Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Funderingen – Deel A (Eurocode 7)
Deze tekst is gepubliceerd op 23-04-19

A 6100 Kosten van funderingen, kelders en bouwputvoorzieningen

A 6100 Kosten van funderingen, kelders en bouwputvoorzieningen
1 Algemene opmerkingen
1.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen de kosten aan de orde van de meest gangbare funderings- en kelderconstructies. U kunt zo inzicht krijgen in de opbouw van de kostenelementen en in de richtgetallen voor de kosten van verschillende onderdelen.
De genoemde bedragen hebben slechts een indicatief karakter. De kosten zijn afhankelijk van allerlei project-, locatie- en omgevingsgebonden factoren; zie ook onder 1.3 hieronder. Verder heeft de heersende marktsituatie een grote invloed op de uiteindelijke prijs. De kosten dienen derhalve van project tot project genuanceerd en per periode te worden beschouwd. Het is raadzaam om deskundig advies in te winnen als de berekende kostprijzen als grondslag dienen voor verdere beslissingen in het bouwproces.
Het moge duidelijk zijn dat aan de hier genoemde prijzen geen rechten kunnen worden ontleend.
1.2 Prijsopbouw
De prijsopbouw in dit hoofdstuk is niet voor alle elementen op hetzelfde detailniveau uitgewerkt. Alle genoemde kosten zijn exclusief BTW en zijn directe kosten, tenzij anders is vermeld. De kostenopbouw is in het algemeen gesplitst in vaste en variabele kosten. De eenheidsprijs is de som van de rechtstreeks op het onderdeel betrekking hebbende kosten voor loon, materiaal, materieel en onderaanneming.
Advies- en ontwerpkosten zijn niet in de genoemde bedragen opgenomen.
Onder indirecte kosten vallen de algemene bouwplaatskosten, algemene kosten, winst en risico, zoals aangegeven is in het gedeelte over investeringskosten (paragraaf 5).
Het prijsniveau van de vermelde kostengegevens is gebaseerd op de peildatum en de marktsituatie van 1 maart 2008.
Er kunnen zich onder invloed van fluctuaties op de markt aanzienlijke afwijkingen in de kostprijzen manifesteren. Vraag en aanbod hebben altijd hun invloed op de kostprijs. Voorts kunnen nieuwe ontwikkelingen en promotie van specifieke funderings- en bouwputsystemen voor onderlinge verschuivingen zorgen. Per project zal een inschatting van de invloed van de dan heersende marktsituatie gemaakt moeten worden.
1.3 Uitvoeringswijze en kosten
In A 4500 (Kelderconstructies) wordt nader ingegaan op de technische aspecten van de diverse beschikbare systemen voor zowel verticale als horizontale begrenzingen van een bouwput en/of een kelderconstructie. Elders in SBR Funderingen zijn de verschillende mogelijkheden voor de fundering aangegeven alsmede de gegevens van de betreffende leveranciers.
Voor de uitvoeringswijze van kelders kunnen in principe de volgende hoofdsystemen worden onderscheiden:
  • realisatie constructie in bouwput; al of niet met een verticale bouwputbegrenzing en al of niet met behulp van een bemaling; bouwputvoorzieningen hebben in de regel een tijdelijke functie
  • polderprincipe; permanente elementen als verticale begrenzing; horizontale afsluiting door middel van de aanwezige slecht-waterdoorlatende bodemlagen of kunstmatige lagen in de vorm van injectie, jetgrouting, bevriezing of folies; met een permanent drainagesysteem onder de keldervloer
  • uitvoering met onderwaterbeton
  • wanden-dak-methode
  • caissonmethode.
De keuze van de meest geschikte uitvoeringsmethode wordt bepaald door verschillende randvoorwaarden vanuit de verschillende invalshoeken. Deze randvoorwaarden moeten worden vertaald in de te treffen tijdelijke voorzieningen en aanpassingen aan het constructieve ontwerp en/of de uitvoeringswijze en kunnen derhalve als kostenbepalende factoren worden beschouwd. In dit kader kunnen onder meer worden vermeld:
  • de nieuwbouw:
    configuratie draagconstructie, de belastingen die van de bovenbouw naar de kelder moeten worden overgedragen en vice versa, dilataties; eisen van de gebruiker en de architect met betrekking tot de verschijningsvorm van wanden en vloeren (esthetisch), vochtigheidsgraad in de kelder, minimaal benodigde vrije ruimte in de kelder, enzovoort
  • het bouwterrein:
    de grootte van het terrein, de beschikbare ruimte voor het opstellen van hulpmaterieel en de opslag van materiaal, de bereikbaarheid van het terrein voor materieel en materiaal, de toegankelijkheid van het terrein en de benodigde hulpvoorzieningen voor de uitvoering (zoals bouwwegen, hulpbruggen, draglineschotten, grondverbeteringen; bij stagnaties of verminderde aan- en afvoer zal het materieel niet optimaal benut kunnen worden); aanwezige obstakels zoals oude funderingsresten, kabels, leidingen, oudheidkundige vondsten; helling en hoogteverschillen in het maaiveld
  • de ondergrond:
    de dikte, diepteligging en eigenschappen van de watervoerende zandlagen en scheidende lagen van klei, veen en/of leem; milieutechnische staat van de ondergrond (additionele transport- en stortkosten van de grond)
  • de grondwaterstand:
    de grondwaterstand in de oppervlakkige bodemlagen en de stijghoogte van het grondwater in de diepere lagen alsmede de mogelijke fluctuaties hierin
  • de omgeving:
    eisen ten aanzien van maximale trillings- en geluidsniveaus, verticale en horizontale vervormingen van belendende constructies en infrastructuur, beperkingen van de mogelijke verlaging van de grondwaterstand in verband met grondwaterverontreinigingen, zakkingen, vergunningseisen van de overheid aan onttrekkingen en lozingen, enzovoort
  • de bouwtijd:
    eisen ten aanzien van een relatief korte bouwtijd, waarbij extra of ander materieel dient te worden ingezet
  • werktijden:
    uitvoeren van bepaalde werkzaamheden buiten de normale werktijden of gedurende slechts een klein deel van de dag.
2 Kostenopbouw per element
2.1 Inleiding
Als leidraad voor de kostenopbouw is hier de elementenmethode (NL/Sfb 1991) aangehouden. De elementencode 1 omvat alle elementen van de onderbouw. De onderwerpen die in deze paragraaf worden behandeld, zijn gericht op de specifieke funderingswerken. De overige constructieve onderdelen zoals betonnen funderingsbalken, kelderwanden, vloerplaten en dergelijke worden hier slechts summier behandeld.
De volgende onderdelen worden in de elementengroep van de onderbouw achtereenvolgens onderscheiden:
Figuur A 61-1
Overzicht elementengroep onderbouw
Overzicht elementengroep onderbouw
  • Bodemvoorzieningen - grond:
      -grondverzet
      -grondverbetering
      -grond- en waterkeringen
  • Bodemvoorzieningen - water
      -waterbeheersing
  • Vloeren op grondslag - niet constructief
  • Vloeren op grondslag - constructief
  • Funderingsconstructies - voeten en balken
  • Funderingsconstructies - keerwanden
  • Paalfunderingen - niet geheid
  • Paalfunderingen - geheid
In het navolgende wordt een indicatie van de kosten gegeven van de meest voorkomende onderwerpen op dit gebied. De soms gedetailleerde opbouw van de prijzen is bedoeld om enig inzicht te geven in de onderlinge kosten en verhoudingen en dienen als zodanig te worden geïnterpreteerd.
Alle genoemde bedragen hebben betrekking op de kostprijs exclusief BTW. Voor de bijkomende staartkosten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
Opgemerkt wordt dat levertijden van invloed kunnen zijn op de keuze van een uitvoeringssysteem en daarmee ook op de prijs van een werk.
2.2 Grondverzet
Hieronder vallen in principe alle werkzaamheden die met grond te maken hebben.
De onderdelen van het grondverzet worden hieronder verder uitgewerkt. In het gedeelte over grondverbetering zijn tevens bodeminjectie, jetgrouting en bevriezing ter verbetering van het draagvermogen opgenomen.
2.2.1 Ontgraven
De kosten voor het ontgraven van grond worden hoofdzakelijk bepaald door de kosten van het materieel met de daarbij behorende bediening. De materieelinzet is afhankelijk van de hoeveelheid te verzetten grond en de situatie van de bouwput.
Voorts is de bereikbaarheid van een bouwput van belang, omdat de situatie (bijvoorbeeld een binnenstad met grachten en kleine bruggen) beperkingen kan geven aan de afmetingen en gewichten van het aan en af te voeren materieel en materiaal.
De bouwmethode van een kelder, zoals het graven onder een reeds gerealiseerde vloer of onder een stempelraam, kan beperkingen geven voor de inzet van het materieel. Verder hebben de diepte van een bouwput en de aanwezigheid van grondwater invloed op de kosten.
Bij de bepaling van inzet van het materieel is het van belang om niet alleen de capaciteit van de graafmachines in ogenschouw te nemen, maar ook de afvoercapaciteit. De afvoercapaciteit kan bijvoorbeeld in een drukke binnenstad maatgevend worden, waardoor de capaciteit van de graafmachine(s) niet volledig kan worden benut, zodat de kosten per eenheid grond hoger worden.
Het is niet altijd mogelijk om de grond direct met de graafmachine op een vrachtwagen of schip te laden. De kosten voor het tijdelijk in depot zetten van de grond of de extra transportkosten in verband met de toepassing van bijvoorbeeld een transportband, een leidingsysteem en dergelijke zijn erg projectspecifiek en worden hier verder buiten beschouwing gelaten.
