Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Funderingen – Deel B
Deze tekst is gepubliceerd op 23-04-19

B 4700 Stalen buispaal - geheid

B 4700 Stalen buispaal - geheid
B 4710 Geheide stalen buispaal
trefwoorden
mate van grondverdringing: grondverdringend
installatiewijze: heien
trillingen: niet trillingsarm
fabricage: geprefabriceerd
groutinjectie: nee
materiaal: staal
A. Typering van het systeem
In de grond gevormde, grondverdringende betonpaal met permanente stalen buis, door middel van heien op diepte gebracht.
B. Vervaardiging
Omschrijving:
  1. Een stalen buis wordt geplaatst op het maaiveld. De buis is in het algemeen voorzien van een vastgelaste voetplaat. In bepaalde gevallen, vooral bij inwendig geheide buispalen kan ook een heiprop van grind of aardvochtige betonspecie in de voet worden geformeerd.
  2. De buis wordt op diepte gebracht door heien. Er kan op de buis worden geheid of er kan gebruik worden gemaakt van een inwendig valblok. Bij een beperkte werkhoogte kan de buis in segmenten worden aangebracht, waarbij de verbinding in het algemeen wordt gelast. Bij gebruik van een inwendig valblok kan desgewenst een bolvoet onder de buis worden geformeerd.
  3. Bij het bereiken van het gewenste niveau wordt de wapening aangebracht.
  4. De buis wordt gevuld met betonspecie.
  5. De paal wordt afgewerkt en de stelling kan worden verplaatst.
Bij gebruik van een inwendig valblok kan de paalpunt worden voorzien van een geprefabriceerde betonnen kern. Van oudsher wordt een dergelijk paaltype een Wit-betonpaal genoemd.
De mogelijkheid bestaat om een paalvoet in de grond te formeren door de buis aan de onderzijde te voorzien van sleuven en dit gedeelte van de paal bolvormig uit te heien: de zogenoemde Bawangpaal. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de betreffende leverancier (Franki).
C. Inbrenginstallatie
1. Gegevens stelling
  1. Gehanteerde typen: divers, eventueel licht (los) materieel mogelijk, vooral bij inwendig geheide buispalen; toegepast worden inwendige valblokken met een gewicht variërend van 150 kg tot 5.000 kg.
  2. Zwaarste onderdeel: circa 0,5 MN à 1,0 MN.
  3. Wijze van transport naar de bouwplaats: per vrachtwagen of dieplader.
  4. Benodigd hulpmaterieel: niet van toepassing.
  5. Wijze van transport op de bouwplaats: zelfrijdende rupsstelling of los materieel.
  6. Maximaal begaanbare helling: 1:5 à 1:10.
2. Capaciteit inbrengmaterieel
Divers, afhankelijk van leverancier, paalafmetingen en omstandigheden.
3. Trillingsniveaus
Heiwerk met behulp van een inwendig valblok kan als trillingsarm worden aangemerkt. Dit geldt in het algemeen ook voor heiwerk met een hoogfrequent persluchtblok.
4. Geluidsniveaus
Afhankelijk van de paalafmetingen, de grondweerstand en het gehanteerde materieel. Bij toepassing van een inwendig valblok kan een aanzienlijke reductie van het geluidsniveau worden gerealiseerd.
D. Karakteristieke eigenschappen
1. Dwarsafmetingen
De mogelijke paalafmetingen zijn sterk afhankelijk van de uitvoeringswijze en de bodemgesteldheid. In het algemeen wordt er gebruikgemaakt van standaardhandelsmaten. Vooral de volgende maten voor de uitwendige buisdiameter zijn gangbaar, een en ander afhankelijk van de uitvoeringsmethode, het toe te passen materieel en de betreffende aannemer: Ø 114mm, 133mm, 168mm, 219mm, 273mm, 324mm, 355mm, 406mm, 457mm, 508mm en in bepaalde gevallen 559mm, 609mm, 610mm, 711mm en 813mm.
2. Mogelijke paallengten
Afhankelijk van de dwarsafmeting, de bodemweerstand en de wijze van inbrengen in relatie tot de capaciteit van het materieel. De maximale lengte bedraagt in het algemeen circa 30 m bij heiwerk op de buis.
