0435 Bouwregelgeving: Bouwbesluit en Woningwet
0435 Bouwregelgeving: Bouwbesluit en Woningwet
1. Inleiding
In de Nederlandse bouwregelgeving zijn het [ link ] en de [ link ] twee belangrijke documenten. Op deze twee documenten wordt in de volgende paragrafen een korte toelichting gegeven. Dit mede gezien enkele belangrijke en omvangrijke, recent doorgevoerde aanpassingen c.q. wijzigingen van de beide documenten. Voor het aspect gelijkwaardigheid en funderen wordt mede verwezen naar 0480.
In de Nederlandse bouwregelgeving zijn het [ link ] en de [ link ] twee belangrijke documenten. Op deze twee documenten wordt in de volgende paragrafen een korte toelichting gegeven. Dit mede gezien enkele belangrijke en omvangrijke, recent doorgevoerde aanpassingen c.q. wijzigingen van de beide documenten. Voor het aspect gelijkwaardigheid en funderen wordt mede verwezen naar 0480.
Op het gebied van funderingen is in het Bouwbesluit 2003 als belangrijke wijziging doorgevoerd dat er wettelijk geen eisen meer worden gesteld aan de zakkingen van gebouwen; zie 2.7.
Het Bouwbesluit 2003 is een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) die een nadere uitwerking is van artikel 2 (zie figuur 04-7) van de Woningwet (Staatsblad 2002, 590). Deze Woningwet is vanaf de inwerkingtreding sinds 1901 vele malen aan wijzigingen onderhevig geweest. Eén van de recentste wetswijzigingen, die in 1 juli 2002 van kracht is geworden, heeft geleid tot een herziening van het vergunningsstelsel, een herziening van de voorschriften omtrent welstand en tot landelijke voorschriften omtrent het indienen van een aanvraag voor een bouwvergunning. Een andere grote verandering is doorgevoerd op 1 april 2005, maar die heeft betrekking op de handhaving van de voorschriften in de bestaande voorraad. Vanaf 1 juli 2002 werden tevens twee AMvB's van kracht, waaronder:
- het Besluit houdende voorschriften voor vergunningsvrije en licht vergunningsplichtige bouwwerken
- het Besluit indieningsvereisten (Staatsblad 2002, 490) aanvraag om een bouwvergunning en openbaar register.
Vanaf 1 januari 2003 is de herziening van het Bouwbesluit van toepassing. Door deze herziening is het Bouwbesluit (Staatsblad 2001, 410) geheel anders van opzet dan het tot dan toe geldende Bouwbesluit dat in werking trad in 1992 (Staatsblad 1991, 680) en sinds die tijd een aantal wijzigingen heeft ondergaan.
In 2010 zal naar verwachting de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Stb. 2008, 496) in werking treden. Vanaf dat moment zal het verguningsstelsel van de Woningwet naar die nieuwe wet worden overgeheveld en spreken wij van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De indieningvereisten zullen dan zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.
In 2010 zal naar verwachting de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Stb. 2008, 496) in werking treden. Vanaf dat moment zal het verguningsstelsel van de Woningwet naar die nieuwe wet worden overgeheveld en spreken wij van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De indieningvereisten zullen dan zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.
2. Bouwbesluit 2003
2.1 Algemeen
Het [ link ] omvat de technische bouwvoorschriften die in Nederland gelden voor elk bouwwerk; zie ook 0440. Bij de bouwvoorschriften maakt het Bouwbesluit 2003 onderscheid tussen voorschriften voor nieuwbouw (waaronder ook begrepen verbouw en uitbreiding) en voorschriften voor bestaande bouw (zonder dat er sprake is van verbouwen). Tevens zijn in het Bouwbesluit 2003 voorschriften gegeven met betrekking tot het in de handel mogen brengen van bouwproducten.
