Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Eisencatalogus flora- en faunavoorzieningen
Deze tekst is gepubliceerd op 16-01-16

Faunagoot

FactsheetFaunagoot
Omschrijving

Een doorgang onder of over lijnvormige infrastructurele werken.

Situatie (aanleiding)

Locatie waar faunaslachtoffers vallen of één of meerdere populaties van elkaar gescheiden zijn door een infrastructurele barrière.

Doel(en) en functie(s)

Opheffen infrastructurele barrières en de migratie van kleine fauna mogelijk maken tussen of binnen leefgebieden en populaties.

Toepassingscriteria
Schadelijke effecten die worden voorkomen of verminderd

  • Barrièrewerking?
  • Directe sterfte
  • Versnippering
Soortgroep

  • Amfibieën?
  • Zoogdieren (kleine)?
  • Reptielen?
  • Insecten
Soortgroep specifiek

Vooral amfibieën maar ook reptielen en kleine zoogdieren zoals muizen.

Locatie/object

  • Infrastructuur
Permanent/tijdelijk

Permanent

Algemeen geldende eisen
Functie-eis

  • De faunagoot dient migratie mogelijk te maken van de soorten waarvoor hij bedoeld is.
  • De faunagoot dient het passeren van een barrière in beide richtingen mogelijk te maken voor de soorten waarvoor hij bedoeld is.
  • De faunagoot dient te voldoen aan de algemene ecologische maatregelen.
Objecteis (algemeen)

  • De faunagoot dient gefabriceerd te zijn van materialen met een levensduur overeenkomstig de minimale duur van de functionaliteit.
  • De faunagoot dient minimaal een inwendige hoogte te hebben van 40 cm.
  • De faunagoot dient minimaal een inwendige breedte te hebben van 40 cm.
  • De faunagoot dient vrij van water te blijven.
  • De faunagoot dient voorzien te worden van geleidende elementen naar de faunagoot toe, zoals een amfibiescherm, die de beoogde fauna naar de tunnel dient te geleiden.
  • De faunagoot dient voorzien te zijn van een lichtdoorlatende bovenzijde.
  • De faunagoot dient gerealiseerd te worden op de locatie van bestaande migratieroutes van de betreffende soort.
  • De faunagoot dient een bodem te hebben die aansluit op de lokale grondslag.
  • De faunagoot dient aan te sluiten op geleidende voorzieningen zoals een amfibiescherm.
  • De faunagoot dient aan de bovenzijde exact aan te sluiten op het wegdek om trillingen van passerende voertuigen te minimaliseren.
  • De faunagoot dient geplaatst te worden op of nabij bestaande migratieroutes.
Aspecteis (algemeen)

  • Het loopvlak van een faunagoot van beton, cement of vergelijkbare materialen dient bedekt te zijn met humushoudende grond om uitdrogen van amfibieën te voorkomen en een aangenamer loopvlak te creëren.
  • De helling van de in- en uitlooptaluds van de faunagoot dient 1:3 of flauwer te zijn.
  • De functie-eisen dienen jaarrond gegarandeerd te zijn.
  • Inspectie van de faunagoot of roosterkanaal dient mogelijk te zijn.
  • Onderhoud van de faunagoot of roosterkanaal dient mogelijk te zijn.
  • De hoeveelheid daglicht in de faunagoot dient afgestemd te zijn op de soorten waarvoor de faunagoot bedoeld is.
  • De toegang van en naar de faunagoot dient vrij te zijn van obstakels.
  • De geleidende elementen van en naar de faunagoot dienen dusdanig geplaatst te zijn dat deze de gehele migratiezone doorsnijdt.
Proceseis (algemeen)

  • De locatie van de faunagoot dient bepaald te worden door een ter zake kundig ecoloog. Fase=O, R
  • De faunagoot dient periodiek geïnspecteerd te worden op ecologisch functioneren door een ter zake kundig ecoloog. Fase=G, EM
  • De faunagoot dient periodiek geïnspecteerd te worden op technische staat. Fase=G, TM
Raakvlakeis (algemeen)

  • De omgeving van de faunagoot dient te voldoen aan de algemene ecologische maatregelen.
  • De faunagoot dient aan te sluiten op bestaande migratieroutes in de omgeving.
  • Het looppad langs de geleidende elementen van en naar de faunagoot dient vrij te zijn van obstakels.
  • Wanneer een geleidingselement onderbroken wordt door een zijweg dient er een geleidingsgoot aangebracht te worden.
Specificaties
Objectspecificatie (good practice)

  • Een faunagoot met rechthoekige binnenvorm heeft de voorkeur boven een ronde binnenvorm doordat de rechte wanden beter geleiden, het loopoppervlak groter is en omdat er een betere aansluiting mogelijk is met een geleidend element en de bodem.
  • Een faunagoot opgebouwd uit ronde elementen wordt bij voorkeur voorzien van een vlakke bodem van cement om een groter loopvlak te krijgen.
  • De faunagoot kan voorzien worden van een aansluitelement om een naadloze aansluiting te verzorgen met geleidingselementen en de bodem.
  • De faunagoot wordt doorgaans voorzien van een inwendige maat die is afgestemd op de lengte van de tunnel, waarbij geldt dat hoe langer de goot of het kanaal is, hoe ruimer de inwendige maatvoering. Zie ook de tabel in afbeelding 1.
  • De faunagoot wordt doorgaans uitgevoerd in beton.
  • De faunagoot wordt bij voorkeur geheel recht uitgevoerd, waardoor het licht van het uiteinde vanaf het begin zichtbaar is voor de soort die er gebruik van maakt.
  • De faunagoot wordt bij voorkeur vervaardigd uit een niet-metaal vanwege de eigenschap van metaal dat tijdens of direct na een vorstperiode vastvriezen van fauna kan optreden.
  • Een faunagoot die afgedekt is met een rooster dient lengtespijlen te hebben die tenminste 1 cm lager liggen dan de dwarsspijlen om overmatige trillingen van passerend wegverkeer te minimaliseren.
Aspectspecificatie (good practice)