3. Gebruikelijke wapening
  1. Stekwapening bijvoorbeeld 4 Ø 12 mm.
  2. Beugels: niet van toepassing.
E. Draagkracht/vervormingsgedrag
1. Grondmechanische draagkracht
  1. Paalklassefactoren conform NEN 6743-1 en CUR-richtlijn 2001-4:
      -paalpunt
      αp = 1,0
      β-factor in rekening te brengen conform norm NEN 6743-1 afhankelijk van de verhouding tussen voetplaatdiameter en schachtdiameter.
      -schachtwrijving drukpalen
      αs = 0,010
      -schachtwrijving trekpalen
      αt = 0,007
  2. Aanvullende bepalingen bij berekeningen paaldraagkracht: bij een relatief ver buiten de paalschacht uitstekende voetplaat moet rekening worden gehouden met een reductie van de schachtwrijving. De genoemde waarden van αs en αt gelden indien de voetplaat niet meer dan 10mm uitsteekt buiten de buis.
  3. Last-vervormingsgedrag: type 1 van NEN 6743-1 (figuur A 34-18 en A 34-19), afhankelijk van de uitvoeringswijze.
  4. Belastingsspectrum: tot circa 1500 à 2500 kN druk (rekenwaarde).
2. Wat wordt als paalpuntniveau aangemerkt?
Onderkant buis c.q. voetplaat.
3. Mogelijkheden voor vergroting van de grondmechanische draagkracht
Toepassing van groutinjectie; zie ook B 5200.
4. Mogelijkheden voor reductie van de negatieve kleef
Een reductie van de negatieve kleef is in bepaalde gevallen mogelijk door toepassing van een coating langs de paalschacht.
F. Mogelijke toepassingen
1a. Toepasbaarheid bij grote variatie in de bodemgesteldheid
Aanpassingen mogelijk door variabele paallengte. Tijdens het installatieproces komt informatie beschikbaar over de vastheid van de funderingszandlagen op basis van de kalendering in relatie tot de toegepaste hei-energie.
1b. Toepasbaarheid bij slappe bodemlagen
Goed in verband met blijvende casing.
2. Mogelijke schoorstanden
Bij heiwerk op de buis mogelijk tot maximaal circa 1:1. Bij gebruik van een inwendig valblok zijn schoorstanden nagenoeg niet mogelijk.
3. Uitvoering in beperkte ruimten
Bij toepassing van een inwendig valblok goed mogelijk, ook bij kleine werkhoogten. Palen worden in segmenten op diepte gebracht. Voor de mogelijke koppelingen wordt verwezen naar figuur B 47-1.
Figuur B 47-1
Koppelingen stalen buissegmenten (bron: KIWA)
4. Minimale hart-op-hart-afstand in verband met uitvoering
Normaliter 2,25 à 2,5× dvoet indien geen groutinjectie wordt toegepast. In het geval er wel een groutinjectie plaats vindt moeten de naburige palen een ouderdom van minimaal één dag hebben bereikt of moet een minimale h.o.h.-afstand van 4x dvoet worden aangehouden. Bij kleine hart-op-hart-afstanden kan door de verdichting van de zandlagen zwaar heiwerk ontstaan met het risico dat de palen niet op diepte komen.
5. Minimale tussenafstand tot belendingen in verband met uitvoering
Minimaal circa 0,5 m. Bij een kleine tussenafstand moet wel de mogelijke invloed van de uitvoering op de fundering van de belendingen worden onderzocht.
6. Mogelijke uitvoering vanaf open water
Bij heiwerk op de buis goed mogelijk.
7. Geschiktheid als trekpaal
Dit paaltype is beperkt geschikt voor het opnemen van een trekbelasting. Bij toepassing van groutinjectie kan de trekcapaciteit aanzienlijk worden vergroot; zie ook B 5200.
8. Aanvullende bepalingen/opmerkingen
Niet van toepassing.
G. Kwaliteitszorg
De beoordelingsrichtlijn van het KIWA BRL-1710: 'Het aanbrengen van stalen buissegmentpalen' is beschikbaar. Verder wordt veelal gewerkt met interne uitvoeringsrichtlijnen en kwaliteitsplannen. Voorts zijn eisen geformuleerd in norm NEN-EN12699: 'Uitvoering van bijzonder geotechnisch werk: Verdringingspalen'.
