Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn omgaan met vrijgekomen asfalt
Deze tekst is gepubliceerd op 30-06-15

5 Beoordeling onderzoek en opstellen frees- en schollenplan

Onderwerp en toepassingsgebied
Bij een opdracht waarop de UAV 2012 van toepassing wordt verklaard (bijvoorbeeld bij een RAW-bestek), is de wegbeheerder verantwoordelijk voor het ontwerpen (voorbereiden) van het uit te voeren werk. In dat geval is de wegbeheerder de uitvoerder van protocol 5.
Bij een contract waarop de UAV-GC 2005 van toepassing wordt verklaard (bijvoorbeeld een geïntegreerd contract), is het ontwerpen (voorbereiden) of zijn delen van het ontwerpen (voorbereiden) van het uit te voeren werk onderdeel van het contract.
Daarbij kan de wegbeheerder de uitvoering van een of meerdere van de protocollen 1 tot en met 5, in het uiterste geval zelfs alle vijf protocollen, aan de aannemer hebben opgedragen.
De wegbeheerder (opdrachtgever) zal vanwege zijn wettelijke verantwoordelijkheden (als ontdoener van afvalstoffen) in de annexen bij de vraagspecificatie het toetsen en het accepteren van de resultaten van de uitvoering van de uitbestede protocollen afdoende moeten regelen.
De aannemer is de uitvoerder van protocol 5 als de uitvoering daarvan contractueel aan hem is opgedragen.
De uitvoerder van protocol 5 moet op basis van de rapportages van het uitgevoerde onderzoek (protocollen 1 tot en met 4) beoordelen of voldoende en juiste gegevens zijn verzameld voor het beoordelen van het teervrij of teerhoudend zijn van het te verwijderen asfalt.
Dit protocol beschrijft hoe de analyseresultaten van protocol 4 moeten worden beoordeeld op volledigheid en moeten worden vertaald in een plan voor het gescheiden verwijderen van teervrij en teerhoudend asfalt. Dit protocol markeert de grens tussen het onderzoeken en het maken van het bestek of het uitvoeringsontwerp.
Het is mogelijk dat in eerdere stappen in het onderzoek aannames zijn gedaan over de homogeniteit en/of de grootte van onderzoeksvakken, die op basis van de resultaten van het onderzoek onvoldoende homogeen blijken te zijn voor het minimum aantal boringen en/of analyses dat nodig is voor de betreffende onderzoeksvakken. In dat geval moeten meer kernen worden geboord en/of analyses worden gemaakt, of het aldaar vrijkomend asfalt moet worden aangemerkt als teerhoudend.
Na de controle op volledigheid en juistheid kunnen de resultaten van het onderzoek worden vertaald in een bestek of in een uitvoeringsontwerp, of worden toegevoegd aan de documenten voor een contract waarop de UAV-GC 2005 (geïntegreerd contract) van toepassing wordt verklaard.
Het resultaat van de vertaalslag van het onderzoek naar een plan voor het verwijderen van het asfalt wordt het frees- en schollenplan genoemd.
[ link ]

Figuur 6. Schematische weergave werkproces opstellen frees- en schollenplan

Werkproces 5
P.5.1 Beoordeel of voldoende kernen zijn geboord en analyses zijn uitgevoerd
P.5.1.1 Beoordeel of per homogeen onderzoeksvak het minimum aantal kernen is geboord (protocol 2, tabel 1).
P.5.1.2 Beoordeel of per homogeen onderzoeksvak het minimum aantal analyses is uitgevoerd (protocol 4, tabel 2).
Als onvoldoende kernen zijn geboord en/of analyses zijn uitgevoerd, is extra onderzoek noodzakelijk, tenzij al het asfalt in de betreffende vakken wordt aangemerkt als teerhoudend asfalt.
Toelichting:
De uitvoerder van protocol 5 heeft de verantwoordelijkheid om voldoende inzicht te geven in het teerhoudend of teervrij zijn van het vrijkomend asfalt.