Bij grondwerk dat 'in de natte' wordt uitgevoerd, zullen extra kosten voor voorzieningen zoals een ponton opgenomen moeten worden. Daarnaast moet men er rekening mee houden dat bij grondwerk in de natte per handeling minder grond wordt verzet en dat bij het afvoeren van deze grond voorzieningen getroffen worden om zoveel mogelijk waterballast te vermijden.
De volgende richtprijzen geven een indicatie van de kosten voor het ontgraven van zandgrond.
Figuur A 61-2
Richtprijzen ontgraven zandgrond
Richtprijzen ontgraven zandgrond (*)
  • Handwerk bij kleine hoeveelheden en voor machines niet toegankelijke ruimte:
    Capaciteit 4-8 m³/dag is € 60 tot € 120 per m³.
  • Klein materieel in verband met beperkte hoogte/ werkruimte:
    Capaciteit 30-50 m³/dag per machine is € 10 tot € 20 per m³ (exclusief eventueel bijkomend handwerk).
    Indien in dit geval de hoeveelheid te ontgraven grond zeer groot is (meer dan 10.000 m³), zullen andere systemen zoals spuiten en opzuigen qua uitvoeringstijd en kosten in aanmerking komen.
  • Normale materieelinzet:
    Capaciteit 100-800 m³/dag per machine is € 1,25 tot € 5 per m³.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
De prijzen voor cohesieve grond zoals klei, leem en veen kunnen ten opzichte van zand ongeveer 20% hoger liggen.
De genoemde prijzen zijn exclusief het scheiden van de grond. Hiervoor kan een toeslag van € 0,15 tot € 0,40 per m³ worden aangehouden in verband met een beperking van de capaciteit van de graafmachine.
2.2.2 Aanvullen
Voor het aanvullen van grond gelden in principe dezelfde opmerkingen met betrekking tot de inzet van materieel als bij het ontgraven van grond.
De kosten voor de aankoop van grond zijn afhankelijk van de betreffende grondsoort en de beschikbaarheid. De materiaalkosten kunnen ook nihil zijn bij hergebruik van de uitkomende grond.
De aan te vullen grond zal afhankelijk van het gebruik moeten worden verdicht en in profiel worden gebracht.
Voor een normale bouwput zijn de globale kosten voor het aanvullen van grond als volgt:
Figuur A 61-3
Richtprijzen aanvullen grond
Richtprijzen aanvullen grond (*)
Aanvullen € 1,75 tot € 3,50 per m³
Levering schoon zand € 9,50 per m³ (vaste m³)
Verdichten € 1 per m² (in lagen)
Profiel aanbrengen € 1,25 per m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.2.3 Afvoeren
Het afvoeren van grond kan op verschillende manieren gebeuren, afhankelijk van de hoeveelheid en de lokale mogelijkheden (denk bijvoorbeeld aan afvoer per schip of per transportleiding). In de meeste situaties zal de grond met een vrachtwagen (per as) afgevoerd worden. De kosten voor het afvoeren zijn in twee componenten te splitsen, namelijk de transportkosten en de stortkosten.
De transportkosten omvatten de huur of afschrijving van een vrachtwagen en de kosten van de berijder. Deze kosten bedragen ca. € 75 tot € 135 per uur.
De kosten per m³ af te voeren grond zijn sterk afhankelijk van het aantal ritten dat een vrachtwagen per tijdseenheid kan maken. Hierbij zijn de afstand en de doorstroming op het af te leggen traject van belang, alsmede de bakinhoud van de auto. Hieronder ziet u een indicatie van de transportkosten bij een bepaalde afstand.
Figuur A 61-4
Richtprijzen transportkosten per m³
Richtprijzen transportkosten per m³ (*)
0-2 km: € 1,25 tot € 2,50
2-5 km: € 2,50 tot € 4,00
5-10 km: € 4,00 tot € 6,50
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
De stortkosten zijn afhankelijk van de grondsoort en de toepassingsmogelijkheden (hergebruik). Goede zandgrond kan bij storten een waarde vertegenwoordigen. De stortkosten lopen van geval tot geval sterk uiteen, onder meer afhankelijk van de milieutechnische kwaliteit van de grond en het beleid van de betreffende provincie.
In de meeste provincies zal de grond, mits voorzien van een schone-grondverklaring, vrij kunnen worden gestort. Het komt plaatselijk echter ook voor dat de stortkosten afhankelijk van de hoeveelheden kunnen oplopen tot meer dan € 30/m³.
2.2.4 Saneren
Bij dit onderdeel is het niet mogelijk om een eenduidige eenheidsprijs aan te geven, omdat de invloed van de aard en omvang van de verontreiniging, alsmede van de diversiteit aan reinigingssystemen en -bedrijven, een grote variatie in de kosten impliceren. De reinigingskosten verschillen ook per grondsoort.
De stort- en reinigingskosten bedragen in Nederland gemiddeld ca. € 80 per ton, terwijl in bepaalde provincies kosten tot ca. € 120 per ton mogelijk zijn. De kosten van vooronderzoek en vergunningen zijn in deze bedragen niet verdisconteerd. Bij het storten van grond moet voorts rekening worden gehouden met een afvalstoffenheffing (ecotax) van het rijk ter grootte van ca. € 20 per ton gestort materiaal. De kosten voor hergebruik van de gereinigde grond bedragen globaal minimaal € 8 per ton. Het gaat daarbij onder meer om handelingskosten en administratieve verwerking.
2.2.5 Grondverbetering
Grondverbetering door middel van het ontgraven van de niet geschikte grond en het aanvullen van zand is hierboven in principe reeds behandeld.
Andere methoden voor grondverbetering zijn bijvoorbeeld het aanbrengen van een laag gestabiliseerd zand, bodeminjectie (zand) of jetgrouting. Een geïnjecteerd zandmassief of een jetgroutmassief kan tevens als grond- en grondwaterkering fungeren.
Gestabiliseerd zand
Bij gestabiliseerd zand zijn de kosten sterk afhankelijk van de verhouding zand/cement en de wijze van mengen.
Globaal zullen de kosten per m³ liggen tussen de € 80 en € 130 inclusief de verwerking.
Bodeminjectie
De kosten voor bodeminjectie bestaan uit de volgende componenten.
Zie voor technische gegevens B 5821.
Figuur A 61-5
Richtprijzen bodeminjectie (hardgel)
Richtprijzen bodeminjectie (*)
  • Ploeg met materieel globaal € 1.250 tot € 2.100 per dag.
  • Capaciteit afhankelijk van de grondsoort (korrelverdeling, indringingsweerstand).
  • Materiaalkosten hardgel ca. € 575 per m³.
  • Totaalkosten bodeminjectie afhankelijk van omvang en omstandigheden: € 375 tot € 600 per m³ geïnjecteerd zandmassief.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-6
Rekenvoorbeeld bodeminjectie (hardgel)
Rekenvoorbeeld (*)
30 injecties; in dit geval 4 dagen werk; een totale hoeveelheid te injecteren grondvolume van 20 m³; er is 8 m³ injectievloeistof nodig.
De totale kosten zijn dan ongeveer € 11.500 (€ 575 per m³ grondmassief).
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Jetgrouting
De kosten voor jetgrouting bestaan uit de volgende componenten.
Zie voor technische gegevens B 5822.
Figuur A 61-7
Richtprijzen jetgrouting
Richtprijzen jetgrouting (*)
  • Kosten mobilisatie en demobilisatie groutcentrale € 15.000 tot € 25.000
  • Capaciteit afhankelijk van onder meer de grondsoort en het al of niet moeten voorsnijden
  • Kosten jetgrouting afhankelijk van omvang, omstandigheden, diepte en functie (wand of horizontaal stempel: € 400 tot € 1.000 per m³ grond.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-8
Rekenvoorbeeld jetgrouting
Rekenvoorbeeld (*)
Formatie van een wand in jetgrouting; lengte 52 m, dikte 1,0 m en diepte 6,0 m
Vaste kosten (aan- en afvoer) 20.000
Jetgroutwand 312 m³ à € 500 156.000
__________
Totaal 176.000 (ca. € 564 per m³ grond).
Opmerking: deze prijs is exclusief een eventuele verankering van de wand.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Voorts moet rekening worden gehouden met additionele kosten in verband met afvoer van grond. Bij jetgrouting komt namelijk een suspentie vrij van grond vermengd met grout. Dit materiaal is niet geschikt voor hergebruik en zal dus moeten worden gestort. Normaliter komt de hoeveelheid vrijkomende grond overeen met het volume van het jetgroutmassief.
De afvoer- en stortkosten bedragen globaal € 60 tot € 100.
Bevriezing van grond
Bevriezing van grond kan een oplossing zijn in gevallen waar bemaling, damwanden en onderwaterbeton geen optie zijn. Er worden lanzen in de grond gebracht waardoor pekelwater van -30°C of stikstof -196°C wordt gepompd.
Voor het maken van bijvoorbeeld een liftput zijn ca. 25 lanzen nodig die in totaal ca. 60 m³ grond bevriezen.
De kosten voor het invriezen variëren van € 1.500 tot € 2.500 per m³ te bevriezen grond.
Voor het instandhouden van het vriesmassief is een bedrag gemoeid van € 1.500 tot € 2.000 per etmaal. Het totale bedrag voor deze werkzaamheden bedraagt bij 2 weken instandhouden tussen € 111.000 en € 178.000 (€ 1.850 - € 2.970 per m³ te bevriezen grond).