Het [ link ] omvat de technische bouwvoorschriften die in Nederland gelden voor elk bouwwerk; zie ook 0440. Bij de bouwvoorschriften maakt het Bouwbesluit 2003 onderscheid tussen voorschriften voor nieuwbouw (waaronder ook begrepen verbouw en uitbreiding) en voorschriften voor bestaande bouw (zonder dat er sprake is van verbouwen). Tevens zijn in het Bouwbesluit 2003 voorschriften gegeven met betrekking tot het in de handel mogen brengen van bouwproducten.
Het ontstaan van het oorspronkelijke Bouwbesluit is een direct gevolg geweest van een dereguleringsactie. In dit kader is gehoor gegeven aan de voorwaarde dat ieder voorschrift van het Bouwbesluit:
- zo veel mogelijk (rechts)zekerheid en (rechts)gelijkheid biedt
- ondubbelzinnig is
- meetbaar en controleerbaar is
- zo min mogelijk vrijheidsbeperkend en innovatiebelemmerend is.
Om dit doel te bereiken kwamen in het oorspronkelijke Bouwbesluit van 1992 alleen voorschriften die maatschappelijk gezien 'minimaal noodzakelijk' werden geacht. De voorschriften werden, voor zover mogelijk op dat moment, gegeven in de vorm van een prestatie-eis, voorzien van een functionele omschrijving. Hierbij is tevens aangegeven dat het om een eerste fase van het Bouwbesluit ging. In de tweede fase zouden de overige prestatie-eisen voor utiliteitsbouw volgen. Daarvoor bestonden toen nog noodzakelijkerwijs alleen als functionele eisen gegeven voorschriften.
De herziening van het Bouwbesluit omvat een ingrijpende verandering in de systematiek en opbouw die is doorgevoerd om beter hanteerbare bouwvoorschriften alsmede een toegankelijker en gebruiksvriendelijker Bouwbesluit te krijgen. Daarnaast zijn nogal wat wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het Bouwbesluit 1992. Het grootste gedeelte hiervan betreft de invoering van de zogenoemde tweede fase van het Bouwbesluit, waarin de prestatie-eisen voor de utiliteitsbouw zijn opgenomen. Dit tweede-fasebesluit is reeds gepubliceerd in 1998 (Staatsblad 618). Deze is echter destijds niet in werking getreden.
In de volgende paragrafen is enerzijds de vernieuwde opbouw van het Bouwbesluit in beknopte vorm omschreven. Tevens zijn de belangrijkste algemene bepalingen vermeld, waarbij eveneens is aangegeven of er bij de herziening van het Bouwbesluit nog belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd. Tot slot zijn de specifieke voorschriften die in het Bouwbesluit zijn opgenomen omtrent funderingen, vermeld.
2.2 Opbouw van het Bouwbesluit 2003
Het Bouwbesluit 2003 is opgebouwd uit zeven hoofdstukken:
Het Bouwbesluit 2003 is opgebouwd uit zeven hoofdstukken:
- Algemeen
- Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid
- Voorschriften uit het oogpunt van gezondheid
- Voorschriften uit het oogpunt van bruikbaarheid
- Voorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid
- Voorschriften uit het oogpunt van milieu
- Overgangs- en slotbepalingen
De voorschriften zijn verstrekt per beoordelingsaspect in de zogenoemde afzonderlijke afdelingen. Deze afdelingen zijn in beginsel onderverdeeld in twee paragrafen waarin respectievelijk onderscheid wordt gemaakt in voorschriften voor nieuwbouw en bestaande bouw. In de afzonderlijke paragrafen zijn de voorschriften weergegeven in de vorm van een artikel dat bestaat uit een of meer leden in combinatie met een zogenoemde aansturingstabel waarin de voorschriften/eisen per gebruiksfunctie zijn gerangschikt.
Figuur 04-7
Onderverdeling van de hoofdstukken
Onderverdeling van de hoofdstukken
In figuur 04-8 is een overzicht gegeven van de verschillende 'afdelingen' c.q. paragrafen waarop de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 betrekking hebben.