H. Leveranciers
Een overzicht van de leveranciers van dit paaltype is gegeven in het schema van B 3110. In C 1500 zijn de namen van deze bedrijven opgenomen.
B 4720 Open stalen buispaal, grote diameter
trefwoorden
mate van grondverdringing: grondverdringend
installatiewijze: heien
trillingen: niet trillingsarm
fabricage: geprefabriceerd
groutinjectie: nee
materiaal: staal
A. Typering van het systeem
Stalen buis, door middel van heien op diepte gebracht.
B. Vervaardiging
Omschrijving:
  1. Een stalen buis wordt geplaatst op het maaiveld. De buis wordt niet voorzien van een voetplaat of iets dergelijks.
  2. De buis wordt op diepte gebracht door heien. Vanwege het ontbreken van een voetplaat dringt grond in de buis, waarbij al of niet prop(plug)vorming ontstaat. Door spuiten, pulsen of boren is het inbrengen te versnellen.
  3. Bij het bereiken van het gewenste niveau wordt de buis in het algemeen niet gevuld met betonspecie. Nadat de palen op de gewenste hoogte zijn afgebrand, zijn ze gereed voor gebruik.
De palen hebben veelal een grote diameter en worden regelmatig toegepast bij grotere waterwerken.
C. Inbrenginstallatie
Afhankelijk van de paalafmetingen, de grondweerstand en het al of niet heien vanaf open water. In de regel wordt zwaar materieel toegepast. Er kan gebruik worden gemaakt van dieselblokken en hydraulische blokken terwijl ook stoomblokken toepassing vinden, vooral voor offshore- en nearshore projecten. Bij hydraulische blokken kan in bepaalde gevallen ook onder water worden geheid.
D. Karakteristieke eigenschappen
De mogelijke paalafmetingen zijn sterk afhankelijk van het toe te passen materieel en de bodemgesteldheid. Er kan gebruik worden gemaakt van standaardhandelsmaten. Voor grote projecten kunnen afwijkende diameters worden gehanteerd. Door middel van toepassing van buissegmenten zijn zeer grote lengten haalbaar. Hierbij moet uiteraard de heibaarheid worden onderzocht.
E. Draagkracht/vervormingsgedrag
1. Grondmechanische draagkracht
  1. Berekening draagkracht volgens CUR-publicatie 2001-8; zie A 3445.
  2. Last-vervormingsgedrag: tussen type 1 en type 2 in van NEN 6743-1 (figuur A 34-18 en A 34-19).
  3. Belastingsspectrum: in overleg met leverancier.
2. Wat wordt als paalpuntniveau aangemerkt?
Onderkant buis.
3. Mogelijkheden voor vergroting van de grondmechanische draagkracht
Door middel van groutinjectie (bijvoorbeeld MV-palen); zie B 5280.
4. Mogelijkheden voor reductie van de negatieve kleef
Een reductie van de negatieve kleef is in bepaalde gevallen mogelijk door toepassing van een coating langs de paalschacht.
F. Mogelijke toepassingen
1a. Toepasbaarheid bij grote variatie in de bodemgesteldheid
Aanpassingen mogelijk door variabele paallengte. Tijdens het installatieproces komt informatie beschikbaar over de vastheid van de funderingszandlagen op basis van de kalendering in relatie tot de toegepaste hei-energie.
1b. Toepasbaarheid bij slappe bodemlagen
Goed in verband met blijvende casing.
2. Mogelijke schoorstanden
Bij heiwerk op de buis mogelijk tot maximaal circa 1:1.
3. Uitvoering in beperkte ruimten
Niet geschikt.
4. Minimale hart-op-hart-afstand in verband met uitvoering
Normaliter 2,25 à 2,5 maal de diameter van de voetplaat. Bij kleine hart-op-hart-afstanden kan door de verdichting van de zandlagen zwaar heiwerk ontstaan met het risico dat de palen niet op diepte komen.
5. Minimale tussenafstand tot belendingen in verband met uitvoering
Minimaal circa 1,0 m. Bij een kleine tussenafstand moet wel de mogelijke invloed van de uitvoering op de fundering van de belendingen worden onderzocht.
6. Mogelijke uitvoering vanaf open water
Goed mogelijk.