Een aanzienlijk deel, ca. 40% van deze kosten bij kleine werken, bestaat uit vaste kosten. Bij een verdubbeling van de hoeveelheid te bevriezen grond is de eenheidsprijs ca. 20% lager.
Bij grotere hoeveelheden te bevriezen grond kan deze prijs per m³ aanzienlijk lager liggen, bijvoorbeeld project onderdoorgang met ca. 1.800 m³ te bevriezen grond is de prijs ca. € 400 per m³.
Bevriezen van grond kan alleen bij grondsamenstelling met voldoende water (>10%) en er mag geen grondwaterstroming zijn.
2.3 Grond- en waterkeringen
2.3.1 Damwanden
De kostenopbouw voor de damwanden komt overeen met die voor heipalen zoals genoemd in 2.5.1. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vaste en variabele kosten. Een bijzonderheid bij dit onderdeel is dat de damwanden vaak een tijdelijke functie hebben en na gebruik verwijderd worden.
De vaste kosten voor een heistelling bedragen ca. € 2.500 tot € 5.000. Als er trillingsarme systemen nodig zijn, bijvoorbeeld volgens het principe van silent piling, zullen de kosten oplopen tot ca. € 6.000 à € 10.000. Hierbij moet worden vermeld dat het tempo bij het indrukken van damwanden veel lager ligt (globaal een factor 4), zodat een hogere prijs van toepassing is voor het inbrengen. Daarnaast kan in verband met de vijzelkracht een zware plank nodig zijn.
De variabele kosten kunnen indicatief op basis van de volgende kengetallen worden bepaald.
Figuur A 61-9
Kengetallen variabele kosten damwanden
Kengetallen variabele kosten damwanden (*)
  • Aankoop van de planken afhankelijk van hun gewicht: € 1.050 per ton.
  • Restwaarde bij het herwinnen van de planken: ca. 50 à 60%.
  • Capaciteit voor het inbrengen is afhankelijk van de grondslag en moeilijkheidsgraad van de bouwput (rechte wand of bouwput met veel hoeken):
    bijvoorbeeld 100-150 m² damwand per dag
    Uitgaande van een ploeg, inclusief materieel van € 1.500 per dag zullen de kosten voor het inbrengen tussen de € 8 en € 15 per m² bedragen.
  • Trekken van de planken: capaciteit ca. 250-400 m² per dag: kosten globaal tussen de € 5 en € 10 per m².
  • Stalen gording t.b.v. bouwput; afhankelijk van de zwaarte en detaillering met ankers of stempels € 100 tot € 200 per m¹.
  • Waterdichting van de sloten; enkele methoden:
    fabrieksmatig dichtlassen: ca. € 10 m¹ slotlengte
    ter plaatse lassen: ca. € 30 à € 50 /m¹ slotlengte
    polyurethaanvulling: ca. € 15 à € 20 /m¹ slotlengte.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-10
Rekenvoorbeeld damwanden
Rekenvoorbeeld (*)
100 m¹ tijdelijke damwanden, type AZ13 met een lengte van 10 m en een gewicht van 107 kg/m².
Heistelling aan- en afvoer (inbrengen) 3.000
(*) Heistelling aan- en afvoer (trekken) 3.000
Aankoop damwanden 100 x 10 x 107 x € 1,05 112.350
(*) Restwaarde 50% 56.175 minus
Heien damwanden à € 11/m² 11.000
(*) Trekken damwanden à € 8/m² 8.000
Gording à € 125/m¹ 12.500
Diversen onvoorzien: ca.5% 3.400
__________
Totaal 97.075 is € 97/m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
De posten die met een (*) zijn gemarkeerd hebben betrekking op een tijdelijke damwand. Als de damwand een permanente functie heeft, zullen de kosten stijgen met ca. € 44.000 (ca. € 44 per m²).
Voor damwanden die slechts gedurende een periode van minder dan een jaar moeten worden gebruikt, kan het goedkoper zijn om tot huur van de planken over te gaan.
2.3.2 Geprefabriceerde betonnen damwanden / spanwanden
Zie voor technische gegevens A 4500-3.1. Deze wanden hebben een permanent karakter. In verband met het relatief grote oppervlak van de doorsnede is het inbrengen duurder dan bij de stalen planken. Er dient een zwaardere stelling te worden gebruikt en de capaciteit is aanzienlijk lager. De kostenopbouw is overeenkomstig die van stalen damwanden. De aankoop (franco op werk) van de spanwanden zal, afhankelijk van de gewenste zwaarte, tussen de € 75 en de € 125 per m² bedragen.
Figuur A 61-11
Rekenvoorbeeld spanwanden
Rekenvoorbeeld (*)
100 m¹ spanwanden met een lengte van 10 m.
Hei/tril-stelling aan en afvoer 5.500
Aankoop spanwanden 100 x 10 x € 90/m² 90.000
Heien wanden à € 44/m²
(capaciteit 50 m²/dag)
44.000
Betonbalk à € 80/m¹ 8.000
Diverse voorzieningen: ca. 5% 6.500
__________
Totaal 154.000 is € 154/m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.2.3 Diepwanden
Zie voor technische gegevens A 4500-3.1 en B 4720. Bij diepwanden moet rekening worden gehouden met relatief hoge vaste kosten. Het is gebruikelijk om een bentonietcentrale op te bouwen ter plaatse van het bouwterrein. De kosten voor deze centrale liggen in de orde van grootte van € 100.000 en meer.
Voor de kosten moeten onder meer de volgende aspecten in beschouwing worden genomen:
  • Er moeten betonnen geleidebalken aan weerszijden van de te maken diepwand worden geformeerd; achteraf dienen deze betonbalken te worden gesloopt en afgevoerd.
  • Indien noodzakelijk moet er een speciaal voegprofiel worden geïnstalleerd tussen de elementen in verband met waterdichtheid.
  • Bij voledige productiviteit, met inachtname van de capaciteit van grondwerk, betonwerken en verhardingstijd beton, is een capaciteit van 80 tot 120 m³ diepwand per dag te realiseren.
  • De kraan voor het plaatsen van de wapening en het storten van het beton is niet volledig effectief, evenals in sommige gevallen het ontgravingsmaterieel.
  • De capaciteit van het materieel moet worden afgestemd op een aanvoer van meer dan 100 m³ betonspecie binnen relatief korte tijd.
  • De materieelkosten exclusief de bentonietcentrale en inclusief bediening zullen € 6.000 tot € 12.000 per dag bedragen.
  • De aankoopkosten van het beton bedragen globaal € 95 à € 120, een en ander afhankelijk van de plaats van de betoncentrale en de samenstelling van het beton.
In het algemeen bedragen de kosten van een diepwand € 300 tot € 550 per m³ waarin het wapeningspercentage een belangrijke factor is.
Figuur A 61-12
ekenvoorbeeld diepwand
Rekenvoorbeeld (*)
Diepwand van 400 m¹; diep 20 m¹; d=800 mm en wapening van 120 kg/m³.
Capaciteit ca.80 m³/dag; dat wil zeggen een bouwtijd van ongeveer 20 kalenderweken.
Aan- en afvoer bentonietcentrale
(inclusief afvoer overtollig bentoniet)
150.000
Aanleg leidingensysteem en verwerking bentoniet 125.000
Ploeg en materieel: 20 weken à € 30.000 600.000
Geleidebalken inclusief verwijderen 800 m¹ à € 250 200.000
Afvoeren grond (schoon) à € 5/m³
(afhankelijk van afstand)
32.000
Wapening 120 kg/m³ à € 1,25/kg 960.000
Aankoop beton € 100/m³ 640.000
Voegprofielen ongeveer 2.000 m¹ à € 100 200.000
Diverse voorzieningen 3% 100.000
__________
Totaal 3.007.000 is € 376 per m² en € 470 per m³
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.3.4 Berlinerwanden
Zie voor technische gegevens A 4500-3.1. De kosten van berlinerwanden worden enerzijds bepaald door de stalen profielen en anderzijds door de keerelementen. De volgende globale kengetallen kunnen worden aangehouden:
Figuur A 61-13
Kengetallen berlinerwanden
Kengetallen berlinerwanden (*)
  • De vaste kosten voor de stelling voor het inbrengen van de profielen bedragen ca. € 2.500.
  • Aankoop profielen (standaard HEA-profielen): ca. € 850 per ton.
  • Restwaarde profielen: ca. 50%, afhankelijk van gebruik als kist, plaatsing in bentoniet-cement e.d.
  • Heitempo: 200-250 m¹/dag.
  • Trektempo 250-350 m¹/dag.
  • Aankoop houten delen (vurenhout): ca. € 450 per m³.
  • Restwaarde houten delen: ca. 40%.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-14
Rekenvoorbeeld berlinerwand
Rekenvoorbeeld (*)
Berlinerwand van 90 m¹; profielen HE200A lang 10 m¹ ,h.o.h. 1,5 m;
houten keerelementen 150 x 200 x 1.400 over een hoogte van 4 m.
