Droge stroefheid (remvertraging) asfaltwegdekken vlak na aanleg
De komst van steenrijke asfaltmengsels als sma, zoab, tweelaags zoab en dunne deklagen heeft gezorgd voor meer aandacht voor de droge stroefheid in de aanvangsperiode (dit is de periode tot circa zes maanden na openstelling voor het verkeer). Door de aanwezigheid van de (nog niet afgesleten) bindmiddelfilm in het wegoppervlak treedt bij blokkerend remmende wielen zogenoemde ‘bitu-planing’ op. In het band-contactvlak wordt dan zoveel warmte gegenereerd dat de bindmiddelfilm verweekt en de weggebruiker een langer dan verwachte remweg heeft. Dit gebeurt alleen bij blokkerend remmen en dus niet bij auto’s die voorzien zijn van ABS. Als er voldoende afstand wordt gehouden (minimaal 2 seconden) is de kans op een aanrijding tussen een personenauto met ABS en een personenauto zonder ABS gering wanneer een gemiddelde remvertraging van 6,5 m/s2 mogelijk is.
Voor alle asfaltwegdekken kan voor het bepalen van de remvertraging op een droog wegdek de remproef worden gebruikt. De remproef wordt in principe ingezet voor het bepalen van de droge aanvangsstroefheid, maar kan ook worden gebruikt bij twijfel aan de droge stroefheid bij vetslaan of dichtrijden van een reeds bestaande verharding. De remproef wordt uitgevoerd volgens een door Rijkswaterstaat beschreven protocol bij een aanrijsnelheid van 80 km/h. Er zijn altijd verkeersmaatregelen nodig om deze proef uit te kunnen voeren.
Voor alle asfaltwegdekken kan voor het bepalen van de remvertraging op een droog wegdek de remproef worden gebruikt. De remproef wordt in principe ingezet voor het bepalen van de droge aanvangsstroefheid, maar kan ook worden gebruikt bij twijfel aan de droge stroefheid bij vetslaan of dichtrijden van een reeds bestaande verharding. De remproef wordt uitgevoerd volgens een door Rijkswaterstaat beschreven protocol bij een aanrijsnelheid van 80 km/h. Er zijn altijd verkeersmaatregelen nodig om deze proef uit te kunnen voeren.
Als de remvertraging van een nieuw wegdek niet aan de eis van minimaal 6,5 m/s2 voldoet, plaatst Rijkswaterstaat attentieborden met de tekst ‘Nieuw wegdek, langere remweg’ om de weggebruiker te attenderen op een mogelijk langere remweg. Rijkswaterstaat hanteert verder een minimale remvertraging van 5,2 m/s2. Dit is ook de minimale remvertraging die van personenauto’s wordt vereist en die periodiek wordt gecontroleerd bij de APK-keuring.
In de praktijk vertonen de grovere graderingen (4/8 en grover) vaak een lagere remvertraging dan de fijnere (2/5). Uit onderzoek is verder gebleken dat afstrooien met een gradering 0/3 (brekerzand of gebroken slak) een positieve invloed heeft op de remvertraging. Overigens moet opgemerkt worden dat de bitumenfilm langer aanwezig blijft tussen de rijsporen (denk aan motorrijders) dan in de rijsporen.
In de praktijk vertonen de grovere graderingen (4/8 en grover) vaak een lagere remvertraging dan de fijnere (2/5). Uit onderzoek is verder gebleken dat afstrooien met een gradering 0/3 (brekerzand of gebroken slak) een positieve invloed heeft op de remvertraging. Overigens moet opgemerkt worden dat de bitumenfilm langer aanwezig blijft tussen de rijsporen (denk aan motorrijders) dan in de rijsporen.
Het bitu-planing effect is bij steenrijke asfaltwegdektypen, dus bij alle stille asfaltwegdekken, tijdelijk aanwezig in de periode na openstelling voor het verkeer. Deze periode kan variëren van enkele weken tot ruim een halfjaar, afhankelijk van de hoeveelheid verkeer en het gebruikte bindmiddel. Alleen bij overvulde sma en vetgeslagen oppervlakbehandeling kan bitu-planing ook in de verdere gebruiksfase optreden. Bij nieuwe wegdekken wordt het effect als gevolg van afslijting van de bitumenfilm steeds geringer. Dit geldt dus alleen niet voor de bovengenoemde wegdekken, waarop het effect ook bij langer gebruik blijft bestaan. Hier zijn adequate onderhoudsmaatregelen nodig.
[ link ]
Figuur 32. Korte termijnontwikkeling van de droge remvertraging op de dgd-proefvakken van het IPG
Figuur 32 geeft een beeld van de kortetermijnontwikkeling van de droge remvertraging op dezelfde negen proefvakken van IPG als in de vorige paragraaf. De rode lijn geeft de bestekseis van ten minste 5,2 m/s2, zowel bij openstelling als daarna. De zwarte stippellijn geeft het gemiddelde over alle negen producten.
De grafiek toont de grote variatie tussen producten, maar ook binnen producten en in de tijd. Net als bij de natte stroefheid is de lagere waarde bij openstelling en de stroefheidstoename in de eerste acht weken van de niet-afgestrooide producten duidelijk zichtbaar. Ook is te zien dat het afgestrooide product een hogere aanvangswaarde heeft, maar in de eerste weken tijdelijk wat aan stroefheid inboet.
De aanvangseis van 5,2 m/s2 is kritisch voor een aantal niet-afgestrooide dgd.
Tabel 6. Droge stroefheid op langere termijn
Droge stroefheid | |||
Aanvangsperiode | Na enkele maanden | Na enkele jaren | |
Eisen Remproef volgens RWS-voorschrift | Bestek: Meting vóór openstelling: ≥ 5,2 m/s 2 remvertraging | Bestek: Herhalingsmeting: ≥ 6,5 m/s 2 remvertraging | Meting alleen bij vetgeslagen wegdek: ≥ 6,5 m/s 2 remvertraging |
Kritische aspecten | Kritisch voor zowel afgestrooide als niet-afgestrooide wegdekken | Niet kritisch | Kritisch bij vetgeslagen wegdek |