Figuur 04-8
Paragrafen en afdelingen van het Bouwbesluit 2003
Paragrafen en afdelingen van het Bouwbesluit 2003
|
De voorschriften van het Bouwbesluit 2003 zijn nog steeds zo veel mogelijk geformuleerd in de vorm van een prestatie-eis. De prestatie-eis is een gekwantificeerde grenswaarde, die moet worden bepaald volgens een aangegeven ondubbelzinnige bepalingsmethode.
Prestatie-eis:
Een in maten of getallen geconcretiseerd voorschrift dat is toegespitst op een bepaalde eigenschap van een bouwwerk en dat een te bepalen grenswaarde bevat die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten.
Deze prestatie-eis moet in het vernieuwde Bouwbesluit 2003 echter zijn gebaseerd op een functionele eis die zo goed mogelijk in functionele termen aangeeft waaraan moet worden voldaan (motivering met betrekking op de gestelde eis). Het voorschrift kan naast de prestatie-eisen een functionele omschrijving bevatten.
Een concreet voorbeeld van een artikel uit het Bouwbesluit 2003 met bijbehorende aansturingstabel en functionele eis is weergegeven in het overzicht van paragraaf 4. Het betreft:
- Hoofdstuk 2: Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid
- Afdeling 2.1: Algemene sterkte van de bouwconstructie
- Paragraaf 2.1.1: Nieuwbouw
2.3 Normen en aansluitvoorwaarden
Door middel van artikel 3 van de Woningwet is bepaald dat in het Bouwbesluit 2003 kan worden verwezen naar normen en erkende kwaliteitsverklaringen. Het Bouwbesluit 2003 verwijst naar twee soorten normen, namelijk een Nederlandse norm (NEN) en een als Nederlandse norm aanvaarde Europese norm die tot stand is gekomen door een Europese normalisatieinstelling (NEN-EN). Bij het Nederlandse normalisatie-instituut (NNI) wordt onderscheid gemaakt in drie soorten normen.
Door middel van artikel 3 van de Woningwet is bepaald dat in het Bouwbesluit 2003 kan worden verwezen naar normen en erkende kwaliteitsverklaringen. Het Bouwbesluit 2003 verwijst naar twee soorten normen, namelijk een Nederlandse norm (NEN) en een als Nederlandse norm aanvaarde Europese norm die tot stand is gekomen door een Europese normalisatieinstelling (NEN-EN). Bij het Nederlandse normalisatie-instituut (NNI) wordt onderscheid gemaakt in drie soorten normen.
Ten eerste zijn dit de zogenoemde aspectnormen waarin de voorschriften staan met betrekking tot een of meer eigenschappen van een bouwwerk of delen van een bouwwerk. Ten tweede zijn er de productnormen die vergelijkbaar zijn met de aspectnormen, echter nu betreft het (bouw)producten in plaats van bouwwerken. Ten derde zijn er normen met bepalingsmethoden (rekenmethoden, meetmethoden of beproevingsmethoden).
Normen:
- aspectnormen
- productnormen
- normen met bepalingsmethoden.
In het Bouwbesluit wordt veelal niet direct naar de zogenoemde aspect- en productnormen verwezen, omdat de eisen dan niet direct in het Bouwbesluit 2003 zelf worden genoemd. Dit type normen wordt veelal aangestuurd door andere in het Bouwbesluit genoemde normen (veelal met rekenmethoden). Dit omdat daarmee vooraf kan worden bepaald of aan het Bouwbesluit is voldaan.
2.4 Gelijkwaardigheid/gelijkwaardigheidsbepaling
De praktijk heeft geleerd dat ontwikkelingen in de techniek moeilijk zijn te voorzien. Het zal daarom kunnen voorkomen dat bij het aanvragen van een bouwvergunning oplossingen worden aangedragen waarop de prestatie-eisen onvoldoende zijn toegesneden. In zulke gevallen kan op grond van het Bouwbesluit 2003 worden teruggegrepen op de in dat besluit gegeven gelijkwaardigheidsbepaling.