Aan- en afvoer heistelling t.b.v. inbrengen profielen 2.500
Aan- en afvoer heistelling t.b.v. trekken profielen 2.500
Aankoop profielen HE200A 45 kg/m¹ à € 0,85/kg 23.333
Restwaarde profielen 50% 11.666 minus
Heien profielen à € 1.500/dag; 3 dagen 4.500
Trekken profielen à € 1.500/dag; 2 dagen 3.000
Aankoop houten delen 150 x 200; d=150 mm 24.300
Restwaarde houten delen 40% 9.720 minus
Aanbrengen houten delen 5 st/m²; € 28/m² 10.100
Diverse voorzieningen ongeveer 5% 2.500
__________
Totaal (360 m² wand; grondkering) 51.347 is € 143/m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.3.5 Schroefpalenwanden
Hieronder vallen de wanden die worden samengesteld uit mortel- of buisschroefpalen die eventueel verbuisd kunnen worden uitgevoerd (zie ook A 4500 en B 4610 en B 4620). Deze wand heeft een grond- en grondwaterkerende functie en kan als dragend element worden gebruikt.
De kosten van dit type wanden zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals:
  • afmetingen van de wand
  • beschikbare ruimte
  • wijze van formeren van de wand; mate van insnijding, eventuele injectie, enzovoort
  • type avegaar; al of niet verbuisd; nabij belendingen bij voorkeur verbuisd
  • wijze en hoeveelheid wapening.
De kosten van eenvoudige wanden kunnen globaal worden bepaald volgens de eenheidsprijzen zoals genoemd in 2.5.4.
Afhankelijk van de omstandigheden en de uitvoeringswijze van de wand loopt de totaalprijs in de regel uiteen van ca. € 250 tot € 450 per m². Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de af te voeren grond schoon is. Bij grote werken kunnen enigszins lagere prijzen van toepassing zijn.
2.3.6 Ankers
Groutankers
Zie voor technische gegevens B 5310.
De kosten voor groutankers zijn in grote mate afhankelijk van de inbrengkosten en in mindere mate van de materiaalkosten.
Voor groutankers (staafankers en strengankers) kunnen globaal de volgende eenheidsprijzen voor de kosten worden aangehouden:
  • Vaste kosten per werkfase € 3.000
  • Per m¹ lengte € 50 tot € 75
  • Bij permanente ankers worden extra corrosiewerende voorzieningen getroffen wat gepaard kan gaan met een verhoging van de kosten.
  • De kosten voor verticale groutankers ten behoeve van verankering van vloeren liggen aan de bovenzijde van de genoemde kostenrange.
Als indicatie voor de kosten voor het verwijderen van ankers (exclusief groutprop) kan globaal € 200 per stuk worden aangehouden.
Verwijderen groutprop (fragmenteren)
Dit kan worden uitgevoerd door middel van springstof die met een h.o.h.-afstand van ca. 0,5 m in het groutlichaam wordt aangebracht. Per explosie zijn de kosten circa € 100 - € 250. Daarnaast is een ploeg nodig à € 1.500 per dag. De capaciteit is circa 3 groutlichamen per dag. Per groutlichaam bedragen de kosten € 1.000 - € 2.000 per te verwijderen groutprop.
Schroefankers/Leeuwankers
Zie voor technische gegevens B 5340.
De kosten van dit type ankers liggen in de regel in dezelfde range als het geval is bij groutankers, een en ander afhankelijk van de gewenste capaciteit.
Gewi-ankers
Zie voor technische gegevens B 5320.
De maximale trekcapaciteit bedraagt voor deze ankers ca. 1.200 kN (rekenwaarde).
Voor gewi-ankers kunnen de volgende kosten worden aangehouden:
  • Vaste kosten per werkfase € 3.000
  • Per m¹ lengte € 75 tot € 125
  • Bij permanente ankers kunnen extra corrosiewerende voorzieningen worden getroffen wat gepaard kan gaan met een verhoging van de kosten.
  • De kosten voor verticale groutankers ten behoeve van verankering van vloeren liggen aan de bovenzijde van de genoemde kostenrange.
Hierbij is geen rekening gehouden met de eventueel te treffen speciale voorzieningen zoals ten behoeve van het werken vanaf het water of gewenste proefbelastingen van de ankers.
2.3.7 Gestabiliseerde grond
Bodeminjectie
Zie voor technische gegevens A 4500-3.2 en B 5821.
In 2.2.1 zijn gegevens opgenomen betreffende de injectie van een zandmassief met een hardgel waarbij een zekere verstening wordt bereikt. Dit massief kan dan een grond- en grondwaterkerende functie hebben.
In afwijking van een bodeminjectie met hardgel kan een injectiemethode met softgel worden toegepast ten behoeve van het creëren van een tijdelijke waterremmende laag.
In afwijking van de hardgel zal de softgel veelal op veel grotere diepte worden aangebracht, met een maximum van ca. 30 m.
De volgende globale kengetallen kunnen worden gehanteerd:
Figuur A 61-15
Kengetallen bodeminjectie (softgel)
Kengetallen bodeminjectie (*)
  • De vaste kosten bedragen ca. € 15.000.
  • Het aantal boringen bedraagt normaliter 1 per m²; bij een damwand in een fijner stramien.
  • Het boren kost € 10 tot € 15 per m² per m¹ diepte.
  • De materiaalkosten van softgel bedragen ca. € 85 per m³.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-16
Rekenvoorbeeld bodeminjectie (softgel)
Rekenvoorbeeld (*)
Bouwput van 50 x 40 m² waar op een diepte van 20 m geïnjecteerd moet worden; dikte injectielaag 1,0 m.
Vaste kosten 15.000
Boren 50 x 40 x 20 x €12 480.000
Injecteren en materiaal; € 120/m² 240.000
__________
Totaal 735.000 is € 368/m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Afhankelijk van de specifieke omstandigheden variëren de totaalkosten in de regel globaal van € 300 tot € 400 per m² bouwput.
Jetgrouting
De kosten van jetgrouting ten behoeve van het creëren van een horizontale of verticale grond- en grondwaterkering zijn reeds vermeld in 2.2.1.
Bevriezing
De kosten van bevriezing van grond ten behoeve van het creëren van een horizontale of verticale grond- en grondwaterkering zijn reeds vermeld in 2.2.1.
2.4 Waterbeheersing
2.4.1 Heffingen en leges
Bij bemalingen moet rekening worden gehouden met de kosten van heffingen en leges opgelegd door de overheid bij het onttrekken en lozen van grondwater, een en ander afhankelijk van de hoeveelheid water en de locatie.
Het betreft in het algemeen:
  • leges provinciale overheid in verband met het onttrekken van grondwater
      -variërend per provincie en jaarlijks vastgesteld
      -vast bedrag afhankelijk van de grootte van de onttrekking
      -variabele leges per m³: ca. € 0,010 à € 0,030
  • belastingheffing rijk (ecotax) op basis van Wet belastingen op Milieugrondslag (Wbm):
      -af te dragen indien debiet groter is dan 50.000 m³ per maand of de bemalingsperiode langer is dan 4 maanden
      -ca. € 0,19 per m³
      -bij grondwater met een chloridegehalte van meer dan 300 mg/l geldt geen belastingplicht
      -indien het opgepompte water via een retourbemaling in de grond in hetzelfde watervoerende zandpakket wordt teruggebracht, is voor het betreffende bemalingsdebiet geen ecotax verschuldigd
  • leges en heffing voor lozing van waterschap, gemeente (beheerder riool), zuiveringschap of hoogheemraadschap
      -afhankelijk van het debiet en de kwaliteit van het te lozen water
      -varieert per regio en situatie
      -bij lozing op het riool en via een bestaande waterzuiveringsinstallatie moet rekening worden gehouden met een heffing variërend van € 0,05 à € 0,40
2.4.2 Open bemaling
Voor deze eenvoudige bemaling gelden globaal de volgende kengetallen:
Figuur A 61-17
Kengetallen open bemaling
Kengetallen open bemaling (*)
  • Aanbrengen drainagebuizen afhankelijk van aanlegdiepte en grondsoort: € 6,50 tot € 13 per m¹.
  • Installeren en verwijderen pomp bij een capaciteit van 120 m³/uur ongeveer € 800 per stuk.
  • Huur van de pomp inclusief onderhoud afhankelijk van capaciteit en type tussen de € 350 en € 600 per week.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Voorts moet mogelijk rekening worden gehouden met de volgende bijkomende kosten:
  • vergunningen, leges, ecotax
  • lozingskosten
  • kosten voorbehandeling en zuivering effluent
  • gebruik generator
  • kosten monitoring
  • kosten compenserende maatregelen als retourbemaling e.d.
Figuur A 61-18
Rekenvoorbeeld open bemaling
Rekenvoorbeeld (*)
Bouwput 50 x 30 m² voorzien van drainagebuis diep 0,5 m h.o.h. 10 m met een pomp met een capaciteit van 120 m³ per uur en een bemalingsduur van 6 weken.
Aanbrengen drainage 150 m¹ à € 8 1.200
Pomp installeren en verwijderen 800
Huur pomp 6 weken 2.500
Energiekosten 300
__________
Totaal 4.800 is € 3,20 per m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.4.3 Bronbemaling
Voor een bronbemaling gelden globaal de volgende kengetallen. Hierbij wordt opgemerkt dat de wijze van aanbrengen van de installatie van grote invloed is op de prijs. Zo is er een groot kostenverschil tussen spuiten en boren.
Figuur A 61-19
Kengetallen bronbemaling
Kengetallen bronbemaling (*)
  • Aanbrengen en verwijderen van een ringleiding met steekfilters: ca. € 6,50 per m¹.
  • Aanbrengen en verwijderen filters afhankelijk van de diepte; lengte 4-6 m: ca. € 30 tot € 50 per stuk.
  • Installeren en verwijderen pomp: ca. € 800 per stuk.