Bij grote en zeer grote onderzoeksvakken met asfalt dat voor 1995 is aangelegd, zijn minder kernen geboord, omdat aangenomen is dat sprake is van één homogeen vak (protocol 2, tabel 1). Of de juiste situatie is gekozen kan worden getoetst aan de hand van de resultaten van de uitvoering van protocol 4.
Als uit de boorkernbeschrijvingen en de boorkernanalyses blijkt dat geen sprake is van één homogeen vak, moet het onderzoeksvak worden opgesplitst in meerdere vakken. Vervolgens moeten aanvullende kernen worden geboord en zijn aanvullende analyses nodig, tenzij al het betreffende asfalt wordt afgevoerd als teerhoudend.
In protocol 4 (stap 4.3.4) is getoetst of voldoende kernen zijn geboord per homogeen onderzoeksvak. Dit moet zijn opgenomen in de rapportage van protocol 4.
Het minimum aantal DLC-, HPLC- of GCMS-analyses dat moet zijn uitgevoerd, is aangegeven in
tabel 2 .
P.5.2 Beoordeel of sprake is van teerhoudend asfalt buiten de scope van de werkzaamheden
P.5.2.1 Ga na of uit de analyses blijkt dat in het werk teerhoudend asfalt aanwezig is buiten het asfalt dat conform het bestek of de vraagspecificatie moet worden verwijderd.
  • Als teerhoudend asfalt is aangetroffen buiten de scope van het uit te voeren werk, kan de uitvoerder van protocol 5 (wegbeheerder of aannemer) beslissen over het wel of niet verwijderen van dit teerhoudend asfalt.
Toelichting:
Als bij de voorbereiding van een onderhoudswerk teerhoudend asfalt wordt aangetroffen, kan het zijn dat het op basis van het ontwerp niet noodzakelijk is dit teerhoudend asfalt te verwijderen, omdat bijvoorbeeld alleen de teervrije deklaag van het asfalt wordt vernieuwd.
Om te voorkomen dat in de toekomst hogere kosten voor het onderzoeken en het verwijderen van het teerhoudend asfalt moeten worden gemaakt, kan de uitvoerder van protocol 5, als dit de wegbeheerder is, overwegen de onderliggende teerhoudende lagen toch te verwijderen. Als de uitvoerder van protocol 5 de aannemer is van een contract waarop de UAV-GC 2005 van toepassing is, zal hij hierover in overleg moeten treden met zijn opdrachtgever.
P.5.3 Beoordeel of gescheiden verwijderen mogelijk is en bepaal de hoeveelheden
P.5.3.1 Beoordeel of teerhoudend en teervrij asfalt gescheiden verwijderd kan worden.
  • Beoordeel of de gehanteerde marges en vakken, zoals gerapporteerd bij protocol 4, realistisch zijn gezien de omstandigheden in het werk.
  • Als het volledige asfaltpakket zal worden verwijderd door middel van opbreken (schollen), motiveer dan waarom gescheiden verwijderen niet mogelijk of zinvol is.
P.5.3.2 Bereken de vrijkomende hoeveelheden teerhoudend en teervrij asfalt op basis van de afmetingen van de vakken en een dichtheid van 2.500 kg/m
3
. Bij zeer open asfaltbeton moet een dichtheid van 2.100 kg/m
3
worden aangehouden.
Toelichting:
In de rapportage van protocol 4 is aangegeven waar teerhoudend asfalt is aangetroffen. Op basis van die rapportage moet in deze stap worden bepaald op welke manier dit teerhoudend asfalt selectief verwijderd kan worden. Beoordeel hiertoe of de marges en de vakindeling die zijn genoemd in de rapportage van protocol 4 overeenkomen met de situatie in het werk en of gescheiden verwijderen op basis van economische, uitvoeringstechnische en milieuhygiënische redenen mogelijk is.
