Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Stille wegdekken
Deze tekst is gepubliceerd op 22-05-15

Inleiding

Verkeerslawaai is voor de Nederlandse bevolking niet alleen een van de belangrijkste oorzaken van hinder. Ook de effecten voor de volksgezondheid zijn aanzienlijk. Al sinds het eerste advies van de Gezondheidsraad uit 1971 wordt gewerkt aan het terugdringen van het verkeerslawaai. In eerste instantie door het bouwen van geluidsschermen langs wegen en spoorwegen en door betere ramen en suskasten. Geluidsschermen aanbrengen langs stedelijke en regionale wegen is echter vaak niet mogelijk of niet gewenst. Suskasten zijn minder gewenst omdat mensen graag een raam open willen kunnen zetten.
Begin jaren tachtig werd opgemerkt dat een auto op het ene wegdek veel meer geluid maakt dan op het andere. Met name zoab-­wegdekken, waarvan het drainerende effect al bekend was, bleken erg effectief in het reduceren van geluid. Met veel enthousiasme en weinig ervaring werd begonnen met het aanleggen van geluidsreducerende wegdekken (in deze publicatie wordt zowel gesproken over ‘geluidsreducerende’ als ‘stille’ wegdekken). Er werden vele successen geboekt, maar hier en daar is ook leergeld betaald. In bijlage I worden de ervaringen van enkele wegbeheerders toegelicht. Inmiddels heeft het geluidsreducerende wegdek een plaats gevonden in het palet van wegbouwkundige technieken en bestaat bij de gebruiker de behoefte aan een meer geïntegreerde benadering en een leidraad voor planning, aanbesteding, en beheer en onderhoud.
Deze publicatie is speciaal geschreven voor wegbeheerders en beoogt een handleiding te zijn om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Ook voor aannemers of omwonenden kan deze publicatie nuttige informatie bevatten. Zij behoren echter niet tot de primaire doelgroep. Deze publicatie geeft een overzicht van de kennis en de ‘state of the art’ in 2010, waarbij enkele onopgeloste vragen wel worden gesteld maar nog niet kunnen worden beantwoord. Verder streeft deze publicatie wel naar volledigheid, maar is vanwege de leesbaarheid getracht al te veel details te vermijden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de literatuurlijst en de achtergronddocumentatie op [ link ] . Delen van de tekst zijn ontleend aan andere publicaties van CROW en VBW­-Asfalt over verkeersgeluid, tweelaags zoab en dunne asfaltdeklagen.
Deze publicatie behandelt alle geluidsreducerende wegdekken. Het gaat om de volgende wegdektypen:
  • zeer open asfaltbeton (zoab);
  • tweelaags zoab;
  • dunne geluidsreducerende asfaltdeklagen (dgd);
  • stille elementenverhardingen;
  • uitgewassen beton;
  • zeer open beton(zob).
De algemene hoofdstukken zijn van toepassing op alle bovengenoemde wegdektypen. In de publicatie wordt de meeste aandacht besteed aan de dunne geluidsreducerende asfaltdeklagen. Dit type geluidsreducerend wegdek wordt momenteel het meeste toegepast op wegen binnen de bebouwde kom en op provinciale wegen.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt beschreven welke bronnen het wegverkeerslawaai beïnvloeden en in welke mate een geluidsreducerend wegdek kan bijdragen aan het verminderen van het wegverkeersgeluid. Veel aandacht wordt besteed aan de wijze waarop geluidsreducerende wegdekken in de Wet geluidhinder zijn verdisconteerd. Daarnaast wordt de werking van een geluidsreducerend wegdek uitvoerig beschreven aan de hand van de relevante fysische parameters. Aan het einde van het hoofdstuk wordt beschreven hoe de in Nederland gangbare wegdektypen de geluidsproductie positief dan wel negatief beïnvloeden.