  • Huur van de bemalingsinstallatie inclusief onderhoud afhankelijk van capaciteit en type: ca. € 350 tot € 600 per week.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Voorts moet mogelijk rekening worden gehouden met de volgende bijkomende kosten:
  • vergunningen, leges, ecotax
  • lozingskosten
  • kosten voorbehandeling en zuivering effluent
  • gebruik generator
  • kosten monitoring
  • kosten compenserende maatregelen als retourbemaling e.d.
Figuur A 61-20
Rekenvoorbeeld bronbemaling
Rekenvoorbeeld (*)
Bouwput 50 x 20 m² voorzien van ringleiding met steekfilters diep 6 m h.o.h. 2 m en een bemalingsduur van 6 weken.
Aanbrengen en verwijderen ringleiding 140 m¹ à € 6,50 910
Aanbrengen en verwijderen steekfilters 70 st à € 40 2.800
Pomp installeren en verwijderen 800
Huur bemalingsinstallatie 6 weken 2.500
Energiekosten 300
__________
Totaal 7.310 is € 7,31 per m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.4.4 Sanering
Het saneren van grondwater ten behoeve van het drooghouden van een bouwput kan een aanzienlijke kostenpost vormen. De kosten kunnen sterk variëren; een en ander is afhankelijk van onder meer de verontreinigingsgraad, de soort verontreiniging, het bemalingsdebiet en de wijze van lozen. Uitgaande van een lozing op het riool met een debiet van ca. 5 m³/uur, waarbij geen ontijzeringsinstallatie wordt toegepast, zijn kosten te verwachten in de orde van grootte van € 1 tot € 3 per m³.
Naarmate de capaciteit van de verwerking hoger is, zal de eenheidsprijs dalen. Zo zullen bij een capaciteit van 30 m³ per uur de bovengenoemde prijzen met ongeveer 40% tot 50% verminderd worden. Het toepassen van een ontijzeringsinstallatie zal globaal een toeslag geven van € 0,20 tot € 0,50 per m³, afhankelijk van de capaciteit (m³/uur). De bijkomende kosten voor onderzoek en vergunningen zijn in deze bedragen niet verdisconteerd.
2.5 Vloeren
2.5.1 Vloer op grondslag
Bij een vloer op grondslag wordt ervan uitgegaan dat het gehele oppervlak rechtstreeks op de ondergrond draagt. Liggen de vloeren op funderingsbalken of kelderwanden, dan spreekt men van vrij dragende vloeren.
Vloeren op grondslag zijn over het algemeen in het werk gestorte vloeren. De kosten van dit type vloer zijn globaal weer te geven in prijzen per m³. In de navolgende tabel zijn hiervoor richtprijzen gegeven. Deze zijn met name afhankelijk van de dikte van de vloer, het wapeningspercentage, de wijze en niveau van de afwerking alsmede de wijze van isolatie (bijvoorbeeld polystyreen, schuimbeton en dergelijke).
Voor een betonvloer die in het werk wordt gestort zonder afwerking en isolatie, kunnen de kosten indicatief als volgt worden weergegeven:
Figuur A 61-21
Richtprijzen vloer op grondslag
Richtprijzen vloer op grondslag (*)
Dik 80 - 150 mm: € 550 - € 450 per m³
Dik 150 - 300 mm: € 450 - € 300 per m³
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Voor vloeren die vrij overspannen, zijn de kosten afhankelijk van de keuze van het vloersysteem, zoals bijvoorbeeld in het werk gestorte vloeren, kanaalplaatvloeren en bekistingsplaatvloeren.
Bij een vloerdikte van 250 mm bedragen de kosten voor de constructieve vloer globaal als volgt:
Figuur A 61-22
Richtprijzen vrij dragende vloeren
Richtprijzen vrij dragende vloeren (*)
In het werk gestorte betonvloer: € 90 tot € 125 per m²
Kanaalplaatvloer met constructieve druklaag: € 75 tot € 85 per m²
Bekistingsplaatvloer: € 85 tot € 100 per m²
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.5.2 Onderwaterbeton
De kosten voor het aanbrengen van onderwaterbeton bedragen globaal € 150 tot € 200 per m³, uitgaand van ongewapend beton. Bij deze uitvoeringswijze moeten diverse extra voorzieningen worden getroffen, zoals:
  • egaliseren en inspectie van de bodem met duikploeg: ca. € 3 tot € 7,50 per m²
  • wapening aanbrengen onder water met duikploeg: ca € 2 per kg
  • eventueel injecteren van de gerede betonconstructie in geval van lekkage: bijvoorbeeld 5% toeslag op prijs
  • eventueel aanbrengen van een extra uitvullaag onder en boven het onderwaterbeton in verband met onvlakheden van respectievelijk de bodem en de afwerking van het onderwaterbeton.
Figuur A 61-23
Rekenvoorbeeld onderwaterbeton
Rekenvoorbeeld (*)
Vloer dik 1,0 m; afmeting 50 x 100 m² met poerwapening gemiddeld 10 kg /m³.
Vaste kosten 3.000
Egaliseren en inspectie bodem; 5.000 m² à € 7,50 37.500
Geen uitvullagen voorzien 0
Aanbrengen onderwaterbeton à € 180 900.000
Aanbrengen poerwapening 100.000
Nainjectie (ca. 5%) 50.000
__________
Totaal 1.090.500 is € 218 per m³
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.6 Funderingsconstructies
Funderingsconstructies omvatten in dit kader elementen als funderingsbalken, kelderwanden en poeren. We noemen hier summier de kosten van deze constructies.
Figuur A 61-24
Indicatieve richtprijzen funderingsconstructies
Indicatieve richtprijzen funderingsconstructies (*)
Funderingsbalken: € 500 tot € 600 per m³
Kelderwanden: € 550 tot € 700 per m³
Poeren: € 300 tot € 400 per m³
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
De prijzen van deze constructies zijn sterk afhankelijk van de vorm en hoeveelheid van de betonconstructie alsmede van de hoeveelheid wapening. Onderdelen als afwerking en isolatie zijn niet bij de genoemde prijs inbegrepen.
2.7 Paalfunderingen
We behandelen hier de opbouw en indicatie van de kosten van de meest gangbare paalsystemen, te weten geprefabriceerde betonpalen, houten palen, vibro-palen en avegaarpalen van het type mortelschroef. Voorts worden stalen buispalen mede in beschouwing genomen. Meer bijzondere paaltypen zoals boorpalen, specifieke schroefpalen (bijvoorbeeld verbuisde of meer of minder grondverdringende systemen) en palen met groutinjectie worden hier buiten beschouwing gelaten.
De kosten kunnen worden gesplitst in een vast en een variabel deel. De vaste kosten hebben betrekking op de aan- en afvoer van de stelling met toebehoren. De variabele kosten kunnen worden onderverdeeld in de kosten per paal en de kosten per eenheid van lengte van de paal.
Kostenposten per paal:
  • maatvoering
  • koppen snellen
  • afvoer puin
  • doormeten palen.
Kostenposten per m¹ paal:
  • materiaalkosten
  • inbrengkosten.
2.7.1 Geprefabriceerde betonpalen
Zie voor technische gegevens B 4200.
Vaste kosten
De kosten zijn afhankelijk van de zwaarte van de heistelling, zoals uit figuur A 61-25 blijkt.
Figuur A 61-25
Vaste kosten geprefabriceerde betonpalen
Vaste kosten geprefabriceerde betonpalen (*)
Zwaarte heistelling Maximale dwarsafmeting Maximale lengte Indicatie kosten
20 ton 290 mm 11 m € 1.600
30 ton 350 mm 17 m € 2.200
40 ton 400 mm 19 m € 3.200
50 ton > 400 mm > 19 m € 5.000
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-26
Variabele kosten geprefabriceerde betonpalen
Variabele kosten per paal (*)
Maatvoering: uitzetten en afhakhoogte aangeven: € 15 tot € 20 per paal
Koppensnellen: aangehouden afkaphoogte is 500 mm.
- afmeting 140 x 140 mm: ca. € 8,50 per paal
- afmeting 500 x 500 mm: ca. € 46 per paal
Bij meerlengte kosten koppensnellen per m¹:
- afmeting 140 x 140 mm: ca. € 8 per paal
- afmeting 500 x 500 mm: ca. € 50 per paal
Afvoeren puin: is in de prijs inbegrepen
Variabele kosten per m¹ (*)
Aankoop paal:
De kosten zijn afhankelijk van dwarsafmeting en lengte. Korte palen tot 4 m zijn ongeveer 10% duurder dan palen van 15 m of langer. Hieronder zijn de prijzen aangehouden voor palen langer dan 15 m.
- afmeting 180 × 180 mm: ca. € 10 per m¹ (€ 309 per m³)
- afmeting 250 × 250 mm: ca. € 18 per m¹ (€ 288 per m³)
- afmeting 350 × 350 mm: ca. € 30 per m¹ (€ 245 per m³)
- afmeting 420 × 420 mm: ca. € 40 per m¹ (€ 227 per m³)
- afmeting 500 × 500 mm: ca. € 54 per m¹ (€ 216 per m³)
Heien:
De kosten zijn afhankelijk van het aantal te heien palen per tijdseenheid en kosten van een heiploeg inclusief materieel. Bij ca. 20 m lange palen zijn de heikosten het gunstigst (vanaf een dwarsafmeting van 290 mm).