7. Geschiktheid als trekpaal
Dit paaltype is geschikt voor het opnemen van een trekbelasting. Bij toepassing van groutinjectie kan de trekcapaciteit aanzienlijk worden vergroot; zie ook B 5200.
8. Aanvullende bepalingen/opmerkingen
Niet van toepassing.
G. Kwaliteitszorg
Er zijn voor dit paaltype geen beoordelingsrichtlijnen voorhanden. Veelal wordt gewerkt met interne uitvoeringsrichtlijnen en kwaliteitsplannen. Voorts zijn eisen geformuleerd in norm NEN-EN12699: 'Uitvoering van bijzonder geotechnisch werk: Verdringingspalen'.
H. Leveranciers
Een overzicht van de leveranciers van dit paaltype is gegeven in het schema van B 3110. In C 1500 zijn de namen van deze bedrijven opgenomen.
B 4730 Gekoppelde injectiepaal
trefwoorden
mate van grondverdringing: grondverdringend
installatiewijze: heien
trillingen: niet trillingsarm
fabricage: geprefabriceerd
groutinjectie: ja
materiaal: staal
A. Typering van het systeem
Grondverdringende stalen buispaal, op diepte gebracht door heien en gelijktijdige injectie van groutspecie.
Dit paaltype wordt ook op de markt gebracht onder de volgende benaming:
  • renovatiepaal
  • TEP-paal (Franki) (Tubes Enfonces Pneumatique-paal)
B. Vervaardiging
Figuur B 47-2
Uitvoeringswijze gekoppelde injectiepaal
Omschrijving:
  1. Een slank stalen buiselement, aan de onderzijde voorzien van een stalen voetplaat of een grondverdringende voet met injectieopeningen, wordt op het maaiveld geplaatst.
  2. De buis wordt met een valblok of een pneumatische snelslaghamer ingebracht. Hierbij kan vanaf maaiveldniveau gelijktijdig injectie plaatsvinden van groutspecie. De buiselementen worden met lassen (met behulp van een stalen binnenbus) of met schroefkoppelingen met elkaar verbonden.
  3. In de draagkrachtige lagen wordt de paal verder geheid, waarbij injectie van groutspecie plaatsvindt onder hoge druk. Normaliter wordt een injectiedruk 'op het maaiveld' gehandhaafd van 2 à 3 bar. Een aantal leveranciers waaronder BAM Grondtechniek houdt in het algemeen een hogere speciedruk aan.
  4. De paal wordt op de gewenste diepte geheid. De stalen buis blijft achter en vormt een onderdeel van de paal.
  5. De paalkop wordt afgewerkt en de stelling kan worden verplaatst.
C. Inbrenginstallatie
1. Gegevens stelling
  1. Gehanteerde typen: afhankelijk van de leverancier en de paalafmetingen kunnen de typen (rups)stellingen worden ingezet zoals aangegeven in figuur B 47-3.
  2. Zwaarste onderdeel: zie figuur B 47-3
  3. Wijze van transport naar de bouwplaats: de stelling wordt in zijn geheel per vrachtwagen (containerwagen) aangevoerd.
  4. Benodigd hulpmaterieel: groutinstallatie.
  5. Wijze van transport op de bouwplaats: zelfverplaatsend op rupsen, met of zonder schotten of draagbaar.
  6. Maximaal begaanbare helling: 1:8 à 1:10. Bij draagbaar materieel grotere helling mogelijk.
Figuur B 47-3
Gegevens stellingen bij de uitvoering van gekoppelde injectiepalen
merk lengte
[m]
breedte
[m]
hoogte
[m]
gewicht
[kg]
schoorstanden
voorover achterover
Tex 415 0,75 0,20 0,20 36 1:1 1:1
Rackel 0,75 0,20 0,20 45 1:1 1:1
RS 300 1,35 0,69 1,85-2,50 1.500 10:1 4:1
RS 300 1,85 0,74-1,02 1,90-4,30 1.800 10:1 3:1
RS 1250 2,55 1,10-1,45 2,43-4,68 5.500 10:1 6:1
2. Capaciteit inbrengmaterieel
Capaciteit heiblok verschilt per leverancier. Onderstaand zijn indicatieve gegevens vermeld.
