Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Kwaliteitscatalogus spoorbermen
Deze tekst is gepubliceerd op 20-02-19

Definities

Deze begrippenlijst geeft definities voor objecten en kwaliteitscriteria die noodzakelijk zijn om de beeldkwaliteit goed te kunnen beoordelen.
BegripDefinitie/Betekenis
Boom/BomenEen test Boom is een overblijvend houtig gewas met een minimale hoogte van 3 meter en een dwarsdoorsnede van de Boomstam van minimaal 10 cm op een hoogte van 1,30 m boven het maaiveld.
In het geval dat de Boom ‘meerstammig’ is, geldt de dwarsdoorsnede van de dikste Boomstam.
Meerstammige boomEen Boom die niet 1 doorgaande Boomstam heeft, maar vanuit 1 wortelstelsel op enige hoogte boven het maaiveld vertakt in meerdere Boomstammen.
BoomhoogteVerticaal gemeten lengte van een Boom, gemeten van stamvoet op maaiveldniveau tot de top van de Boom. De grootste verticale lengte van de Boomstam bepaalt de Boomhoogte.
Valbereik boomDe horizontale lengte, gemeten op het maaiveld, die een Boom bedekt als zij omvalt.
Het valbereik van een Boom wordt gemeten door de Boomhoogte vanaf de stamvoet in het horizontale vlak uit te zetten.
BoomvormerBoomvormers zijn houtige, opgaande gewassen die van nature de nijging hebben om één (1) Boomstam/hoofdtak te vormen, maar zich vanaf ongeveer een halve meter boven de grond ook kunnen ontwikkelen met meerdere Boomstammen/hoofdtakken. Een Boomvormer groeit uit tot een Boom. Bekende soorten zijn bijvoorbeeld: Eik, Es, Berk, Els, Wilg en Beuk.
BoomkroonHet met bladeren of naalden bezette, bovenste gedeelte van een Boom. De Boomkroon wordt gedragen door de Boomstam en omvat de takken met daaraan de bladeren/naalden.
BoomstamDe belangrijkste, verhoute doorgaande stengel van een Boom. De Boomstam vormt het middengedeelte van een Boom dat wordt gedragen door de wortels en zelf de kroon draagt.
Takvrije stamDat deel van een Boomstam dat zich tussen maaiveld en Boomkroon bevindt en waaraan zich in het geheel geen of slechts enkele onderschikte, geen onderdeel van de Boomkroon uitmakende takken bevinden.
BoomwortelsHet ondergrondse gedeelte van de Boom, waarmee deze water en opgeloste voedingsstoffen uit de bodem opneemt.
Kroonprojectie De horizontale doorsnede van de Boomkroon door de grootste diameter van de kroon. Door deze doorsnede loodrecht op het maaiveld te projecteren kan bij benadering de diameter van het wortelgestel van de Boom worden bepaald.
Bomen databaseDe Bomen database bestaat uit Bomen die door Inschrijver worden gedetecteerd uit de ProRail LiDAR puntenwolk. De Bomen database (in FileGeoDataBase formaat) bestaat uit twee tabellen (Feature Classes):
  • Een tabel met Bomen die als punt worden gerepresenteerd
  • Een tabel met Boomgroepen die als vlak worden gerepresenteerd.
Solitaire boomEen Boom die niet gegroepeerd staat. Solitaire Bomen zijn in tegenstelling tot Bomen die in een bos staan, in staat zich in vol ornaat te ontwikkelen en zijn daarom vaak kenmerkende landschappelijke elementen.
BomenrijAantal Bomen die in een enkelvoudige rij staan, waarbij de onderlinge afstand tussen de Bomen zodanig is dat de Bomenrij tot manshoogte geen zichtbelemmering vormt. Dit wil zeggen dat men tussen de Boomstammen door kan kijken.
BoomgroepEen Boomgroep is een verzameling Bomen die dicht op elkaar staat, waardoor de kronen in elkaar groeien en deze tezamen ogen als die van één Solitaire Boom. Een Boomgroep kan een omvang hebben van drie (3) stuks tot een heel bos.
As-spoorDenkbeeldige lijn in de lengterichting van het spoor in het midden van beide spoorstaven op de hoogte van het vlak van de bovenkant van de beide spoorstaven.
SpoorvormingEen beschadiging van verhardingen en bermen in de vorm van sporen (van opeenvolgende verzakkingen en opdrukkingen van de al dan niet verharde ondergrond, meestal in een soort golfpatroon), veroorzaakt door het berijden met (zware) voertuigen en/of lasten. Spoorvorming in verhardingen langs het spoor of spoorbermen kan bijvoorbeeld een nadelige invloed hebben op de oppervlakkige afwatering en/of het stuurgedrag van voertuigen. Onbetrouwbaar stuurgedrag kan extra risicovol zijn bij voertuigbewegingen langs een indienstzijnd spoor.
