Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Stille wegdekken
Deze tekst is gepubliceerd op 22-05-15

Wet geluidhinder

De regelgeving voor wegverkeerslawaai is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Elke weg waarop harder dan 30 km/h mag worden gereden en die niet op een woonerf ligt heeft een geluidszone waarin de geluidsbelasting moet worden beoordeeld, ongeacht de verkeersintensiteit op die weg. De zone kent de volgende breedtes (zie tabel 1).
In de situaties waarin volgens de Wet geluidhinder onderzoek noodzakelijk is, moet binnen de geluidszone voor elke geluidsgevoelige bestemming de geluidsbelasting getoetst worden. Zulke akoestische onderzoeken vinden plaats bij de aanleg van een nieuwe weg, de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en bij wijzigingen aan een weg (reconstructie).
Tabel 1. Breedte van de geluidszone
aantal rijstrokenbreedte van de geluidszone buiten de weg zelf
buitenstedelijkbinnenstedelijk
1 of 2250 m200 m
3 of 4400 m350 m
5 of meer600 m350 m
Bij een nieuwe weg en bij nieuwbouw wordt uitgegaan van een voorkeursgrenswaarde van 48 dB (in de eenheid Lden). Wanneer de geluidbelasting hoger is, moet voor die overschrijding een zogenoemde hogere waarde worden aangevraagd. Hiervoor geldt wel een bovengrens, de maximale ontheffingswaarde. De maximale ontheffingswaarde is afhankelijk van de situatie (bijvoorbeeld binnenstedelijk / buitenstedelijk, woning / onderwijsgebouw / gezondheidszorggebouw). Daarnaast moet bij het verlenen van een hogere waarde onderzoek worden verricht naar de binnenniveaus in de geluidsgevoelige bestemmingen.
Bij wijzigingen aan een weg wordt getoetst of deze de geluidsbelasting met ten minste 2 dB veranderen. Een voorbeeld van een wijziging is het verleggen of verbreden van een bestaande weg of het vervangen van de deklaag door een lawaaiiger wegverharding. In dat geval is er sprake van een reconstructie volgens de Wet geluidhinder. Voor enkele uitzonderingssituaties, zoals het invoeren van een snelheidsverlaging of het aanbrengen van een stillere deklaag, hoeft geen toetsing plaats te vinden van het effect van de wijziging op de geluidsbelasting.
Onacceptabele geluidssituaties die zijn ontstaan vóór het in werking treden van de Wet geluidhinder zijn in de jaren tachtig in kaart gebracht en worden in de loop van de jaren in saneringsprogramma’s zo goed mogelijk opgelost. Daarbij kan gekozen worden voor stille wegdekken, het plaatsen van schermen en/of gevelisolatie. De maatregelen voor autonome saneringsprogramma’s worden gefinancierd door het ministerie van VROM en de uitvoering wordt begeleid door het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV). Wanneer bij reconstructie van rijkswegen ook sprake is van saneringssituaties, wordt de sanering opgepakt door Rijkswaterstaat.
Een beperking van de toets bij reconstructie is dat er slechts getoetst wordt bij een duidelijke verandering. De langzaam toenemende geluidsbelasting als gevolg van bijvoorbeeld de groei van het wegverkeer wordt niet aan de grenswaarden getoetst. Deze omissie wordt in de nabije toekomst gedekt door het instellen van een zogenoemd geluidproductieplafond. Hierbij wordt een vaste grens gesteld aan de geluidswaarden op 50 m afstand vanaf de wegrand. De werkelijke waarde wordt jaarlijks getoetst aan deze plafondwaarde. Wordt de plafondwaarde overschreden, dan moet de wegbeheerder maatregelen nemen, zoals het plaatsen van geluidsschermen, het aanbrengen van een stil (of stiller) wegdek of het verlagen van de snelheid. Op dit moment is een dergelijk systeem voorzien voor het hoofdwegennet en het railnet. Een toekomstige uitbreiding naar gemeentelijke en provinciale wegen wordt nog bestudeerd. Dit is echter nog lastiger dan het al complexe systeem voor de rijksinfrastructuur.
De hoogte van de geluidsbelasting moet worden vastgesteld met het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, bijlage III Wegverkeerslawaai. Volgens artikel 110g van de Wgh kan er bij de toetsing van de met het reken- en meetvoorschrift bepaalde geluidsniveaus aan de streef- of grenswaardes, vooruitlopend op het verwacht stiller worden van voertuigen en banden, voor wegen tot 70 km/h maximaal 5 dB van de berekende geluidswaarde afgetrokken worden. Voor wegen waar een maximumsnelheid geldt van 70 km/h of hoger is dit maximaal 2 dB.