Eisen camera’s
Elke camera in het cameraplan biedt een beeld aan de bedienaar. Het is belangrijk dat dit beeld onder verschillende omstandigheden (weersomstandigheden en lichtomstandigheden) de informatie biedt aan de bedienaar (bijvoorbeeld is het kruisvlak vrij van verkeer?). Daarnaast zal een camera ook goed onderhouden moeten worden, zodat het beeld met de juiste kwaliteit wordt aangeboden aan de bedienaar.
Eis ZM021 | In de vaste camera’s wordt een lens toegepast die voor mensen een natuurlijk beeld geeft. |
Toelichting | Sommige lenzen geven een vertekend beeld van de werkelijkheid. Hierdoor is het moelijker om afstanden in te schatten via het camerabeeld. Een inschattingsfout kan voor risicovolle situaties zorgen bij brugbediening. Een camera met een brandpuntsafstand van 50mm komt overeen met het perspectief van het menselijk oog. |
Eis ZM022 | De camera’s moeten in staat zijn de zichtgebieden en de bijbehorende onderdelen in gehele omvang zoals beschreven in het cameraplan in beeld te brengen. |
Toelichting | Het cameraplan beschrijft wat de zichtgebieden zijn en hoe de camera’s moeten worden gepositioneerd. De camera’s moeten daarvoor wel het juiste Field of View hebben (FoV), oftewel de grootte van het gebied dat de camera’s bestrijken. Bij een kleiner FoV zijn er meerdere camera’s nodig om te voldoen aan het cameraplan. Een groter FoV zorgt wel voor minder detail. |
Eis ZM023 | De camera’s moeten in staat zijn de zichtgebieden en de bijbehorende onderdelen met het detail zoals beschreven in het cameraplan in beeld te brengen. |
Toelichting | Dit betekent dat de kwaliteit van de camera’s dusdanig is dat dit detail kan worden weergeven. Als dit detail niet met de vaste camera kan worden behaald, dan is een extra (PTZ) camera nodig. Detectie niveau is minimaal nodig om te besluiten de PTZ camera te richten. |
Eis ZM024 | De camera’s moeten in staat zijn de zichtgebieden en de bijbehorende onderdelen onder alle bedienomstandigheden zoals beschreven in het cameraplan in beeld te brengen. |
Toelichting | Dit betekent dat de camera’s, afhankelijk van de bedientijden, in staat moeten zijn de gewenste kwaliteit te bieden bij dag, nacht, regen, sneeuw, laaghangende zon, mist, etc. Indien dit niet mogelijk is dan moet de bediening onder deze omstandigheden worden gestaakt (zie volgende eis). |
Eis ZM025 | De brugbeheerder dient vast te leggen onder welke omstandigheden de bediening van de brug wordt gestaakt door de bedienaar. |
Toelichting | Het is belangrijk dat een bedienaar weet wanneer het niet veilig genoeg is om door te gaan met bedienen. Een bedienaar kan, vanuit oogpunt van dienstverlening aan de scheepvaart geneigd zijn om langer door te gaan met bedienen dan veilig zou zijn. Als voorbeeld kan gedacht worden aan minimaal zicht bij sneeuw of mist op een object dat zich op een bepaalde afstand bevindt. |
Eis ZM026 | De camerabeelden brengen zo min mogelijk de lucht in beeld zodat wordt voorkomen dat zonlicht direct in de camera schijnt. |
Toelichting | Direct invallend zonlicht kan zorgen dat het zicht wordt belemmerd. In veel gevallen kan de camera worden afgesneden aan de horizon, zodat de helemaal niet in beeld is. Er kunnen ook omstandigheden zijn waarin de camera toch een stuk van de lucht in beeld brengt. |
Eis ZM027 | De bedienaar moet altijd kunnen besluiten om te stoppen met de bediening als deze vindt dat er met het beschikbare zicht niet veilig kan worden bediend. |
Toelichting | De bedienaar is verantwoordelijk voor de veiligheid en moet zich daarom zeker voelen om veilig te kunnen bedienen. Deze eis geldt overigens niet alleen bij beperkt zicht, de bedienaar moet deze beslissing altijd kunnen nemen. |