  • De uiteinden van de geleidende elementen van en naar de faunagoot worden aan de uiteinden bij voorkeur voorzien van een keerhoek.
  • De interne begeleiding en beschutting van de soorten waarvoor de faunatunnel bedoeld is, kan - in faunatunnels met tenminste 50 cm breedte - vergroot worden door spaarzaam wilgentenen, wiepenrollen of vergelijkbare elementen in de faunatunnel te plaatsen.
  • Inspectiemogelijkheden kunnen gerealiseerd worden door de faunagoot te voorzien van afneembare roosters.
  • De plaatsing van een faunagoot gebeurt bij voorkeur boven de grondwaterstand.
  • De ophoping van water in de faunagoot kan voorkomen worden door de faunagoot onder afschot te construeren, zodat inlopend water wordt afgevoerd.
  • De ophoping van water in de faunagoot kan voorkomen worden door de faunagoot met het hoogste punt in het midden uit te voeren, zodat inlopend water wordt afgevoerd.
  • De aantrekkelijkheid van de faunagoot voor amfibieën kan vergroot worden door bij de toegangen van de faunagoot een kleine plas of vochtige laagte te creëren.
  • De hoeveelheid daglicht in de faunagroot is bij voorkeur zo veel mogelijk wanneer de faunagoot een functie heeft voor amfibieën of reptielen.
Processpecificatie (good practice)

  • De faunagoot wordt doorgaans één keer per jaar, voor aanvang van de voorjaarsmigratie, geïnspecteerd op aspecten zoals de technische staat, ecologisch functioneren, stagnerend water, verwijderen van zwerfvuil en ophoping van bladmateriaal. Fase=G, EM, TM
  • Om de functionaliteit te toetsen, wordt het gebruik van de faunagoot bij voorkeur gemonitoord. Fase=EM
  • In geval van monitoring wordt deze bij voorkeur uitgevoerd door een ter zake kundig ecoloog. Fase=EM
  • In geval van monitoring worden de resultaten bij voorkeur doorgegeven aan gegevensbeherende instanties. Fase=EM
  • Er wordt doorgaans jaarlijks onderhoud gepleegd aan de vegetatie nabij de faunagoot om dichtgroeien te voorkomen. Fase=G, EM
  • Er wordt doorgaans jaarlijks onderhoud gepleegd aan de vegetatie langs de geleidingselementen naar de faunagoot toe, om te voorkomen dat deze overgroeid raken en ze hun functie verliezen. Fase=G, EM
Raakvlakspecificatie (good practice)

  • De aanleg van meerdere faunagoten per migratielocatie verdient de sterke voorkeur om de effectiviteit van de passagemogelijkheden te vergroten.
Mogelijkheden en risico’s
Kans

  • Een faunagoot kan gelijktijdig aangelegd worden met andere infrastructuur-passerende voorzieningen zoals duikers, kabelgoten, kleine faunatunnels, faunaduikers, et cetera, zodat kostenbesparend gewerkt kan worden.
  • Door de omgeving van de faunagoot ecologisch te versterken, kan een betere ecologische samenhang verkregen worden met een beter gebruik van de faunagoot maar ook kansen voor andere soorten tot gevolg. Zie Checklist algemene ecologische maatregelen.
  • De maatregel kan benut worden als positieve publiciteit.
Risico (faalfactoren)

  • Bij sterke regenval of grondwaterstijging kan een faunagoot vollopen met water waardoor deze niet meer functioneert.
  • Bij regenval kan bodemmateriaal, slib, blad, afval, et cetera in de faunagoot spoelen en de functionaliteit belemmeren.
  • Vegetatie kan de in- en uitgang van de faunagoot blokkeren waardoor deze niet meer toegankelijk is.
  • Predatoren gebruiken de faunagoot of directe omgeving als foerageerlocatie waardoor de soorten waarvoor de faunagoot bedoeld is negatief beïnvloed worden.
  • De geleidende elementen van en naar de faunagoot hebben onvoldoende reikwijdte waardoor soorten om de geleidende elementen heen lopen.
Versterkende aanvullende voorziening(en)

  • Om geleiding van de beoogde fauna naar de faunagoot te versterken kunnen in de directe omgeving aanvullende elementen zoals poelen, houtwallen, greppels of stobbenwallen aangebracht worden, afhankelijk van de relevante soorten.
  • Zie Checklist algemene ecologische maatregelen.
Alternatieve voorziening(en)

RAW werkcategorie 64
RAW Categorie hfdst 64

Weren
Aanbrengen

Bronnen en afbeeldingen
Bronnen

Bronnen literatuur:

  • Website Ravon: [ link ]
  • Expertise Tauw.
  • Expertise werkgroep CROW
Bronnen afbeelding:

  • Afbeelding 1: Tabel. Standaard lengte-diameter verhouding bij vierkant en rond profiel. Bron: www.Ravon.nl
  • Afbeelding 2: Amfibieëngoot. Bron: Tauw
  • Afbeelding 3: Amfibieënscherm. Bron: Tauw
Afbeeldingen

Tabel Standaard lengte-diameter verhouding bij vierkant en rond profiel
Lengte0-5m <10m 10-20m 20-30m 30-40m 40-50m
Vierkant profiel
(breedte/hoogte)
40/40 50/50 100/75 150/100175/125 200/150
Rond profiel50 60 100 140160 200