Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Eisencatalogus flora- en faunavoorzieningen
Deze tekst is gepubliceerd op 07-10-15

Poel rugstreeppad

FactsheetPoel rugstreeppad
Omschrijving

Een kleinschalig oppervlaktewater.

Situatie (aanleiding)

Verlies of aantasting van voortplantingswater van de rugstreeppad of ter versterking of uitbreiding van het leefgebied.

Doel(en) en functie(s)

Het bieden van leefgebied voor de rugstreeppad ter behoud, bescherming en of versterking van deze fauna.

Toepassingscriteria
Schadelijke effecten die worden voorkomen of verminderd

  • Directe sterfte
  • Oppervlakteverlies
  • Verandering overstromingsfrequentie
  • Verdroging
  • Verlies vaste verblijfplaats
  • Versnippering
Soortgroep

  • Amfibieën
Soortgroep specifiek

Rugstreeppad

Locatie/object

  • Terrein
  • Overgang kunstwerk en terrein
  • Oppervlaktewater
  • Overgang water en terrein
Permanent/tijdelijk

Permanent

Algemeen geldende eisen
Functie-eis

  • De poel dient te voldoen aan de ecologische basisfunctionaliteit (zie Checklist algemene ecologische maatregelen).
  • De poel dient te voorzien in de beoogde functie van het leefgebied, zoals voortplantingswater, voor de rugstreeppad.
Objecteis (algemeen)

  • De poel dient ten minste in de periode april tot augustus water te bevatten.
  • De poel dient voor ten minste 3/4-deel voorzien te zijn van taluds met een helling van tenminste 1:5.
  • De poel dient te zijn voorzien van vegetatie in het water en langs de oever als schuil- en eiafzetplaats.
  • De poel dient een wateroppervlak te hebben dat niet meer dan 1/3-deel bedekt is met vegetatie.
  • De poel dient een maximale bodemdiepte te hebben van 0,8 meter.
Aspecteis (algemeen)

  • Onderhoud aan de poel dient mogelijk te zijn.
  • Inspectie van de poel dient mogelijk te zijn.
  • De vegetatie op de oevers of taluds van de poel dient aan te sluiten op de vegetatie in de directe omgeving.
  • De beschaduwing van de poel dient minimaal te zijn voor zonlicht en snelle opwarming van het water.
  • Droogvallen van de poel dient periodiek te gebeuren om de vestiging van vissen te voorkomen.
  • Ophoping van bladeren in de poel, waarbij meer dan 75% van de bodem bedekt is, dient voorkomen te worden.
  • Verlanding van de poel moet voorkomen worden.
  • Geschikt landhabitat voor de rugstreeppad dient nabij de poel aanwezig te zijn: een vergraafbare ondergrond – liefst zand – dat niet overstroomt en enkele mogelijkheden om te schuilen zoals in een strooisellaag of onder vegetatie.
Proceseis (algemeen)

  • Aanleg van de poel dient ten minste één jaar voorafgaand aan het beoogde moment van ingebruikname te gebeuren in verband met de benodigde tijd om ecologisch te kunnen functioneren. Fase=R
  • De staat van de poel dient periodiek gecontroleerd te worden, bij voorkeur door een ter zake kundig ecoloog. Fase=G, TM, EM
  • Beheer van vegetatie in de poel dient uitgevoerd te worden om verlanding te voorkomen. Fase=G
  • Baggeren van poelen dient regelmatig en voor de hele poel te worden uitgevoerd. Fase=G
  • Om zonlichttoetreding te borgen dient de eventuele beschaduwing in toom gehouden te worden door omliggende hoogopgaande vegetatie gericht te snoeien en of te kappen. Fase=G
  • Bij maaien van water- en oevervegetatie dienen afgemaaide planten en -resten uit het water en van de kant verwijderd te worden. Fase=G
  • Onderhoud binnen clusters van poelen dient gefaseerd uitgevoerd te worden. Fase=G
  • Het beheer van de poel en omgeving dient te worden afgestemd met een ter zake kundig ecoloog. Fase=G.
Raakvlakeis (algemeen)

  • De omgeving van de poel dient te voldoen aan de ecologische basisfunctionaliteit (zie Checklist algemene ecologische maatregelen).
  • De situering van de poel dient zo goed mogelijk ingepast te worden in het landschap en daarbij afgestemd te worden op reeds aanwezige landschapselementen als andere poelen, opgaande vegetatie, enzovoort.
Specificaties
Objectspecificatie (good practice)

  • Een poel waarvan de bodem hoger ligt dan de grondwaterstand wordt in de praktijk vaak uitgevoerd met een bodem van leem of klei, waarbij gestreefd dient te worden naar gebiedseigen bodemmateriaal.
  • Een poel waarvan de bodem hoger ligt dan de grondwaterstand wordt in de praktijk soms uitgevoerd met een betonnen bodem, dit heeft als nadeel dat er geen beworteling van waterplanten mogelijk is.
  • De poel heeft bij voorkeur een wateroppervlak van ten minste 50 m².
  • De poel wordt bij voorkeur aangelegd met circa 2/3-deel ondieper dan 30 cm zodat dit wateroppervlak snel opwarmt.
Aspectspecificatie (good practice)