Frezen:
Bij het gescheiden frezen van teervrij en teerhoudend asfalt moet een extra te frezen marge (veiligheidsmarge) van 20 mm aan de boven- en onderzijde van een teerhoudende laag worden aangehouden.
Bij rijstroken met spoorvorming én als opeenvolgende boringen een afwijkende diepteligging van de betreffende laag laten zien, moet de extra te frezen marge(veiligheidsmarge) worden vergroot met ten minste de diepte van het spoor. Bij spoorvorming in combinatie met teerhoudende asfaltlagen moet worden vermeden dat vanwege het niet-rechtlijnige verloop van de lagen en vanwege een te geringe veiligheidsmarge bij het frezen van teervrij asfalt toch teerhoudend asfalt wordt meegefreesd.
De afmetingen van een vak waaruit teerhoudend asfalt zal vrijkomen, moeten als volgt worden bepaald:
  • In de lengterichting lopen vakken met teerhoudende lagen door tot aan de locatie van de eerstvolgende boring waar de laag niet meer is aangetroffen. Of wanneer in het werk een duidelijke overgang waarneembaar is; tot aan deze overgang.
  • In de breedte worden vakken begrensd door de constructie van het werk. Of wanneer in het werk een duidelijke overgang waarneembaar is; tot aan deze overgang.
  • Bij de dikte van de teerhoudende laag moet de extra te frezen (veiligheids) marge worden opgeteld.
Bij een vak met teervrij asfalt hoort het vak in de lengterichting uitgestrekt te zijn tot aan de locatie van de laatste kern waarin een naastgelegen teerhoudende laag niet aanwezig is.
Opbreken:
Als asfalt met teerhoudende lagen zal worden opgebroken, moet worden gemotiveerd waarom selectief frezen niet mogelijk of zinvol is. Daarnaast moet worden bepaald of de op te breken constructie gescheiden kan worden in teerhoudende en teervrije schollen.
P.5.4 Beoordeel of aanvullend onderzoek zinvol is
P.5.4.1 Beoordeel of met het boren van aanvullende kernen en met aanvullende analyses in het werk een substantieel betere scheiding gemaakt kan worden tussen teerhoudend en teervrij asfalt.
  • Maak een schatting van de hoeveelheid asfalt die vanwege het ontbreken van gegevens is aangemerkt als teerhoudend.
  • Beoordeel of in het werk met het boren van aanvullende kernen en met aanvullende analyses afgebakende gedeelten van de constructie alsnog als teervrij kunnen worden aangemerkt.
  • Als het boren van aanvullende kernen om economische, uitvoeringstechnische of milieuhygiënische redenen zinvol is en wat betreft planning mogelijk is, beslis dan over het uitvoeren van aanvullend onderzoek.
Toelichting:
De precieze locatie van de overgang tussen verschillende vakken is soms op basis van de bestaande boorkerngegevens niet duidelijk. Als op het uitgevoerde onderzoek aanvullend onderzoek wordt gedaan, met als gevolg dat de hoeveelheid teerhoudend en teervrij materiaal verandert, moet dit kortgesloten worden met de ontdoener. Deze ontdoener moet akkoord gaan met de voorgenomen wijzigingen.
P.5.5 Opstellen van het frees- en schollenplan
P.5.5.1 Maak een tekening of schematische weergave waarop duidelijk is aangegeven hoe de verschillende partijen asfalt moeten worden verwijderd.
P.5.5.2 Zorg voor een duidelijke maatvoering bij alle vakken.
P.5.5.3 Geef voor de vrijkomende partijen asfalt aan of deze teerhoudend of teervrij zijn.
P.5.5.4 Geef aan wat in onverwachte situaties moet gebeuren:
  • In het geval onverwacht teerhoudend asfalt wordt gefreesd.