  • gewicht valblok:
      -handgereedschap: circa 65 kg
      -RS 300: 300 kg
      -RS 400: 400 kg
      -RS 1250: 1.250 kg
  • pneumatische hamer:
      -gewicht: 36 tot 50 kg
      -aantal klappen: 600 tot 1.100 per minuut.
TEP-paal: handapparatuur; snelslaghamer of boormotor.
3. Trillingsniveaus
Dit paalsysteem is in het algemeen als trillingsarm te beschouwen bij toepassing van buizen met een diameter tot circa Ø 160 mm. Bij grotere buisdiameters moet rekening worden gehouden met het ontstaan van enige trillingen. Door de injectie met groutspecie wordt de wrijving tussen de paal en de grond tijdens het inbrengen echter sterk beperkt, zodat de afgifte van trillingen in de regel van beperkte aard is.
4. Geluidsniveaus
Geluidsniveau circa 85 à 100 dB(A) op 10 m, afhankelijk van de wijze van inbrengen en de zwaarte van het heiwerk. Het inbrengen van de palen met behulp van een snelslaghamer veroorzaakt in het algemeen een hoger geluidsniveau. Geluidgedempte voorzieningen zijn in een aantal gevallen mogelijk.
D. Karakteristieke eigenschappen
1. Dwarsafmetingen
Verschillen sterk per leverancier. Onderstaand is een aantal gangbare afmetingen gegeven:
  • De volgende uitwendige buisafmetingen worden min of meer standaard toegepast: Ø 44mm, 60mm, 76mm, 102 mm.
  • Op aanvraag zijn bij een aantal aannemersbedrijven grotere afmetingen leverbaar.
  • De uitwendige buisdiameter is in de regel 10 à 20 mm kleiner dan de betreffende voetplaatdiameter.
  • De diameter van de voet komt overeen met de uiteindelijke schachtafmeting.
  • TEP-paal: diameter buis circa Ø 50 mm tot Ø 100 mm; diameter punt circa Ø 100 mm tot Ø 150 mm.
2. Mogelijke paallengten
De paallengte is in principe onbeperkt vanwege het toepassen van paalsegmenten. De maximale paallengte wordt bepaald door de capaciteit van het inbrengmaterieel en de weerstand van de bodem en bedraagt circa 15 à 25 m bij gebruik van handmaterieel en 25 à 30 m voor palen die met een valblok worden ingebracht.
3. Gebruikelijke wapening
De wapening wordt gevormd door de stalen buis. Voor de verbinding van de paal met de bovenliggende constructie kan een stekwapening worden aangebracht; in de regel 3 staven, minimaal Ø 12 mm.
E. Draagkracht/vervormingsgedrag
1. Grondmechanische draagkracht
  1. Dit paalsysteem is niet expliciet beschreven in de klassenindeling van NEN 6743-1. De hierna genoemde paalklassefactoren zijn daarom als indicatie te beschouwen. De factoren zijn tot stand gekomen op grond van een beoordeling van de door de fabrikant opgegeven waarden en een zo goed mogelijke inpassing van het betreffende paalsysteem in het systeem van de tabel 2 van NEN 6743-1.
    Paalklassefactoren conform NEN6743-1 en CUR-richtlijn 2001-4:
      -paalpunt
      αp = 1,0; β = 1,0
      -schachtwrijving drukpalen
      αs = 0,014; Deze waarde kan worden beschouwd als een ondergrens. Voor de paalschachtdiameter kan de afmeting van de voetplaat worden aangehouden.
      -schachtwrijving trekpalen
      αt: deze factor is voor dit paaltype niet eenduidig vastgesteld in CUR-richtlijn 2001-4; richtwaarde: αt = circa 0,012.
  2. Aanvullende bepalingen bij berekening paaldraagkracht: uit proefnemingen blijkt dat de aan te houden paalklassefactor voor de schachtwrijving afhankelijk is van de gehanteerde injectiedruk, evenals de dwarsafmeting van de paal.
  3. Last-vervormingsgedrag: overeenkomstig type 1 van NEN 6743-1 (figuur A 34-18 en A 34-19): 'grondverdringende paal'.
  4. Belastingsspectrum: de maximale belasting bedraagt 150 à 200 kN voor handmatig aangebrachte palen en 350 à 550 kN bij toepassing van zwaarder materieel (rekenwaarden). In specifieke gevallen zijn hogere waarden voor de belasting mogelijk.