OneffenheidPlaatselijk voorkomende, verticale vervormingen van de ondergrond met een lengte van maximaal 1 m. De vervormingen treden zowel in de lengte als in de dwarsrichting op. Oneffenheden met een lengte van meer dan 1 m worden als meerdere oneffenheden aangemerkt.
PolGroeiwijze waarbij alle spruiten van één of enkele gras- en kruidachtigen planten tezamen vanuit een, ten opzichte van het direct omliggende maaiveld verhoogd liggende, kluit aarde groeien. Visueel doen pollen zich in een vlakke omgeving vaak voor als kleine ophogingen/heuveltjes, die doen denken aan ‘eilandjes’.
GrasGroene, kruidachtige vaste planten met lijnvormige, smalle bladeren en vele spruiten die, al dan niet in pollen, rechtstreeks (dus zonder stengel) uit de grond groeien.
UitschieterEen afzonderlijke groeipunt van een plant die in lengte afwijkt van de, conform contractspecificatie, maximaal toegestane vegetatiehoogte. Een uitschieter lijkt bij waarneming niet tot de grotere groep van gelijke beplanting te behoren en geeft daardoor meestal een (sterk) beeld geven van de werkelijkheid.
Helling (= dwarsafschot)Schuin op- of aflopende afwijking van een vloer, verharding of maaiveld ten opzichte van het horizontale vlak. De afwijking ten aanzien van een horizontale ligging (waterpas) wordt meestal aangeduid in centimeters per meter of met een percentage.
Vlakheid (= effenheid)De mate waarin niveaus van punten in een gerealiseerd oppervlak afwijken van het niveau van het ter plaatse van deze punten gemiddeld gerealiseerde vlak.
KruidachtigeEen ‘kruidachtige’ vegetatie bestaat uit een samenstelling van kruiden en grassen.
KruidenKruiden daarmee worden planten bedoeld met een niet houtige stengel die in de winter afsterven.
Struik/
struikvormer/
heester
Een struik/struikvormer is een zich vanaf de grond in meerdere houtige takken/stammen verdelende plant met eindhoogte gemiddeld tussen de 4 en 5 meter. Voorbeelden hiervan zijn de Hazelaar, Krent, Kardinaalsmuts, Vlier en Vogelkers.
StruweelEen (hoofdzakelijk) met struiken begroeide oppervlakte van enige omvang (minstens 15 m²) en minder dan 5 meter hoog.
Houtig gewas*Een houtig gewas is een boomvormer als deze nog niet voldoet aan de definitie van een boom maar zich overduidelijk wel in die richting ontwikkelt.
* Toelichting:
Voldoet het houtig gewas niet aan de definitie voor een boom of een boomvormer dan noemen we het een struik/struikvormer/heester (altijd meerstammig vanaf de grond, dwarsdoorsnede stammen gemiddeld minder dan 10 cm op 1,3m +MV en maximaal 4-5m hoog). De hier gegeven definities gaan er van uit dat een boom op enig moment best minder hoog kan zijn dan een struik.
Invasieve exoten (Plaagkruiden)Dit betreft exotische planten die snel groeien en zich snel uitbreiden welke diverse praktische nadelen met zich meebrengen, zoals bijvoorbeeld giftigheid, bijdrage aan de verspreiding van (natuur-)branden, hoogte, groei- en concurrentiekracht en/of de erosie die kan optreden na afsterven. Bekende soorten zijn bijvoorbeeld: Grote Bereklauw, Japanse Duizendknoop, Amerikaanse Vogelkers.
Bestrijding invasieve exotenOnder bestrijding van invasieve exoten verstaat ProRail:
  1. Verdelgen: definitief vernietigen (= reduceren tot nul) van bestaande planten en/of groeiplaatsen én;
  2. Voorkomen van het ontstaan van nieuwe planten en/of groeiplaatsen.
GroeiplaatsPlaats in het spoor en/of de spoorberm waar van een bepaald gewas (zoals een invasieve exoot) planten worden aangetroffen en zich ondergrondse leefruimte bevindt welke kan leiden tot voortplanting van het betreffende gewas.
MaaiselNa maaiwerkzaamheden achtergebleven vrijgekomen materiaal.
OphopingHoop maaisel met een hoogte van minimaal 5 cm over een lengte van minimaal 25 cm of een hoop snoeiafval met een doorsnede van minimaal 50 cm.
SnoeirestenNa snoeiwerkzaamheden achtergebleven vrijgekomen materiaal.
VegetatieGeheel van beplanting en gras- en kruidachtigen die in een bepaalde omgeving voorkomen.