Daglicht en zonwering
Er moet voldoende (dag)licht zijn in de bedienruimte, zodat medewerkers een gezond bioritme kunnen vasthouden.
Eis BR26 | Op de werkplekken komt, voor zover mogelijk, voldoende daglicht binnen en zijn voldoende voorzieningen voor kunstverlichting aanwezig (artikel 6.3 van het Arbobesluit). |
Lichtwering is een kritiek onderdeel van de bedienruimte. Om die reden dient een adequate wering van het buitenlicht te worden toegepast, bijvoorbeeld door middel van een combinatie van getint glas, lichtwerend textiel/ folie en/of toepassen van lichtwerende gevelbekleding/ schuinstand van de beglazing/ luifels/ overstek aan de buitenzijde. Hiervoor gelden de volgende eisen:
Eis BR27 | De lichtwering dient zowel onder gemiddelde lichtomstandigheden (bewolkte dag in de zomer) als extreme lichtomstandigheden (directe zoninval in de winter) de luminantie op de werkplek terug kunnen brengen tot circa 100 cd/m 2 (vergelijkbaar met het verlichtingsniveau op de werkplek van 500 lux). Met name laagstaande zon in de wintermaanden kan aanvullende maatregelen vereisen. |
Eis BR28 | Bij gebruik van de lichtwering voor bovengemiddelde lichtomstandigheden (half bewolkte dag in de zomer) dient het zicht naar buiten mogelijk te zijn. |
Eis BR29 | De lichtwering dient slagschaduwen, streep- of andere patroonvorming in de bedienruimte te voorkomen. |
Eis BR30 | Het is wenselijk als de lichtwering van de binnenzijde aangelicht kan worden ten behoeve van een aangename ruimtebeleving in de nachtsituatie. |
Eis BR31 | Als lichtwering wordt toegepast op verschillende gevels, dient de lichtwerking per gevel apart te bedienen zijn (Arbo-Informatieblad 46 Controlekamers). |
Bronnen
- NEN-3087:2011
- NEN-EN-ISO 2941-6
- AI blad controleruimtes
- NEN-EN 17037:2018.
- NEN-EN 14501:2021
- NEN-EN 12464-1:2021
- Bouwbesluit
- Arbobesluit
- Arbo-informatieblad 46 Meld- en controlekamers