Binnenklimaat
Een behaaglijke werkomgeving draagt bij aan comfortabel kunnen werken, wat de taakuitvoering ten goede komt. Te hoge temperaturen kunnen leiden tot verminderde alertheid. Omdat hier groter verschillen zijn in persoonlijke voorkeur, is de temperatuur in bepaalde mate door de gebruiker instelbaar.
Eis BR53 | De eisen voor thermische behaaglijkheid van de bedienruimte zijn in essentie gelijk aan die in kantoren. Deze zijn te vinden in Binnenmilieu AI 24 en NEN-EN ISO 7730 (2005). De meest relevante uitgangspunten hieruit zijn in de tabel ‘Prestatie eisen met betrekking tot het binnenklimaat in een controlekamer’ samengevat en vertaald naar de praktijk van bediencentrales. Het binnenklimaat van de bedienruimte dient minimaal te voldoen aan klasse B. |
Tabel 1: Prestatie-eisen met betrekking tot het binnenklimaat in een bediencentrale
Klasse | ||||
A Zeer goed | B Goed | C acceptabel | ||
Algemene thermische behaaglijkheid | ||||
Percentage ontevredenen m.b.t. het thermisch comfort | PPD | <6% | <10% | <15% |
Percentage ontevredenen m.b.t.. tocht | DR | <10% | <20% | <30% |
Thermische sensatie | PMV | -0,2 < PMV < +0,2 | -0,5 < PMV < +0,5 | -0,7 < PMV < +0,7 |
Operatieve temperatuur | Winter (1,0 clo) | 21-23 °C | 20-24 °C | 19-25 °C |
Zomer (0,5 clo) | 23,5-25,5 °C | 23-26 °C | 22-27 °C | |
Temperatuurbeïnvloeding | Regelbaar in zomer en winter (met minimaal +/-2 °C rondom setpoint) | Regelbaar in de winter (met minimaal +/-2 °C rondom setpoint) | Regelbaar in de winter | |
Lokale thermische behaaglijkheid | ||||
Tocht | Draught Rate | 15% | 20% | 25% |
Max. luchtsnelheid winter (gem. 22 °C) | 0,10 m/s | 0,16 m/s | 0,21 m/s | |
Max. luchtsnelheid zomer (gem. 22 °C) | 0,12 m/s | 0,19 m/s | 0,24 m/s | |
Stralingsasymmetrie | Warm plafond | < 5 K | < 5 K | < 7 K |
Koude wand, koud raam | < 10 K | < 10 K | < 13 K | |
Koud plafond | < 14 K | < 14 K | < 18 K | |
Warme wand, warm raam | < 23 K | < 23 K | < 35 K | |
Verticale temperatuurgradiënt | Temperatuurverschil 1,1 en 0,1 m hoogte | < 2 K | < 3 K | < 4 K |
Vloertemperatuur | 19-26 °C | 19-26 °C | 17-31 °C | |
(bron: Binnenmilieu (AI-24), A. Boerstra e.a, Sdu Uitgevers 2013) |
Eis BR54 | In de praktijk betekent deze eis het volgende: de temperatuur moet standaard ingesteld worden tussen 20 en 22 graden Celsius. Als de buitentemperatuur hoger is dan 25 graden, moet de binnentemperatuur ingesteld zijn tot maximaal 5 graden lager dan de buitentemperatuur. Voorbeeld: bij een buitentemperatuur van 30 graden is de ingestelde waarde binnen 25 graden (NEN ISO 7730:2005). |
Eis BR55 | De temperatuur in de bedienruimte dient handmatig bijgesteld te kunnen worden met een range van +/2°C. (NEN ISO 7730:2005). |
Eis BR56 | De temperatuur dient in de nachturen enkele graden hoger liggen dan overdag. De overschakeling dient met behulp van een timer automatisch plaatsvinden. De tijdstippen van in en uitschakelen dienen door de beheerder te kunnen worden aangepast. Ook de mate van temperatuurverhoging dient door de beheerder in te stellen zijn. Ontwerpwaarde is 2 graden Celsius (NEN EN ISO 11064-6:2005) |
Eis BR57 | Luchtbevochtiging in Nederland is nauwelijks nodig. Klachten over ‘droge’ lucht houden in het algemeen geen verband met de luchtvochtigheid, maar zijn vooral het gevolg van verontreinigingen van de binnenlucht, vaak in combinatie met te hoge temperaturen. Dit terwijl mensen de klachten wel associëren met de luchtvochtigheid. Ook onvoldoende visueel comfort (verblinding en reflecties door het ontbreken van helderheidwering aan de gevel en onvoldoende afgeschermde verlichtingsarmaturen) kunnen bijdragen aan klachten over “droge lucht” en droge ogen. Een luchtvochtigheid tussen 40% en 70% worden als goed beschouwd (Arboportaal), maar komt niet voor in de vigerende normen voor kantoor en ander werkomgevingen. |