- afmeting 180 × 180 mm: ca. € 3 tot € 5 per m¹
- afmeting 290 × 290 mm: ca. € 5 tot € 10 per m¹
- afmeting 450 × 450 mm: ca. € 8 tot € 15 per m¹
- palen schoor heien betekent een verhoging van de heikosten met ca. 10 tot 30%.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-27
Rekenvoorbeeld geprefabriceerde betonpalen
Rekenvoorbeeld (*)
Voorbeeld A: 100 palen; 290 x 290 mm; lengte: 19 m.
Heistelling: 40 ton 3.200
Maatvoering: 100 x € 16,50 1.650
Koppensnellen: 100 x € 18 1.800
Aankoop palen: € 260/m³ 41.545
Heien palen: 100 x 19 x € 7,50 14.250
__________
Totaal 62.445 is € 33/m¹
Voorbeeld B: 1.000 palen 400 x 400 mm; lengte: 8 m.
Heistelling: 40 ton 3.200
Maatvoering: 1.000 x € 16,50 16.500
Koppensnellen: 1.000 x € 34 34.000
Aankoop palen: € 240/m³ 307.200
Heien palen: 1000 x 8 x € 10 80.000
__________
Totaal 440.900 is € 55/m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.7.2 Houten heipalen
Zie voor technische gegevens B4100. Houten palen worden in de regel van een geprefabriceerde betonoplanger voorzien. Kengetallen voor de kosten van houten palen:
Figuur A 61-28
Kengetallen houten palen
Kengetallen houten palen (*)
Aan- en afvoerkosten heistelling: ca. € 2.000
Aankoop palen (vuren): ca. € 7 per m¹
Aankoop betonnen oplangers: ca. € 60 per stuk (lengte=3 m¹)
Heiwerk inclusief de oplanger:
- bij palen met een lengte van ca. 5 m: ca. € 6,50 per m¹
- bij palen met een lengte van ca. 20 m: ca. € 3,50 per m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-29
Rekenvoorbeeld houten palen
Rekenvoorbeeld (*)
100 palen; omtrek 700/740; lengte 10 m met oplanger van 3 m¹.
Heistelling 2.000
Maatvoering: 100 x € 16,50 1.650
Aankoop palen: € 6,50/m¹ 6.500
Oplanger: € 60/stuk 6.000
Heien palen: 100 x 10 x € 6,50 6.500
__________
Totaal 22.650 is € 23/m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.7.3 Vibropalen
Zie voor technische gegevens B 4410.
Vaste kosten:
De vaste kosten zijn afhankelijk van de zwaarte van de heistelling (zie ook bij 2.5.1). Tevens zal de stalen hulpbuis onder deze noemer worden afgeschreven.
Figuur A 61-30
Variabele kosten vibropalen
Variabele kosten vibropalen
Variabele kosten per paal (*)
  • Maatvoering: uitzetten en afhakhoogte aangeven: € 15 tot € 20 per paal.
  • Koppensnellen: prijzen zoals genoemd bij geprefabriceerde betonpalen.
  • Afvoeren puin: inbegrepen in de genoemde kosten.
  • Akoestisch doormeten: ca. € 12 per paal.
Variabele kosten per m¹ voor het aanbrengen van het beton en wapeningsstaal (*)
  • Aankoop en verwerken materiaal:
      -beton: ca. € 100 tot € 125 per m³
      -wapeningsstaal: ca. € 1,25 per kg.
  • Heiwerk: verhoudingsgewijs gelijk zijn als bij de heipalen; daarnaast rekening te houden met een langere cyclustijd vanwege het storten van de betonspecie, aanbrengen van de wapening en trekken van de heibuis. Palen schoor heien betekent een verhoging van de heikosten van ca. 10 tot 30%.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Als indicatie voor de variabele kosten per eenheid van lengte van de paal kunnen de volgende waarden worden aangehouden. Dit betreft dus de kosten van het heien en trekken van de hulpbuis alsmede de kosten van levering en aanbrengen van het materiaal.
De onderstaand vermelde kosten zijn van toepassing bij normale omstandigheden. De eenheisprijzen zijn sterk afhankelijk van de heicapaciteit. Deze capaciteit kan per project ver uiteen lopen, zo zijn er voorbeelden bekend van producties van 4 tot 14 palen per dag.
Figuur A 61-31
Indicatie voor de variabele kosten per eenheid
Schachtafmeting vibropaal Indicatie variabele kosten per m¹ (*)
Ø 356 mm € 30 à € 36
Ø 456 mm € 46 à € 50
Ø 556 mm € 64 à € 70
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-32
Rekenvoorbeeld vibropalen
Rekenvoorbeeld (*)
100 palen Ø 406 mm; lengte 25 m met ongeveer 50 kg wapeningsstaal per m³ beton.
Heistelling plus heibuis 7.500
Maatvoering; 100 x € 16,50 1.650
Koppensnellen; 100 x € 30 3.000
Betonwerk; € 125/m³ 40.500
Wapeningswerk; € 62,50/m³ 20.250
Heien/trekken buis; 100 x 25 x € 17 42.500
Doormeten palen 1.200
Diverse voorzieningen 2% 2.000
__________
Totaal 118.600 is € 47/m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.7.4 Avegaarpalen, type mortelschroef
Zie voor technische gegevens B 4430.
Vaste kosten
De vaste kosten zijn afhankelijk van de zwaarte van de boorstelling. Kosten aan- en afvoer stelling ca. € 7.500.
Figuur A 61-33
Variabele kosten grondverdringende schroefpalen
Variabele kosten
Variabele kosten per paal (*)
  • Maatvoering: uitzetten en afhakhoogte aangeven: € 15 tot € 20 per paal.
  • Koppensnellen: prijzen zoals genoemd bij geprefabriceerde betonpalen.
  • Afvoeren puin: inbegrepen in de genoemde kosten.
  • Akoestisch doormeten: ca. € 12 per paal.
  • Schroefkop afhankelijk van diameter € 100 tot € 200/stuk
Variabele kosten per m¹ (*)
  • Aankoop en verwerken materiaal:
      -beton: ca. € 100 tot € 125 per m³
      -wapeningsstaal: ca. € 1,25 per kg.
  • Boorwerk: afhankelijk van productie, diameter en grondgesteldheid € 15 tot € 40/ m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-34
Rekenvoorbeeld grondverdringende schroefpaal
Rekenvoorbeeld (*)
100 palen Ø 380 mm; lengte 10 m met voet Ø 450 mm, lengte 10 m met ongeveer 50 kg wapening per m³ beton.
Schroefstelling 7.500
Maatvoering; 100 x € 16,50 1.650
Koppensnellen; 100 x € 30 3.000
Palen schroeven: 100 x 10 x 20 20.000
Schroefpunt 100 x 200 20.000
Beton en wapening € 170/m³ 19.280
Palen doormeten 1.200
Diverse voorzieningen 2% 1.500
__________
Totaal 74.130 is € 74/m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.7.5 Avegaarpalen, type mortelschroef
Zie voor technische gegevens B 4510.
Vaste kosten
De vaste kosten zijn afhankelijk van de grootte van de diameter en de te breiken diepte, en variëren in de regel van € 3.000 tot € 7.500.
Figuur A 61-35
Variabele kosten avegaarpalen, type mortelschroef
Variabele kosten avegaarpalen, type mortelschroef
Variabele kosten per paal (*)
  • Maatvoering: uitzetten en afhakhoogte aangeven: € 15 tot € 20 per paal.
  • Koppensnellen: prijzen zoals genoemd bij geprefabriceerde betonpalen.
  • Afvoeren puin: inbegrepen in de genoemde kosten.
  • Akoestisch doormeten: ca. € 12 per paal.
Variabele kosten per m¹ voor het aanbrengen van het beton en wapeningsstaal (*)
  • Aankoop en verwerken materiaal:
      -beton: ca. € 100 tot € 125 per m³
      -wapeningsstaal: ca. € 1,25 per kg.
  • Schroeven van de palen: afhankelijk van de productie; gemiddeld ca. € 10 per m¹.
  • Afvoeren van de uitkomende grond: zie 2.2.1.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Als indicatie voor de variabele kosten per eenheid van lengte van de paal kunnen de volgende waarden worden aangehouden. Dit zijn dus de kosten van schroeven van de avegaar, alsmede de kosten van levering en aanbrengen van het materiaal.
Figuur A 61-36
Indicatie variabele kosten per eenheid van lengte van de paal
Schachtafmeting avegaarpaal Indicatie variabele kosten per m¹ (*)
Ø 400 mm € 32 à € 42
Ø 500 mm € 50 à € 65
Ø 600 mm € 70 à € 85
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-37
Rekenvoorbeeld avegaarpalen, type mortelschroef
Rekenvoorbeeld (*)
100 palen Ø 500 mm; lengte 10 m met ongeveer 50 kg wapeningsstaal per m³ beton.
Schroefstelling 5.000
Maatvoering; 100 x € 16,50 1.650
Koppensnellen; 100 x € 40 4.000
Palen schroeven: € 10/m¹ 10.000
Beton + wapening; € 170/m³ 33.380
Doormeten palen 1.200
Afvoeren grond; schoon 750
Diverse voorzieningen 2% 1.200
__________
Totaal 57.180 is € 57/m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Opmerking: In verhouding met geheide systemen zal de diameter bij avergaarpalen groter zijn uitgaande van gelijke draagkracht.
2.7.6 Stalen buispalen; geheid, geschroefd
Zie voor technische gegevens B 4700.
De kostenopstelling voor stalen buispalen beperkt zich hier tot de kleinere diameter buispalen zoals deze in de regel worden toegepast in moeilijke omstandigheden c.q. beperkte werkruimten. Deze palen worden vaak inpandig aangebracht ten behoeve van renovatie- en upgradingswerkzaamheden.
