgelegd ten opzichte van vaste referentiepunten met een afwijking van ten hoogste 20 cm. In veel gevallen verstrekt de opdrachtgever van het boorwerk voldoende duidelijke tekeningen. |
P.3.4.2 | Geef het expliciet aan wanneer er afwijkingen ten opzichte van het boorplan zijn geconstateerd. |
P.3.4.3 | Geef aan of spoorvorming is geconstateerd en vermeld bij elke boorkern of deze in of naast een rijspoor is genomen. |
P.3.4.4 | Vermeld waargenomen bijzonderheden, zoals asfaltwapening, penetratielagen, enzovoort. |
P.3.4.5 | De asfaltboorkernen dienen duidelijk te worden gecodeerd, geadministreerd en opgeslagen voor eventueel later uit te voeren onderzoek. |
Toelichting:
Een juiste administratie van de precieze locatie van de boringen is belangrijk. De locaties kunnen worden opgemeten door middel van gps, door een meting ten opzichte van een vast referentiepunt of door toepassing van een andere methode, mits voldoende nauwkeurig.
Bij oude constructies valt vaak geen onbeschadigde kern te boren. Als boorkernen zijn gebroken, of als de totale onderzoeksdiepte verdeeld is over meerdere boringen, moeten de verschillende bij elkaar horende delen duidelijk gemarkeerd worden, waarbij wordt aangegeven hoe deze op elkaar aansluiten en wat de boven- en onderkant is.
Een juiste administratie van de precieze locatie van de boringen is belangrijk. De locaties kunnen worden opgemeten door middel van gps, door een meting ten opzichte van een vast referentiepunt of door toepassing van een andere methode, mits voldoende nauwkeurig.
Bij oude constructies valt vaak geen onbeschadigde kern te boren. Als boorkernen zijn gebroken, of als de totale onderzoeksdiepte verdeeld is over meerdere boringen, moeten de verschillende bij elkaar horende delen duidelijk gemarkeerd worden, waarbij wordt aangegeven hoe deze op elkaar aansluiten en wat de boven- en onderkant is.
Als de laagdikte van uit elkaar gevallen lagen nadien niet meer is vast te stellen, moet deze bij het boren van de kernen worden vastgelegd door opmeting van de totale constructiedikte in het boorgat.
P.3.5 | Afleveren en opslaan van boorkernen |
P.3.5.1 | Vrijgekomen boorkernen moeten tot de overdracht aan het geaccrediteerde laboratorium dusdanig worden vervoerd en opgeslagen dat de temperatuur niet hoger kan worden dan 40 °C en de boorkernen beschermd zijn tegen zonlicht en neerslag. |
P.3.5.2 | Boorkernen en funderingsmateriaal blijven eigendom van de opdrachtgever van het boorwerk. Het geaccrediteerde laboratorium stelt de vrijgekomen kernen op verzoek beschikbaar aan de opdrachtgever van het boorwerk. |
Het zal niet vaak voorkomen dat de geboorde kernen rechtstreeks aan de opdrachtgever van het boorwerk worden overgedragen. De bewaartermijn van de boorkernen staat vaak in de leveringsvoorwaarden van het geaccrediteerde laboratorium vermeld. Voor de opslag en de vernietiging van boorkernen worden vaak kosten in rekening gebracht, zeker bij teerhoudend asfalt. Afwijkende procedures dienen contractueel te worden vastgelegd.