De praktijk heeft geleerd dat ontwikkelingen in de techniek moeilijk zijn te voorzien. Het zal daarom kunnen voorkomen dat bij het aanvragen van een bouwvergunning oplossingen worden aangedragen waarop de prestatie-eisen onvoldoende zijn toegesneden. In zulke gevallen kan op grond van het Bouwbesluit 2003 worden teruggegrepen op de in dat besluit gegeven gelijkwaardigheidsbepaling.
De toepassing van de gelijkwaardigheidsbepaling betekent dat een prestatie wordt geleverd die gelijkwaardig is aan hetgeen de wetgever met het desbetreffende voorschrift beoogt. Een gelijkwaardige oplossing moet voldoen aan de doelstelling van de prestatie-eis waarvan hij afwijkt. Deze doelstelling kan worden afgeleid van de functionele eis, eventueel aangevuld met een functionele omschrijving.
Het aantonen van de gelijkwaardigheid kan door:
- Overleggen van een erkende kwaliteitsverklaring
De aanvrager overlegt een door de minister van VROM erkende kwaliteitsverklaring waaruit blijkt dat de gekozen oplossing voldoet aan Bouwbesluit 2003. In een dergelijk geval zijn burgemeester en wethouders gehouden de kwaliteitsverklaring als voldoende bewijs te beschouwen. - Overtuigen van burgemeester en wethouders
Een tweede mogelijkheid is om burgemeester en wethouders te overtuigen van de gelijkwaardigheid van de oplossing. Dit kan bijvoorbeeld op basis van een uitgevoerd onderzoek of op basis van wetenschappelijke publicaties.
In het Bouwbesluit 1992 was de grondslag 'milieu' nog niet opgenomen. Op basis van een wijziging in de Woningwet staat dit sedert 01.01.2003 in het Bouwbesluit 2003. Bij een gelijkwaardige oplossing moet nu ook rekening worden gehouden met de grondslag milieu.
Voor meer informatie met betrekking tot het aspect gelijkwaardigheid wordt verwezen naar 0480.
2.5 Ontheffingen
Van het Bouwbesluit kan ontheffing worden verleend door B&W en de staatssecretaris van VROM.
Van het Bouwbesluit kan ontheffing worden verleend door B&W en de staatssecretaris van VROM.
In het Bouwbesluit is de bevoegdheid neergelegd voor B&W voor het verlenen van ontheffing van de nieuwbouwvoorschriften bij het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of uitbreiden van een bouwwerk.
In de [ link ] (en dus niet in het Bouwbesluit 2003) is bepaald dat een ontheffing op het Bouwbesluit 2003 door de minister van VROM kan worden verleend op verzoek van de aanvrager van een bouwvergunning. Bij dit verzoek moet reeds een verklaring van B&W aanwezig zijn, waarin staat dat zij de bouwvergunning zullen verlenen als de gevraagde ontheffing is verleend.
Bij een verbouwing of uitbreiding van een gebouw behoeft op grond van het herziene Bouwbesluit 2003 niet meer te worden voldaan aan de EPC-eis.
2.6 Niet-permanent bouwwerk
Als sprake is van een niet-permanent bouwwerk, moet het bouwwerk in principe voldoen aan de in het Bouwbesluit opgenomen voorschriften voor bestaande bouw. Daarnaast is voor een aantal aspecten in de aansturingstabellen voor nieuwbouw onder het kopje 'tijdelijke bouw' een voorschrift aangestuurd waarin een expliciet niveau is aangegeven waaraan een niet-permanent bouwwerk moet voldoen.
Als sprake is van een niet-permanent bouwwerk, moet het bouwwerk in principe voldoen aan de in het Bouwbesluit opgenomen voorschriften voor bestaande bouw. Daarnaast is voor een aantal aspecten in de aansturingstabellen voor nieuwbouw onder het kopje 'tijdelijke bouw' een voorschrift aangestuurd waarin een expliciet niveau is aangegeven waaraan een niet-permanent bouwwerk moet voldoen.