Nadat in hoofdstuk 1 de fysische werking van geluidsreducerende wegdekken uiteen is gezet, gaat hoofdstuk 2 in op de veranderingen van de geluidseigenschappen gedurende de tijd. Belangrijk hierbij is hoe deze verandering van geluidseigenschappen zich verhoudt tot de wet- en regelgeving. Het aspect levensduur speelt een belangrijke rol in dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 3 noemt aandachtspunten bij het ontwerp en de aanleg van geluidsreducerende wegdekken. Welk geluidsreducerend wegdek het beste kan worden gekozen, is sterk afhankelijk van het type weg, de verkeersintensiteit en het gebruik van de weg. Verder worden de kritische aspecten bij de aanleg van geluidsreducerende wegdekken uiteengezet.
De wensen van de wegbeheerder ten aanzien van geluidsreducerende wegdekken moeten bij een aanbesteding vertaald worden naar een bestekstekst. Hoofdstuk 4 biedt inzicht in welke geluidseisen al dan niet in een vraagspecificatie kunnen worden gesteld. Verder wordt beschreven hoe het geluidsreducerende wegdek getoetst kan worden aan de geluidseisen uit het bestek. Als aanvulling op dit hoofdstuk geeft bijlage II voorstellen voor specificatieteksten van de geluidsreductie van geluidsreducerende wegdekken.
Hoofdstuk 5 gaat in op het beheer van geluidsreducerende wegdekken. Hoofdstuk 6 bespreekt de vervanging of overlaging van geluidsreducerende wegdekken.
Financiële afwegingen bij de toepassing van geluidsreducerende wegdekken komen aan bod in hoofdstuk 7. Met name op langere termijn mag een ander kostenpatroon verwacht worden dan bij traditionele wegdekken.
Bijlage I geeft een overzicht van de ervaringen van enkele wegbeheerders met geluidsreducerende wegdekken. Bijlage II geeft een voorbeeld van langetermijngarantiebepalingen voor de civieltechnische duurzaamheid.
Wat is geluid?
Geluid is de term die gebruikt wordt voor een snelle variatie in de druk van de omgevingslucht. Variaties met een frequentie tussen 20 Hz en 15 kHz vallen in het hoorbare gebied. Het menselijk gehoor kan zeer kleine drukvariaties waarnemen. Een geluid met een sterkte van 60 dB betreft bijvoorbeeld een drukamplitude van 20 millipascal (ter vergelijking: 1 bar is gelijk aan 100.000 pascal).
De gehoordrempel ligt bij 0 dB (circa 20 micropascal) en de pijndrempel bij 120 dB (circa 20 pascal). Om de milli’s, micro’s et cetera hanteerbaar te houden wordt de decibel (dB) gebruikt. Deze is tien maal de logaritme van de geluidsenergie (ten opzichte van de energie van de drempelwaarde). Worden de niveaus gebaseerd op de hoeveelheid energie, dan is de decibel tien maal de logaritme van de energie ten opzichte van de energie bij de drempelwaarde (10-12W/m2). Een toename van 3 dB is dan een verdubbeling van de energie, 10 dB toename is een vertienvoudiging van de energie.
Niet alle geluidsfrequenties worden even goed waargenomen. Lage en hoge frequenties met dezelfde drukamplitude lijken zachter dan een middenfrequent geluid (1000-2000 Hz). In de geluidsmaat wordt met deze gevoeligheid rekening gehouden door een weging over de frequenties met deze gevoeligheid. Dit is het zogenoemde A-filter. Een geluidsniveau met deze weging wordt met dB(A) aangegeven. Als het geluid varieert, zoals langs een autoweg, varieert ook het niveau. In zo’n geval gebruikt men vaak de energetisch gemiddelde waarde van het geluidssignaal. Deze wordt aangegeven met LAeq (het A-gewogen equivalente geluidsniveau).
In de wet- en regelgeving voor omgevingsgeluid wordt rekening gehouden met een 10 dB grotere hinder van geluid in de nachtperiode en een 5 dB hogere gevoeligheid in de avondperiode. Voordat het LAeq over een bepaalde periode bepaald wordt, wordt daarom het niveau in de avond en nacht met respectievelijk 5 en 10 dB verhoogd. De gebruikelijke middelingsperiode is één jaar en het bijbehorende niveau wordt aangeduid met Lden en uitgedrukt in dB. (In deze maat is de A vervallen om het onderscheid met de oude etmaalwaarde duidelijk te maken! Het geluid is echter wel degelijk A-gewogen.)