Toelichting:
In deze stap worden de resultaten van het onderzoek en de analyses vertaald naar een plan waarin is aangegeven hoe teerhoudend en teervrij asfalt gescheiden dienen te worden verwijderd.
Een adviseur van de wegbeheerder, een opdrachtnemer (aannemer) of een adviseur van de opdrachtnemer (aannemer) kan deze stap uitvoeren. Soms is het niet nodig een plan op te stellen en is een tekening voldoende. In het freesplan moeten ook afspraken worden vastgelegd voor het geval het vooronderzoek afwijkt van de werkelijke situatie.
Het frees- en schollenplan moet inzichtelijk maken welke afvalstromen zullen vrijkomen.
Op basis van het frees- en schollenplan kan de uitvoerder van het werk zoeken naar onderaannemers voor de uitvoering en naar verwerkers. Daarnaast kunnen de afvalstoffenregistraties gemaakt worden.
P.5.6 Vertalen van het frees- en schollenplan naar het uitvoeringsontwerp
P.5.6.1 Bij een opdracht waarop de UAV 2012 van toepassing wordt verklaard (bijvoorbeeld bij een RAW-bestek), is de wegbeheerder verantwoordelijk voor het ontwerpen (voorbereiden, met inbegrip van het V&G- plan ontwerpfase) van het uit te voeren werk.
De wegbeheerder vertaalt daarbij het frees- en schollenplan naar een bestek (uitvoeringsontwerp) met daarin resultaatsverplichtingen (besteksposten) voor het frezen en het verwijderen van teervrij en teerhoudend asfalt. In de RAW-systematiek zijn hiervoor specifieke resultaatsbeschrijvingen opgenomen.
Het komt ook voor dat een opdrachtgever bij aanbesteding in het bestek van belang zijnde randvoorwaarden opneemt, zoals de fasering van het werk, het onderhoudsplan (frezen en aanbrengen inlay of reconstructie), aan de hand waarvan de aannemer een freesplan moet opstellen, dat door de directie wordt beoordeeld.
De wegbeheerder (opdrachtgever) neemt in het bestek de verplichting op dat de aannemer een plan voor het omgaan met vrijgekomen materialen ter goedkeuring voorlegt aan de opdrachtgever.
De wegbeheerder (opdrachtgever) neemt in het bestek de verplichting op dat de aannemer al het vrijgekomen teerhoudende asfalt moet afvoeren naar een thermische verwerker conform het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). In het LAP wordt voor teerhoudend asfalt het volgende beleid aangegeven: De minimumstandaard voor het verwerken van teerhoudend asfalt is recycling binnen de kaders van het beleidskader, voorafgegaan door thermische bewerking waarbij de aanwezige PAK worden vernietigd. Het recyclen van teerhoudend asfalt tot bouwstof zonder voorafgaande vernietiging van de aanwezige PAK is derhalve niet toegestaan, ook niet in combinatie met immobilisatie.
P.5.6.2 Bij een contract waarop de UAV-GC 2005 van toepassing wordt verklaard (bijvoorbeeld een geïntegreerd contract), is het ontwerpen of zijn delen van het ontwerpen van het uit te voeren werk, met inbegrip van het betreffende V&G-plan ontwerpfase, onderdeel van het contract. De wegbeheerder (opdrachtgever) neemt in de vraagspecificatie de verplichting op dat de opdrachtnemer beschikt over een plan voor het omgaan met vrijgekomen materialen.
Wanneer de opdrachtgever de uitvoering van protocol 5 niet in het contract heeft opgenomen, maar het frees- en schollenplan wel opneemt als contractdocument of als de uitvoering van protocol 5 wel onderdeel is van het contract, kan de opdrachtnemer van het werk besluiten het verwijderen van het vrijkomend asfalt te baseren op het frees- en schollenplan. Ook kan hij besluiten dit plan uit te werken tot een bestek (uitvoeringsontwerp, met inbegrip van het V&G-plan ontwerpfase).