2.7 Voorschriften ten aanzien van funderingen
In het kader van de herziening van het Bouwbesluit is door het Ministerie van VROM de volgende opmerking uit een oogpunt van bruikbaarheid opgenomen.
In het kader van de herziening van het Bouwbesluit is door het Ministerie van VROM de volgende opmerking uit een oogpunt van bruikbaarheid opgenomen.
'Een fundering is niet meer vereist om zakken van een gebouw te voorkomen. Dit betekent dat een fundering alleen nog nodig is in verband met de sterkte-eisen van een bouwwerk.'
In de toelichting van NEN 9997-1 art. 2.4.9 worden nog wel limietwaarden voor de rotatie vermeld. Deze hebben echter geen wettelijke status en zijn niet bindend. De criteria voor de maximale relatieve rotatie bedragen:
- uiterste grenstoestand, UGT type B: 1:100
- bruikbaarheidsgrenstoestand, BGT: 1:300
Vooralsnog wordt aanbevolen om deze waarden als basis te blijven hanteren. In specifieke gevallen kunnen voor gebouwen en deelconstructies nadere eisen aan de orde zijn voor wat betreft absolute zakkingen en/of relatieve rotaties. Deze moeten vooraf door de ontwerper worden gespecificeerd.
3. Woningwet/vergunningsstelsel
3.1 Algemeen
Door de wijziging van de [ link ] is zoals eerder genoemd, een herziening doorgevoerd ten aanzien van het vergunningsstelsel. Het uitgangspunt van de Woningwet (artikel 40) is dat voor het bouwen van een gebouw of voor een bouwwerk dat geen gebouw is, vooraf toestemming (vergunning) van B&W moet zijn verkregen en dat niet in afwijking van die vergunning wordt gebouwd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet die toestemming schriftelijk zijn verleend. Niet voor alle bouwactiviteiten is echter een bouwvergunning vereist. Hiervoor is in de artikelen 40 en 43 een zogenoemde tweedeling van bouwwerken neergelegd.
Door de wijziging van de [ link ] is zoals eerder genoemd, een herziening doorgevoerd ten aanzien van het vergunningsstelsel. Het uitgangspunt van de Woningwet (artikel 40) is dat voor het bouwen van een gebouw of voor een bouwwerk dat geen gebouw is, vooraf toestemming (vergunning) van B&W moet zijn verkregen en dat niet in afwijking van die vergunning wordt gebouwd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet die toestemming schriftelijk zijn verleend. Niet voor alle bouwactiviteiten is echter een bouwvergunning vereist. Hiervoor is in de artikelen 40 en 43 een zogenoemde tweedeling van bouwwerken neergelegd.
De huidige tweedeling is als volgt opgebouwd:
- vergunningsvrije bouwwerken
- vergunningsplichtige bouwwerken:
- licht vergunningsplichtig - regulier vergunningsplichtig (gefaseerd en ongefaseerd).
De bouwactiviteiten voor vergunningsvrije bouwwerken kunnen vrijelijk worden verricht en zijn aan geen enkele preventieve toetsing door de gemeente onderworpen. Ook mag het bestemmingsplan volgens artikel 3.25 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken niet tegenhouden. Tevens wordt het vergunningsvrije bouwwerk volgens artikel 12 van de Woningwet niet onderworpen aan redelijke eisen van welstand. Wel moet volgens artikel 41b, eerste lid, van de Woningwet het bouwen van een vergunningsvrij bouwwerk overeenkomstig de van belang zijnde voorschriften van het Bouwbesluit 2003 plaatsvinden. Wanneer achteraf blijkt dat het bouwwerk in strijd is met deze voorschriften, kunnen B&W optreden, op basis van artikel 125 van de Gemeentewet.
