Krimp door hydratatiewarmte
Tijdens de hydratatie van beton ontstaat thermische krimp, veroorzaakt door het opwarmen en daarna afkoelen van beton. Tijdens de eerste periode is het beton nog vloeibaar en warmt het op. Als de E-modulus van het beton zich ontwikkelt en het beton koelt af, ontstaat verhinderde krimp. Deze thermische eigenschap van beton wordt beschreven met de thermische uitzettingscoëfficiënt. De waarde voor de thermische uitzettingscoëfficiënt is in berekeningen 12 ⋅ 10–6 K-1 [1]. Deze waarde geldt voor beton met zand en grind als toeslagmateriaal. Voor andere toeslagmaterialen, zoals kalksteen of graniet kan deze waarde lager liggen, zie tabel 6.1.
Tabel 6.1 coëfficiënten voor de thermische uitzetting [6]
Soort aggregaat/steen groep | Thermische uitzettingscoëfficiënt (microrek/°C) | ||
Steen | verzadigd beton | ontwerp waarde | |
rots of kiezels | 7.4–13.0 | 11.4–12.2 | 12 |
kwarts | 7.0–13.2 | 11.7–14.6 | 14 |
zandsteen | 4.3–12.1 | 9.2–13.3 | 12.5 |
marmer | 2.2–16.0 | 4.4–7.4 | 7 |
kiezelhoudend kalksteen | 3.6–9.7 | 8.1–11.0 | 10.5 |
graniet | 1.8–11.9 | 8.1–10.3 | 10 |
dolerite | 4.5–8.5 | Average 9.2 | 9.5 |
basalt | 4.0–9.7 | 7.9–10.4 | 10 |
kalksteen | 1.8–11.7 | 4.3–10.3 | 9 |
ijstijd gravel | – | 9.0–13.7 | 13 |
lytag (grof en fijn) | – | 5.6 | 7 |
lytag grof en natuurlijk | – | 8.5–9.5 | 9 |
Uitgaande van een thermische uitzettingscoëfficiënt van 12 ⋅ 10–6 K-1, geldt dat als de temperatuurstijging 20°C is er daarna een krimp plaatsvindt van 0,24‰. Als het beton over de doorsnede niet gelijkmatig afkoelt, kunnen eigenspanningen ontstaan (zie paragraaf 4.1.4).