2. Wat wordt als paalpuntniveau aangemerkt?
Onderkant voetplaat.
3. Mogelijkheden voor vergroting van de grondmechanische draagkracht
Niet van toepassing.
4. Mogelijkheden voor reductie van de negatieve kleef
Reductie van de negatieve kleef is in bepaalde gevallen mogelijk, in overleg met de leverancier.
F. Mogelijke toepassingen
1a. Toepasbaarheid bij grote variatie in de bodemgesteldheid
Aanpassing is mogelijk door de variabele paallengte. Controle op de aard en de vastheid van de funderingslagen is tijdens het inbrengproces bij toepassing van een valblok mogelijk door kalenderen.
1b. Toepasbaarheid bij slappe bodemlagen
De aanwezigheid van erg slappe bodemlagen levert bij dit paaltype geen problemen op.
2. Mogelijke schoorstanden
Zie figuur B 52-5.
3. Uitvoering in beperkte ruimten
Dit systeem kan goed in beperkte ruimten worden toegepast in verband met de toepassing van paalsegmenten, die met lassen of schroefkoppelingen aan elkaar worden verbonden. De segmentlengten bedragen in het algemeen 0,5 tot 3,0 m.
TEP-paal: werkhoogte minimaal circa 1,5 m.
4. Minimale hart-op-hart-afstand in verband met uitvoering
Normaliter 2,25 à 2,5× dvoet indien de naburige palen een ouderdom van minimaal één dag hebben bereikt. Bij een kortere wachttijd geldt een minimale h.o.h.-afstand van 4x dvoet.
5. Minimale tussenafstand tot belendingen in verband met uitvoering
Circa 0,15 m bij toepassing handgereedschap en minimaal 0,20 à 0,25 m bij machinaal ingebrachte palen, een en ander afhankelijk van het toe te passen materieel en de situatie. Bij een kleine tussenafstand moet wel de mogelijke invloed van de uitvoering op de fundering van de belendingen worden onderzocht.
6. Mogelijke uitvoering vanaf open water
Dit systeem kan met speciale voorzieningen in open water worden uitgevoerd.
7. Geschiktheid als trekpaal
Dit paalsysteem is geschikt om trekbelastingen op te nemen.
8. Aanvullende bepalingen/opmerkingen
  • De minimale werkhoogte voor handmatig ingebrachte palen bedraagt circa 1,5 à 2,0 m. De minimaal benodigde werkhoogte voor machinaal ingebrachte palen is afhankelijk van het type stelling en bedraagt circa 2,0 à 2,5 m.
  • De paalafwerking kan bestaan uit een kopplaat met een kopbuis, voorzien van stekwapening.
G. Kwaliteitszorg
Voor dit paaltype zijn geen beoordelingsrichtlijnen voorhanden. Gewerkt wordt met interne uitvoeringsrichtlijnen. Er zijn leveranciers die over een gecertificeerd kwaliteitsplan op basis van de NEN/ISO-normen beschikken. Verder wordt verwezen naar de onder B 5205 genoemde normen.
H. Leverancier
Een overzicht van de leveranciers van dit paaltype is gegeven in het schema van B 3110. In C 1500 zijn de namen van deze bedrijven opgenomen.
B 4740 MV-paal
trefwoorden
mate van grondverdringing: grondverdringend
installatiewijze: heien
trillingen: niet trillingsarm
fabricage: geprefabriceerd
groutinjectie: ja
materiaal: staal
A. Typering van het systeem
Een stalen paal met inwendige en/of uitwendige injectie met groutspecie.
B. Vervaardiging
Figuur B 47-4
Uitvoeringswijze MV-paal
Omschrijving:
  1. De MV-paal bestaat traditioneel uit een stalen element, voorzien van een stalen piramidevormige voet; de stalen voet is aan de bovenzijde open. De schacht kan bestaan uit een holle stalen pijp, die tevens als injectielans dienst doet, of uit een stalen walsprofiel met aparte, aan de flenzen gelaste injectielans (zie figuur B 47-5). Meer recent wordt hoofdzakelijk gebruikgemaakt van stalen HE-profielen, waarbij op circa 200 mm van de punt op de buitenzijde van elke flens een bakje ter breedte van circa 50 mm is gelast. Elk bakje wordt voorzien van een leiding voor de groutspecie. Ook kan de punt worden voorzien van een stalen voet, die aan de bovenzijde open is.