Het kan voorkomen dat er extra kosten gemoeid zijn met sloop- en herstelwerken ten behoeve van het materieel. Deze kosten zijn erg projectspecifiek en worden hier verder buiten beschouwing gelaten.
Gezien de veelal bijzondere omstandigheden die bij het installeren van dit paaltype aan de orde zijn, is geen algemeen kostenniveau aan te geven.
Vaste kosten:
De vaste kosten zijn met name afhankelijk van de specifieke materieelinzet. Hierbij spelen aspecten als beschikbare werkruimte, werkhoogte en toegang een belangrijke rol. Deze kosten kunnen per geval ver uiteen lopen en bedragen globaal € 6.000 (eenvoudige werken, goed toegankelijk) tot € 18.000.
Variabele kosten:
De variabele kosten zijn onder te verdelen in:
  • De maatvoering
  • Het heien of schroeven van de stalen buissegmenten
  • De koppelingen
  • Het vullen van de buis met betonspecie
  • De wapening
  • Het op hoogte afbranden van de buis.
Onderstaand is een indicatie van de variabele kosten aangegeven. Hierbij is rekening gehouden met een relatief beperkte omvang van de productie. Bij het aanbrengen van veel palen zijn wellicht enigszins lagere prijzen van toepassing.
Figuur A 61-38
Variabele kosten stalen buispalen
Schachtafmeting stalen buispaal Indicatie variabele kosten per m¹
Ø 150 mm € 70 tot € 160 per m¹
Ø 300 mm € 120 tot € 225 per m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
Figuur A 61-39
Rekenvoorbeeld stalen buispalen
Rekenvoorbeeld (*)
20 palen Ø 300 mm; lengte 12 m
Vaste kosten materieel 10.000
Variabele kosten; 240 m à € 175 42.000
__________
Totaal 52.000 is € 217/ m¹
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
2.7.7 Voorboren
Het voorboren van palen of damwanden wordt veelal uitgevoerd met een makelaarstelling en een avegaarboor. De voordelen zijn de maatvastheid van de uiteindelijke wanden/palen en de kortere productietijd. Tevens is bij voorboren het risico van stagnatie bij obstakels in de grond beter beheersbaar.
De aan - en afvoer van de boorstelling bedraagt normaliter € 3.000 tot € 7.500 afhankelijk van de diameter en lengte van de avegaar en de boordiepte.
Figuur A 61-40
Indicatieve richtprijzen voorboren
Indicatieve richtprijzen voorboren (*)
Damwandsloten: ca. € 10 tot € 18 per m² damwand.
Palen: ca. € 10 tot € 14 per m¹ paallengte.
(*) bedragen zijn indicatief; voor toelichting randvoorwaarden zie ook paragraaf 1.1 en 1.2
3 Totaalkosten onderbouw
3.1 Kostenindicatie onderbouw per eenheid van oppervlakte
Op basis van de gegeven kengetallen en richtprijzen in het vorige gedeelte kunt u een globaal idee krijgen van de absolute waarde van de kosten van een kelder, uitgesplitst in de diverse onderdelen/elementen. Hieronder behandelen we globaal de kosten van een complete onderbouw per eenheid van oppervlakte. De opzet is gebaseerd op nacalculatie van diverse uiteenlopende projecten. Het geheel dient te worden beschouwd als een meer abstracte benadering van de kosten van de onderbouw die kan worden gehanteerd in een vroeg stadium van een werk. De uitgangspunten dienen nadien op basis van nadere studie en onderzoek te worden geverifieerd en eventueel te worden bijgesteld.
Onder de 'onderbouw' vallen de elementen die genoemd zijn in paragraaf 2; het zijn dus in principe alle onderdelen die ondergronds worden gerealiseerd. Zoals in de inleiding reeds is vermeld, is de uitvoeringswijze van de onderbouw afhankelijk van vele factoren en randvoorwaarden.
Ter illustratie zijn in figuur A 61-41 enkele systemen uitgewerkt voor een woningbouwproject, een 3-laags kantoorgebouw en een 10-laags kantoorgebouw. De in de tabel genoemde kosten zijn de bouwkosten conform de norm NEN 2631 (Investeringskosten van gebouwen - Begripsomschrijvingen en indeling), exclusief BTW. De kosten zijn gegeven als eenheidsprijzen in m² van het bebouwde oppervlak. Tevens zijn dezelfde kosten ter vergelijking uitgezet tegen het bruto vloeroppervlak.
Figuur A 61-41
Kostenindicatie onderbouw
Omschrijving Eenheid Kosten per m² bebouwd opp. Kosten per m² bruto opp.
Woning
(tussenwon.)
Kantoor
3-laags
Kantoor
10-laags
Woning
(tussenwon.)
Kantoor
3-laags
Kantoor
10-laags
Bebouwd oppervlak 55 750 750
Bruto opp. (bvo basis) 165 2250 7500
1-laagse kelder totaal bvo 220 3000 8250
2-laagse kelder totaal bvo 275 3750 9000
Fundering op staal: €/m² 100 - 160 180 - 300 480 - 590 33 - 53 60 - 100 48 - 59
fund. balk en beg. vloer
Fundering op palen:
paallengte 10 m €/m² 170 - 250 210 - 340 540 - 670 57 - 83 70 - 113 54 - 67
paallengte 20 m €/m² 210 - 290 240 - 390 580 - 750 70 - 97 80 - 127 58 - 75
fund. balk en beg. vloer incl.
Toeslag kelder 1-laags €/m² 270 - 340 300 - 390 340 - 430 68 - 85 75 - 98 31 -39
kelderwand, kolommen, vloer
Toeslag kelder 2-laags €/m² nvt 630 - 830 750 - 950 nvt 126 - 166 63 - 79
kelderwand, kolommen, vloer
Toeslag kelder 1-laags
bemaling en damplanken
tijd damplanken l = 10 m €/m² 280 - 400 150 - 240 170 - 240 70 - 100 38 - 60 15 - 22
tijd damplanken l = 20 m €/m² 430 - 620 250 - 380 275 - 390 108 - 155 63 - 95 25 - 35
Toeslag kelder 2-laags
bemaling en damplanken
tijd damplanken l = 10 m €/m² nvt 380 - 520 450 - 650 nvt 76 - 104 38 - 54
tijd damplanken l = 20 m €/m² nvt 480 - 670 560 - 800 nvt 96 - 134 47 - 67
incl. groutankers hoh 1,5 m
Opmerkingen kosten exclusief BTW
inclusief staartkosten
nieuwbouw
alleen kosten voor constructie elementen opgenomen
oppervlakte vorm: rechthoek
Voorbeeld (zie gearceerde kostenkengetallen)
Kantpor van 3 lagen met een één-laagse kelder in grondwater.
Gebruik van tijdelijke damwanden en fundering op palen (10 m¹).
Kosten per m² bebeouwd oppervlak: 660 - 970 €/m² prijspeil: maart 2008
3.2 Ontwikkeling kosten van kelderconstructies met de diepte
De kelderconstructies in Nederland reiken normaliter tot een diepte van één of twee bouwlagen, dat wil zeggen globaal 3 tot 6 m beneden het maaiveldpeil. Slechts incidenteel wordt er gekozen voor een dieper aanlegniveau van de kelder, zodat een extra bouwlaag kan worden voorzien of de verdiepingshoogte kan worden vergroot.
Het kostenaspect speelt veelal een belangrijke rol bij de keuze van het aantal ondergrondse bouwlagen. Bij een meerlaagse kelder bestaat al snel het beeld dat dit gepaard zal gaan met zeer hoge kosten. In werkelijkheid moet dit uiteraard meer genuanceerd worden beschouwd en is dit afhankelijk van een veelheid aan factoren.
In deze paragraaf wordt een meer relatieve benadering aangehouden van de totaalkosten van de onderbouw per m² kelderoppervlak. Hierbij zijn onder meer de volgende factoren van belang:
  • De uitvoeringswijze
    Bij de beschouwing van de kosten bij de aanleg van een extra kelderlaag moet worden geanalyseerd wat de constructieve en uitvoeringstechnische consequenties zijn, een en ander gebaseerd op de in 1.3 genoemde randvoorwaarden. In de regel zal een kostentoename aan de orde zijn vanwege hogere eisen aan de bouwputvoorzieningen. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld zwaardere en langere damwanden, additionele verankeringen en/of stempelingen, extra bemaling. Voorts zijn aan de constructie aanpassingen nodig vanwege de hogere gronddruk en opwaartse waterdruk. Als de uitvoeringsmethode echter niet principieel behoeft te worden gewijzigd, kan er veelal een besparing worden gerealiseerd in de kosten per m² bruto-oppervlak van de gehele kelder.
    In het geval er wel een essentiële aanpassing nodig is van de uitvoeringswijze, zullen de kosten per eenheid van oppervlak wel aanzienlijk toe kunnen nemen; bijvoorbeeld de noodzakelijke toepassing van een diepwand in plaats van een damwand, of een uitvoering met onderwaterbeton ten opzichte van een werkwijze met een bemaling.
  • De oppervlakte en vorm van de kelder
    De verhouding tussen de omtrek en de oppervlakte van de kelder is mede bepalend voor de prijs per eenheid van oppervlakte. Bij een grote bouwput zullen de kosten voor de bouwputvoorzieningen en wanden minder hard doorwerken in de prijs per m². Voorts speelt de verhouding tussen het bruto-vloeroppervlak en het functionele oppervlak een rol. Bij een grotere kelder is in verhouding minder ruimte benodigd voor technische ruimte, liftschachten, trappenhuizen en hellingbanen.