Er kan echter worden gesteld dat bouwwerken (utiliteitsbouw, woningenbouw, infrastructuur) van enige omvang vergunningsplichtig zijn. Bij vergunningplichtige bouwwerken zal de Gemeente volgens artikel 4:5 Awb eerst moeten nagaan of de vergunningaanvraag in behandeling wordt genomen, ofwel of de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag. Van belang daarbij is of de aanvraag is ingediend volgens de daarvoor in de AMvB 'Indieningsvereisten aanvraag om bouwvergunning' gegeven voorschriften. Deze voorschriften hebben vooral betrekking op de overlegging van gegevens, bescheiden en tekeningen die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn. Het proces dat hierbij voor de verschillende vergunningsplichtige bouwwerken geldt, is vermeld in het overzicht van figuur 04-9.
Figuur 04-9
Procedure bouwvergunning regulier vergunningplichtig bouwwerk (de tijd van 4 weken is echter niet verplichtend)
Procedure bouwvergunning regulier vergunningplichtig bouwwerk (de tijd van 4 weken is echter niet verplichtend)
3.2 Indieningsvereisten met betrekking tot de fundering
Voor de toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid moet de hoofdlijn van de constructie gelijktijdig met het aanvraagformulier voor de bouwvergunning worden ingediend. Dit betreft naast het constructieprincipe, de stabiliteitsvoorzieningen, de gewichtsberekening en de hoofddraagconstructie tevens het funderingsplan. In dit funderingsplan moet een plattegrond van de fundering zijn opgenomen. In een funderingsplan zijn over het algemeen aangegeven een berekening betreffende de draagkracht van de ondergrond, de aanlegdiepte van de fundering en de paallengte dan wel diepte van de grondverbetering.
Voor de toetsing aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid moet de hoofdlijn van de constructie gelijktijdig met het aanvraagformulier voor de bouwvergunning worden ingediend. Dit betreft naast het constructieprincipe, de stabiliteitsvoorzieningen, de gewichtsberekening en de hoofddraagconstructie tevens het funderingsplan. In dit funderingsplan moet een plattegrond van de fundering zijn opgenomen. In een funderingsplan zijn over het algemeen aangegeven een berekening betreffende de draagkracht van de ondergrond, de aanlegdiepte van de fundering en de paallengte dan wel diepte van de grondverbetering.
Dit betekent dat de stukken, tekeningen en berekeningen van het constructieve en funderingstechnische ontwerp in een eerder stadium meer gedetailleerd moeten worden aangeleverd. Het ontwerp zal in de navolgende fasen veelal nog aan verandering onderhevig zijn. In de fase van het definitieve ontwerp en de werkvoorbereiding zullen deze stukken daarom moeten worden herzien en geactualiseerd.
Wanneer is bepaald dat de vergunningsaanvraag ontvankelijk is, moet de gemeente het bouwplan preventief toetsen aan de volgende criteria:
- het bestemmingsplan: of het bouwwerk op de voorgenomen locatie mag worden gebouwd
- het Bouwbesluit 2003: om vast te stellen of het bouwplan technisch voldoet
- AMvB waarin internationale verplichtingen zijn opgenomen zoals bedoeld in artikel 120 van de Woningwet
- gemeentelijk bouwverordening of AMvB als bedoeld in artikel 8.8 van de Woningwet, zoals het Gebruiksbesluit
- verordening of AMvB als bedoeld in artikel 7a van de Woningwet
- redelijke eisen van welstand
- monumentenvergunning.
Tegen het in afwijking van de bouwvergunning bouwen kunnen B&W achteraf (repressief) optreden door middel van:
- stilleggen van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig artikel 125 van de Gemeentewet met toepassing van bestuursdwang of op grond van artikel 5:32 van de Awb met een last onder dwangsom, totdat de afwijking ongedaan is gemaakt door de houder van de bouwvergunning
- voor zover van toepassing, de gebruiksvergunning c.q. gebruiksmelding zodanig in te richten dat de gebruiker/eigenaar wel wordt gedwongen alsnog de noodzakelijke voorzieningen te treffen
- aanschrijving op grond van artikel 125 van de Gemeentewet tot het treffen van voorzieningen om de afwijking alsnog ongedaan te maken.