    Eventueel kan een stalen buis worden toegepast, zoals omschreven in B 4710 onder 'Stalen buispaal met injectie van groutspecie'. De toevoer van de mortelspecie gaat bij toepassing van een buis veelal via de schacht. Het op diepte brengen van de stalen buis kan eventueel geschieden met behulp van een inwendig valblok.
  2. Tijdens het heien wordt, via de paalschacht of via de injectielans, een dunne vloeibare mortel- of groutspecie geperst, die onderin, vlak boven de voet, uittreedt. Bij toepassing van groutspecie kan het gat met een prop van boven worden afgesloten door toevoeging van grind en wat stampbetonspecie. Bij het verder inbrengen van de voet, waarbij de grond wordt verdrongen, wordt de ruimte boven de paalpunt direct gevuld met de onder druk staande mortelspecie.
  3. Bij het bereiken van de draagkrachtige laag wordt de druk hoog opgevoerd, zodat de paal zich als het ware verankert in de omringende grond. Tijdens het heien wordt de druk zodanig gestuurd dat de specie geen kans krijgt direct in te dikken, waardoor de speciedruk te hoog zou kunnen oplopen.
  4. De paalkop wordt afgewerkt en kan worden opgenomen in de constructie.
De zogenoemde 'Tirexpaal' (Verstraeten) vormt een variant op het hierboven omschreven systeem. Deze paal bestaat uit twee telescopisch in elkaar geschoven stalen buizen, aan de onderzijde voorzien van een vaste voetplaat met een diameter overeenkomstig de diameter van de buitenbuis. De paal wordt in ingeschoven toestand ingeheid. Vervolgens wordt de buis met groutspecie gevuld en wordt de binnenbuis verder geheid onder gelijktijdige injectie van groutspecie.
De gekoppelde injectiepaal of renovatiepaal (zie B 5250) kan in principe ook in de categorie MV-paal worden ondergebracht.
Figuur B 47-5
Uitvoeringsmogelijkheden MV-paal
C. Inbrenginstallaties
1. Gegevens stelling
  1. Gehanteerde typen: er kunnen diverse stellingen worden ingezet, afhankelijk van de betreffende aannemer.
  2. Zwaarste onderdeel: circa 0,30 à 0,95 MN.
  3. Wijze van transport naar de bouwplaats: dieplader.
  4. Benodigd hulpmaterieel: pompinstallatie.
  5. Wijze van transport op de bouwplaats: rupsonderstel.
  6. Maximaal begaanbare helling: 1:6.
2. Capaciteit inbrengmaterieel
Diverse dieselblokken, hydraulische blokken of persluchtblokken worden gebruikt.
3. Trillingsniveaus
Afhankelijk van bodemgesteldheid.
4. Geluidsniveaus
Het geluidsniveau bedraagt circa 100 à 107 dB(A) op 10 m, mede afhankelijk van de zwaarte van het heiwerk.
D. Karakteristieke eigenschappen
1. Dwarsafmetingen
De stalen punt kan rechthoekig, vierkant of rond worden uitgevoerd. De standaarddwarsafmeting varieert van 220 mm tot 400 mm. Vooral bij toepassing van stalen buizen zijn grotere afmetingen mogelijk: van circa 400 mm tot 1050 mm (in speciale gevallen).
De stalen schacht als kern kan in principe worden vervaardigd uit alle gangbare handelsprofielen.
De benodigde afmetingen worden per project vastgesteld.
2. Mogelijke paallengten
Paallengten van 24 m tot circa 40 m zijn mogelijk, afhankelijk van de situatie en de paalafmeting.
3. Gebruikelijke wapening
Veelal is geen additionele wapening nodig. Bij stalen buispalen kan eventueel een wapeningskorf worden aangebracht.
E. Draagkracht/vervormingsgedrag
1. Grondmechanische draagkracht
  1. Dit paalsysteem is niet expliciet beschreven in de klassenindeling van NEN 6743-1. De hierna genoemde paalklassefactoren zijn daarom als indicatie te beschouwen. De factoren zijn tot stand gekomen op grond van een beoordeling van de door de fabrikant opgegeven waarden en een zo goed mogelijke inpassing van het betreffende paalsysteem in het systeem van de tabel 2 van NEN 6743-1.
