Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

CROW-CUR Aanbeveling 18:2020 Colloïdaal beton
Deze tekst is gepubliceerd op 20-06-23

Consistentieklasse

De consistentieklasse van colloïdale betonspecie met gesloten structuur moet zijn S4, S5, F4, F5, SF1.
Opmerking: voor het beton dat in het betreffende project wordt toegepast moet naast een eis aan de zetmaat een geschikte bandbreedte voor de vloeimaat worden bepaald, in overleg tussen leveranciers en opdrachtgever.
Bij toepassing onder water op een helling of oever, eventueel als penetratie van breuksteen, moet de verwerkbaarheid goed worden afgestemd op de hellingshoek en eventueel de sortering van de breuksteen. Een proefstort is aan te bevelen om de juiste consistentie te bepalen. Ook op een vlakke bodem onder water is een proefvak aan te bevelen. Een risico dat kan optreden is dat het beton te taai is en niet goed penetreert, terwijl dit onder water vrijwel niet kan worden opgemerkt. Bij het realiseren van een bodembescherming van gepenetreerde breuksteen kan een te lage watertemperatuur de verwerkbaarheid dermate beïnvloeden dat het beton niet meer goed tot onder in de breuksteenlaag vloeit. Ook hiermee dient rekening te worden gehouden. Een aandachtspunt vormt de tijd die verstreken moet zijn voordat de penetratie door ‘serieuze’ stroming mag worden belast.
De consistentie van colloïdale betonspecie met gesloten structuur moet worden bepaald volgens NEN-EN 12350-2 (zetmaat), NEN-EN 12350-5 (schudmaat) of NEN-EN 12350-8 (vloeimaat).
Toelichting
In NEN-EN 12350-2 is gesteld dat de verwerkbaarheid pas mag worden bepaald als de betonspecie tot rust is gekomen. Vanwege het langdurige vloeigedrag van colloïdale betonspecie dient dit als regel tussen 30 en 45 seconden na het verwijderen van de kegelmantel te geschieden.
Indien is overeengekomen dat de consistentie moet worden bepaald van colloïdale betonspecie met open structuur, moet ook de methode van onderzoek worden overeengekomen.