  • Begane-grondvloer/kelderdak
    Bij vergelijking van de kosten van een éénlaagse of meerlaagse kelder kan de mate waarin de kosten van de begane-grondvloer worden meegerekend tot een vertekend beeld leiden voor de m²-prijs. Bij een geheel ondergrondse constructie is het duidelijk dat het dak volledig in de totaalkosten van de kelder moet worden verdisconteerd. Het is dan evident dat de kosten hiervan gelijkmatig over het totale kelderoppervlak kunnen worden verdeeld, wat leidt tot een lagere m²-prijs bij een meerlaagse kelder.
    In geval van de aanwezigheid van een bovenbouw is er een begane-grondvloer voorzien. De kosten hiervan worden in de praktijk slechts voor een deel toegerekend aan de kelderconstructie.
Door de Afdeling Tunneltechniek en Ondergrondse Werken van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs (KIVI) is een werkgroep in het leven geroepen die een studie heeft verricht naar de toepassingsmogelijkheden en constructieve mogelijkheden van diepe kelders. Hierbij zijn tevens de kostenaspecten globaal beschouwd. In de werkgroep Kelderconstructies hebben vertegenwoordigers van verschillende vakdisciplines deelgenomen, zoals opdrachtgevers, aannemers en ingenieursbureaus met zowel een constructieve, geotechnische als installatietechnische invalshoek. De werkgroep heeft zijn werk gepresenteerd in het rapport Kelderconstructies - Op naar de diepte (augustus 1994).
Met betrekking tot het kostenaspect is er in dit rapport een aantal conclusies getrokken die ook voor het Handboek Funderingen interessant worden geacht. We gaan daarop hieronder kort in. Voor de volledige gegevens verwijzen we naar het rapport zelf.
De mogelijke uitvoeringswijze wordt voor een deel gedicteerd door de heersende bodemgesteldheid. Daarom is hierin voor de beschouwing van de kelderconstructies een onderverdeling gemaakt. In totaal worden vier karakteristieke bodemprofielen van Nederland onderscheiden, te weten profiel Amsterdam, profiel Rotterdam, profiel Den Haag en profiel Utrecht. Deze profielen worden schematisch weergegeven in figuur A 61-42.
Figuur A 61-42
Karakteristieke bodemprofielen
Voor een modelgebouw zijn de kosten vastgesteld van de constructies en installaties van kelderconstructies voor de verschillende bodemprofielen en bij een verschillend aantal kelderlagen en uitvoeringsmethoden. De kosten worden uitgedrukt als een verhoudingsgetal per bouwlaag.
Op basis van de studies zijn globale trends waar te nemen die aangeven dat een verdieping van een kelder tot 3 à 5 bouwlagen tot een reductie kan leiden van de kosten per m². Dieper bouwen kan dus in bepaalde gevallen een interessante optie zijn! Deze trends kunnen worden geïllustreerd door de situatie bij respectievelijk een Amsterdams en een Utrechts bodemprofiel. In Amsterdam manifesteert zich een dik pakket van klei en veen, waardoor veelal een economische oplossing met damwanden mogelijk is. In de Utrechtse situatie ontbreekt het klei- en veenpakket en moet in het algemeen worden uitgegaan van een duurdere oplossing met een kunstmatige horizontale begrenzing.
Enkele conclusies voor het Amsterdamse beeld luiden:
  • Bij een uitvoeringswijze met damwanden zijn de kosten per laag minimaal bij drie bouwlagen; bij meerdere bouwlagen is een toename in de kosten te voorzien.
  • Bij een polderprincipe is een afname in de kosten per laag waar te nemen tot een diepte van vijf bouwlagen.
Voor het Utrechtse beeld is de volgende conclusie te trekken:
  • Tot drie kelderlagen nemen de kosten af (oplossing met onderwaterbeton); bij een diepere kelder is een toename in de kosten te verwachten, in verband met een noodzakelijke afwijkende uitvoeringsmethode, bijvoorbeeld met een injectielaag.
In figuur A 61-43 is de kostenontwikkeling per laag grafisch weergegeven voor zowel de Amsterdamse als de Utrechtse situatie. Hierbij dient nadrukkelijk te worden opgemerkt dat de getallen als indicatief moeten worden beschouwd. Per locatie en per project is een grote spreiding mogelijk in kosten, mede afhankelijk van de stringentheid van de verschillende genoemde randvoorwaarden, de bouwtijd e.d.
Figuur A 61-43
Kostenontwikkeling kelders met de diepte voor Amsterdams en Utrechts bodemprofiel (bron: KIvI, Afdeling Tunneltechniek en Ondergrondse Werken)
4 Staartkosten
Onder de directe kosten worden verstaan de kosten die rechtstreeks op het betreffende onderdeel betrekking hebben, zoals het materiaal, de manuren en specifiek in te zetten materieel.
Naast deze kosten worden er ook nog indirecte kosten gemaakt om een werk tot stand te laten komen. Deze staartkosten zijn onder te verdelen in de volgende elementen en worden in de ramingen aangehouden exclusief BTW:
  • algemene bouwplaatskosten
  • algemene kosten
  • winst en risico
  • afkoop risicoregeling.
Onder de algemene bouwplaatskosten worden de kosten verstaan die projectgebonden zijn en die geen directe kosten zijn. De algemene bouwplaatskosten zijn onder te verdelen in de volgende onderwerpen:
  • inrichting bouwplaats
  • instandhouding bouwterrein en bouwplaatsinrichting
  • personeelskosten uitvoering
  • personeelskosten voorbereiding
  • tekenwerk en berekeningen
  • verzekeringen en bankgaranties
  • rapportages en onderzoeken
  • personeelskosten projectadministratie.
Deze kosten worden per werk begroot. Afhankelijk van de moeilijkheidsgraad, bouwtijd, personeelsinzet, materieelinzet en projectomvang zullen de algemene bouwplaatskosten voor eenvoudige woningbouwprojecten ongeveer tussen de 7% en 10% van de directe kosten bedragen.
Voor utiliteitswerken zullen de algemene bouwplaatskosten ongeveer tussen de 10% en 16% van de directe kosten bedragen.
De algemene kosten zijn de bedrijfskosten die niet specifiek aan het project zijn toe te schrijven. Hieronder verstaat men de huisvestingskosten van bijvoorbeeld het aannemingsbedrijf, de algemene leiding, diverse diensten (administratie, calculatie, archief e.d.) en financierings- en/of vermogenskosten.
Deze algemene kosten worden op grond van onderzoeken bij bouwbedrijven door het NIVAG regelmatig vastgesteld en uitgedrukt in percentages van de kostprijs (directe kosten en algemene bouwplaatskosten). Op dit moment bedragen de algemene kosten van een hoofdaannemer voor de woningbouw, utiliteitsbouw en de GWW-sector globaal 7% à 7,5%. Bij werken die min of meer standaard zijn, zijn de overheadkosten van de onderaannemer veelal in de genoemde eenheidsprijzen verdisconteerd. In specifieke gevallen kan bij gespecialiseerde funderingsbedrijven een hoger percentage van de algemene kosten van toepassing zijn.
Winst en risico is een percentage over de hierboven genoemde staartkosten. Dit percentage is afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van een bouwproject en de risico's die bij de aannemer liggen. Tevens zal de marktsituatie invloed op het percentage hebben. Op dit moment is een percentage voor nieuwbouwprojecten gebruikelijk van 3%, maar schommelingen van 0% tot 5% komen ook voor.
De totale staartkosten bestaande uit de algemene bouwplaatskosten, de algemene kosten plus de winst en risico bedragen als percentage van de directe kosten tussen de 16% en 20% voor woningbouwprojecten en tussen de 20% en 28% voor utiliteitsbouwprojecten.
De afkoop risicoregeling is een van te voren met goedkeuring van beide partijen vastgesteld bedrag waarmee het risico van de stijging van de loon- en materiaalkosten wordt afgedekt. Als de risicoregeling van toepassing is, zal tijdens de bouwperiode de loon- en materiaalprijzen worden verrekend aan de hand van maandelijks door de Commissie Risicoregeling Woning- en Utiliteitsbouw uitgegeven indexcijfers voor loon- en materiaal.
5 Investeringskosten
De investeringskosten voor een gebouw worden als volgt verdeeld, conform NEN 2631:
  • grondkosten
  • bouwkosten
  • inrichtingskosten
  • bijkomende kosten zoals honorarium, BTW, onvoorzien, heffingen, verzekeringen, enzovoort.
Alle onderwerpen die hier zijn behandeld, hebben betrekking op het onderdeel 'bouwkosten'. Een toelichting op de overige kosten valt buiten het kader van SBR Funderingen.
6 Literatuuroverzicht
  • Interne gegevens en documentatie ABT
  • 'GWW-kosten', Elsevier , 2007
  • 'Bouwkosten', Elsevier, 2007
  • 'Kelderconstructies - Op naar de diepte', Afdeling Tunneltechniek en Ondergrondse Werken van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs (KIvI), augustus 1994
  • 'Kelders en Kluizen', syllabus PAO-cursus, TU-Twente, 1998
Bijlage
Om een idee te geven van de opzet van een kostenraming voor een funderingsconstructie wordt in het navolgende een begroting gegeven van een fictief voorbeeldproject.
Figuur A 61-44 ()
Voorbeeld kostenraming