  • De bodemhoogte van de poel is bij voorkeur dusdanig gerealiseerd dat deze ruwweg eens in de circa 4 tot 10 jaar droogvalt ter voorkoming van de vestiging van vissen.
  • Droogvallen van de poel in de periode april tot augustus wordt bij voorkeur voorkomen.
  • Afrastering kan geheel of gedeeltelijk rondom de poel geplaatst worden om de poel te beschermen tegen vervuiling, vernieling of verstoring door mens of dier.
  • Ophoping van bladeren in de poel kan worden voorkomen door binnen een straal van circa 20 meter rondom de poel geen hoog opgaande vegetatie te hebben staan.
  • Verlanding van de poel kan worden voorkomen door jaarlijks onderhoud te plegen waarbij overmatige vegetatie en baggerslib verwijderd wordt.
  • Clustering van verschillende poelen in de directe omgeving van elkaar verdient de voorkeur. Zie ook Checklist algemene ecologische maatregelen.
Processpecificatie (good practice)

  • Om de functionaliteit te toetsen wordt het gebruik van de poel bij voorkeur gemonitord. Fase=EM
  • In geval van monitoring dient deze bij voorkeur te worden uitgevoerd door een ter zake kundig ecoloog. Fase=EM
  • In geval van monitoring worden de resultaten bij voorkeur doorgegeven aan gegevensbeherende instanties. Fase=EM
  • Wanneer bij onderhoud sliblagen aanwezig zijn van meer dan 15 cm dikte dan dienen deze bij voorkeur in zijn geheel verwijderd te worden. Fase=G
  • Het kap- en snoeiwerk van omliggende vegetatie kan het beste tussen medio september en medio februari worden uitgevoerd, maar dient afgestemd te worden op de lokale situatie. Fase=G
  • Onderhoud aan de poel zelf gebeurt bij voorkeur tussen medio augustus en medio oktober, maar dient afgestemd te worden op de lokale situatie. Fase=G
  • Bij maaien van water- en oevervegetatie dient ten behoeve van andere soorten – waaronder voedsel voor de rugstreeppad – bij voorkeur een gefaseerd maaibeleid te worden toegepast. Zie ook Checklist algemene ecologische maatregelen. Fase=G
  • Alle vormen van onderhoud dienen bij voorkeur gefaseerd plaats te vinden.
Raakvlakspecificatie (good practice)

  • Wanneer in de omgeving verschillende poelen aanwezig zijn, wordt een nieuwe poel bij voorkeur tussen of nabij deze bestaande poelen gesitueerd om een robuuster netwerk van poelen te creëren.
Mogelijkheden en risico’s
Kans

  • Een poel kan de aantrekkelijkheid en het gebruik van ecoducten door waterafhankelijke fauna verbeteren.
  • De maatregel kan mogelijk benut worden als positieve publiciteit.
  • Een poel biedt kansen voor andere soorten zoals libellen en andere watergebonden flora en fauna.
  • Een poel biedt kansen als drinkvoorziening voor diverse faunasoorten.
  • De aanwezigheid van koeien of ander vee kan extra dynamiek creëren langs de oeverlijn en daardoor extra diversiteit.
Risico (faalfactoren)

  • De aanwezigheid van koeien of ander vee kan resulteren in vertrapping van de oever.
Versterkende aanvullende voorziening(en)

  • Door de omgeving van de poel ecologisch te versterken kan een betere ecologische samenhang verkregen worden met betere kansen voor de soorten waarvoor de poel bedoeld is maar ook kansen voor andere soorten zoals insecten en andere geleedpotigen, slakken, tweekleppigen en andere weekdieren, planten, reptielen en zoogdieren. Zie Checklist algemene ecologische maatregelen.
Alternatieve voorziening(en)

  • Sloot
  • Betonnen amfibieënschaal
RAW werkcategorie 64
RAW Categorie hfdst 64

Aanbrengen

Bronnen en afbeeldingen
Bronnen

Bronnen literatuur:

  • Richtlijnen voor inspectie en onderhoud van faunavoorzieningen
    [ link ]
  • Handboek natuurdoeltypen. IKC Natuurbeheer, 1995 - Poelen en andere kleine wateren. Landschapsbeheer Nederland, mei 2004.
  • Soortenstandaard Rugstreeppad Bufo calamita, Dienst Regelingen, Ministerie van EZ
    [ link ]
  • Expertise werkgroepleden CROW.
  • Expertise Tauw.

Bronnen afbeeldingen:

  • Afbeelding 1: Cluster van rugstreeppaddenpoelen met vergraafbaar winterhabitat. Bron: Tauw
  • Afbeelding 2: Ondiepe rugstreeppaddenpoel. Bron: Werkgroep CROW
  • Afbeelding 2: Flauwe oever met rugstreeppaddenlarven. Bron: Tauw
Afbeeldingen