Ruimte- en werkplekverlichting
Een goede en door de bedienaar aanpasbare verlichting zorgt voor een goede werkomgeving en draagt bij aan de alertheid van de bedienaar en het zicht op de bedienmiddelen.
Eis BR32 | De verlichting in de bedienruimte dient te bestaan uit een combinatie van algemene ruimteverlichting en individuele werkplekverlichting. |
Eis BR33 | De ruimteverlichting dient ingedeeld te zijn in verlichtingszones per bediencluster. |
Eis BR34 | De ruimteverlichting dient centraal in te stellen zijn per verlichtingszone. |
Eis BR335 | De individuele werkplekverlichting dient voor iedere werkplek op de werkplek te kunnen worden bijgesteld. |
Eis BR36 | E m is gemiddelde verlichtingssterkte in het taakgebied. Verlichtingssterkte op het taakgebied van de werkplek Em ≥ 500 lux. |
Eis BR37 | Minimale eisen voor de verlichtingssterkte op de werkplek komen niet voor in de vigerende normen. In bedienruimtes waar geen zicht naar buiten nodig is, is verstandig om 200 lux als minimum verlichting aan te houden (deze waarde komt uit de vervallen norm ISO 11064-6:2005). |
Eis BR38 | E s is gemiddelde verlichtingssterkte in het taakgebied. Gelijkmatigheid met verlichtingssterkte direct omgeving (50 cm) van het taakgebied Es >= 0,7 x E |
Eis BR39 | Verhouding directe/indirecte verlichting:
|
Eis BR40 | De luminantieverhouding tussen taakgebied, omgeving en venster met helderheidswering is 1:3:10 en in de nachtsituatie 10:3:1. Maximale verhoudingen zijn 1:10:30, resp. 30:10:1. |
Eis BR41 | Verblinding door armatuur: UGR (Unified Glare Rating) ≤ 19. UGR is de Unified Glare Rating: een waarde behorende bij de armatuur, hoe lager de waarde des te minder hinder. |
Eis BR42 | Kleurweergaveindex: Ra: ≥ 80. Kleurweergave-index wordt uitgedrukt is een getal tussen 0-100 en is afhankelijk van de gekozen lamp. |
Eis BR43 | Kleurtemperatuur is neutraal: 3300 K ≤ T ≤ 4000 K. Kleurtemperatuur wordt uitgedrukt in graden K (Kelvin) NB: hoe lager de kleurtemperatuur hoe warmer (geler) het licht qua gevoel. |
Eis BR44 | Armaturen dienen zo te worden gepositioneerd dat deze niet spiegelen in de monitoren en overzichtsschermen (en voor locaties met direct zicht in ramen waardoor naar buiten wordt gekeken). Hiertoe moeten armaturen bij toepassen van directe verlichting aan de volgende voorwaarden voldoen:
|
Eis BR45 | Armaturen boven de desks dienen te worden gepositioneerd op ongeveer 50% van de diepte van de desk om schaduwwerking veroorzaakt door de medewerker zelf te voorkomen (Arbo-informatieblad 46 Controlekamers). |
Eis BR46 | Bij plafondarmaturen dient schaduwwerking te worden voorkomen door de armaturen tussen de werkplekken te plaatsen. |
Eis BR47 | Armaturen dienen een relatief groot, gelijkmatig verlichtingsvlak hebben. Deze geven een zacht schaduwbeeld (NEN 3087:2011). |
Eis BR48 | Het is wenselijk dat wanden die buiten het gezichtsveld vallen van medewerkers tijdens hun primaire taak, op een levendige manier worden aangelicht om een onplezierige en saaie beleving van de ruimte te voorkomen. |
Bronnen
- NEN-EN 12464-1:2021
- ISO 11064-6:2005
- NEN 3087:2011