    Paalklassefactoren conform NEN 6743-1 en CUR-richtlijn 2001-4:
      -paalpunt:
      αp = 1,0
      β = 1,0
      -schachtwrijving drukpaal:
      αs = 0,014
      -schachtwrijving trekpaal volgens CUR-richtlijn 2001-4:
      αt = 0,012
  2. Aanvullende bepalingen bij berekening paaldraagkracht: niet van toepassing.
  3. Last-vervormingsgedrag: overeenkomstig type 1 van NEN 6743-1 (figuur A 34-18 en A 34-19).
  4. Belastingsspectrum: de rekenwaarde van de grondmechanische draagkracht bij trek bedraagt 500 à 2.000 kN. Voor de draagkracht van de paal bij een drukbelasting kan knik een beperkende factor zijn.
2. Wat wordt als paalpuntniveau aangemerkt?
Niveau van de grootste dwarsafmeting van de paalpunt.
3. Mogelijkheden voor vergroting van de grondmechanische draagkracht
Door vergroting van de injectiekraag wordt een grotere paalvoet verkregen.
4. Mogelijkheden voor reductie van de negatieve kleef
Het is bij de normale schachtopbouw niet mogelijk om wrijvingsverminderende middelen toe te passen. Met aanvullende voorzieningen is het mogelijk om de ruimte tussen de schacht en de grond vol te persen met bentoniet.
F. Mogelijke toepassingen
1a. Toepasbaarheid bij grote variatie in de bodemgesteldheid
Aanpassing is mogelijk door de variabele paallengte. Controle op de aard en de vastheid van de funderingslagen is tijdens het inbrengproces mogelijk door kalenderen.
1b. Toepasbaarheid bij slappe bodemlagen
De aanwezigheid van erg slappe bodemlagen levert bij dit paaltype geen problemen op.
2. Mogelijke schoorstanden
Tot 1:1 (voor onder andere kademuren).
3. Uitvoering in beperkte ruimte
Niet mogelijk.
4. Minimale hart-op-hart-afstand in verband met uitvoering
Normaliter 2,25 à 2,5× dvoet indien de naburige palen een ouderdom van minimaal één dag hebben bereikt. Bij een kortere wachttijd geldt een minimale h.o.h.-afstand van 4x dvoet. Bij kleine hart-op-hart-afstanden kan door de verdichting van de zandlagen zwaar heiwerk ontstaan met het risico dat de palen niet op diepte komen.
5. Minimale tussenafstand tot belendingen in verband met uitvoering
Minimaal circa 1,0 m, afhankelijk van de situatie en de afmetingen van de paal en het materiaal. Bij een kleine tussenafstand moet wel de mogelijke invloed van de uitvoering op de fundering van de belendingen worden onderzocht.
6. Mogelijke uitvoering vanaf open water
Goed mogelijk.
7. Geschiktheid als trekpaal
Dit paalsysteem is uitermate geschikt om grote trekbelastingen op te nemen.
8. Aanvullende bepalingen/opmerkingen
  • Het penetreren van bodemlagen met een grote vastheid levert bij dit paalsysteem veelal geen problemen op. Ook bij de aanwezigheid van obstakels in de grond is dit systeem vaak nog toepasbaar.
  • Het is in speciale gevallen mogelijk om de paal met een opzetter onder het maaiveld of het waterniveau te heien. Hiervoor dient vooraf overleg plaats te vinden met de betreffende leverancier.
  • Het maximaal opneembare buigende moment is afhankelijk van het gekozen staalprofiel en kan zeer groot zijn.
G. Kwaliteitszorg
Voor dit paaltype zijn geen beoordelingsrichtlijnen voorhanden. Veelal wordt gewerkt met interne uitvoeringsrichtlijnen. Er zijn bedrijven die over een gecertificeerd kwaliteitssysteem op basis van de NEN/ISO-normen beschikken. Verder wordt verwezen naar de onder B 5205 vermelde normen.
H. Leveranciers
Een overzicht van de leveranciers van dit paaltype is gegeven in het schema van B 3110. In C 1500 zijn de namen van deze bedrijven opgenomen.