4. Voorbeeld opbouw voorschriften Bouwbesluit 2003
Hoofdstuk 2. Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid
Afdeling 2.1. Algemene sterkte van de bouwconstructie
§ 2.1.1. Nieuwbouw
Artikel 2.1
- Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die duurzaam bestand is tegen de daarop werkende krachten.
- Voor zover voor een gebruiksfunctie in de aansturingstabel voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Figuur 04-10
Aansturingstabel
Aansturingstabel
Belastingcombinaties bouwconstructie
Artikel 2.2
Artikel 2.2
- Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN-EN 1990.
- Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een dak of een vloerafscheiding niet overschreden bij de bijzondere belastingcombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van een stootbelasting.
- In afwijking van het eerste lid kan voor de bouwconstructie van een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een kooktoestel worden uitgegaan van fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859 (Tuinbouwkassen).
- Voor het bepalen van de fundamentele belastingscombinaties voor de fundering voor een woonwagen wordt, in afwijking van het eerste lid, uitgegaan van:
- een laststelsel dat bestaat uit twee verticale, evenwijdige lijnlasten die elk een rekenwaarde hebben ter grootte van 6,8kN/m en een lengte van 15m, en die op een afstand van ten minste 2,5m en ten hoogste 3m van elkaar liggen; indien de standplaats ligt in een onbebouwd gebied I, als bedoeld in NEN-EN 1990, wordt voor de lijnlasten uitgegaan van een rekenwaarde ter grootte van 7,3 kN/m
- een puntlast met een rekenwaarde van 50kN die in rekening wordt gebracht als een vrije belasting als bedoeld in NEN-EN 1990
- de rekenwaarde van het eigen gewicht van de fundering.
- In afwijking van het eerste lid kan worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
- In afwijking van het eerste lid kan voor een gebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50m² worden uitgegaan van de fundamentele belastingcombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
Belastingscombinaties hoofddraagconstructie
Artikel 2.3
Artikel 2.3
- Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, onverminderd artikel 2.2, niet overschreden bij bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van:
a. een gasexplosie
b. een botsing door een voertuig
c. een extreme grondwaterstand. - Onverminderd het eerste lid wordt eveneens uitgegaan van het wegvallen van de bijdrage aan de standzekerheid die wordt geleverd door constructieonderdelen op een aangrenzend perceel.
Uiterste grenstoestand
Artikel 2.4
Artikel 2.4
- Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.2, wordt bepaald volgens:
- NEN-EN 1992, indien de bouwconstructie is vervaardigd van beton als bedoeld in die norm
- NEN-EN 1993, indien de bouwconstructie is vervaardigd van staal als bedoeld in die normen
- NEN-EN 1994, indien de bouwconstructie is vervaardigd van staal-beton als bedoeld in die norm
- NEN-EN 1995, indien de bouwconstructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm
- NEN-EN 1996, indien de bouwconstructie is vervaardigd van metselwerk als bedoeld in die norm
- NEN-EN 1999, indien de bouwconstructie is vervaardigd van aluminium als bedoeld in die norm
- NEN 2608, indien de bouwconstructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm
- NEN 6707, indien de bouwconstructie de bevestiging van dakbedekking is als bedoeld in die norm.
- Als voor een bouwconstructie wordt uitgegaan van de belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859, wordt, in afwijking van het eerste lid, het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN 3859.
- Bij het bepalen van het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.2, blijven bouwconstructies die op een ander perceel zijn gelegen, buiten beschouwing.
- In afwijking van het derde lid blijven bouwconstructies van een op een ander perceel gelegen gebruiksfunctie van dezelfde soort niet buiten beschouwing.