Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Trillingsrichtlijn A - Schade aan bouwwerken: 2017
Deze tekst is gepubliceerd op 09-10-20

Beperkte meting

Bij een beperkte meting wordt op twee meetpunten per gebouw gemeten. Welke punten worden gekozen hangt af van het doel van de meting:
  1. voor beoordeling van de trillingsbelasting van de draagconstructie of overige onderdelen van de constructie;
  2. voor de beoordeling van de trillingsbelasting op de fundering in verband met de kans op zettingen.
Draagconstructie
Bij een beperkte meting wordt ten minste in één meetpunt op begane grondniveau en ten minste in één meetpunt op de hoogste verdieping van het gebouw gemeten, beide in een stijf punt van de draagconstructie, loodrecht boven elkaar. De meetpunten worden bovendien op de kortste afstand tot de bron gekozen.
In het meetpunt op de begane grond wordt in verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. Dit meetpunt op begane grondniveau komt overeen met het meetpunt voor de indicatieve meting.
In het meetpunt op de hoogste verdieping wordt minimaal in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. De gekozen horizontale richtingen stemmen zoveel mogelijk overeen met de hoofdassen van het gebouw. In geval van het gebruik van een trillingssensor die alle drie de richtingen gelijktijdig meet, wordt de verticale richting gewoon meegenomen in het onderzoek.
Fundering (kans op zettingen)
Bij een beperkte meting op de fundering wordt ten minste op twee meetpunten op begane grondniveau gemeten. De meetpunten worden gekozen op twee stijve punten van de draagconstructie met de kortste afstand tot de bron. De meetpunten worden op minimaal 10 meter afstand van elkaar gekozen of op de hoeken van het gebouw als die afstand kleiner is.
In de meetpunten wordt in de verticale en in twee onderling loodrechte horizontale richtingen gemeten. De gekozen horizontale richtingen stemmen zoveel mogelijk overeen met de hoofdassen van het gebouw.
Bij een beperkte meting voor zowel de beoordeling van de draagconstructie als de fundering zijn dus tenminste drie meetpunten nodig. Figuur 8.2 toont de meetpunten voor de beperkte meting.
Aantal meetpunten uitgebreide meting
Het aantal gedefinieerde meetpunten voor een uitgebreide meting kan de capaciteit van de beschikbare meetapparatuur overschrijden. Een keuze uit de mogelijke meetpunten is vaak noodzakelijk. Deze keuze moet echter worden gemotiveerd. Met een dergelijke motivering mogen de resultaten van de metingen beoordeeld worden als een uitgebreide meting.
De beperkte meting vormt de basis voor de uitgebreide meting. Aan het aantal meetpunten uit de beperkte meting wordt een aantal extra meetpunten toegevoegd. Gekozen moet worden voor meetpunten op die delen van de draagconstructie of overige onderdelen van het bouwwerk die door hun eigenfrequentie en positie in het gebouw en door hun constructie-eigenschappen gevoelig zullen zijn voor trillingen ten gevolge van de betreffende trillingsbron. Bij de motivering van de keuze van de meetpunten moet onder meer rekening zijn gehouden met:
  • het constructief systeem van het bouwwerk;
  • de eigenfrequenties van het bouwwerk en onderdelen daarvan in relatie tot de frequentie-inhoud van de bron;
  • de mogelijkheid van resonantie;
  • de gevoeligheid van onderdelen van het bouwwerk voor trillingen, rekening houdend met de onder 10.2.1 geformuleerde relevante aspecten van het bouwwerk;
  • de afstand van het onderdeel tot de bron.
Het is toegestaan om door middel van een aantal kortdurende metingen de meetpunten te selecteren die vervolgens gedurende een langere onbemande meting (enkele dagen, een week) worden gebruikt. Bijvoorbeeld: tijdens de bemande metingen is op 12 meetpunten de trillingssnelheid vastgelegd. Voor de onbemande meting wordt uiteindelijk een selectie gemaakt van 6 meetpunten. Uitgangspunt is wel dat de bron niet zodanig verandert dat andere meetpunten maatgevend kunnen worden. Onderstaande tabel geeft aanwijzingen voor het minimaal te hanteren aantal meetpunten inclusief de meetpunten uit de beperkte meting.
"* Tabel 8.5.3 Beeoordeling van *
Als niet alle meetpunten gelijktijdig kunnen worden gemeten, dan mogen de meetpunten na elkaar worden gemeten. Hierbij wordt een aantal vaste meetpunten gebruikt die bij elke meting op dezelfde positie zijn bevestigd en een aantal meetpunten die per meting steeds op een andere positie worden ingezet. De vaste meetpunten vormen de referentie en worden gekozen volgens de beperkte meting. De meetresultaten op de referentiepunten worden gebruikt om variaties in het trillingsniveau ten gevolge van de bron vast te stellen. Deze variaties dienen verrekend te worden bij de vergelijking van de resultaten van de variabele meetpunten. Bij de keuze van de meetpunten, kan gebruik worden gemaakt van bovenstaande tabel.
Op horizontale dragende elementen die tot de draagconstructie behoren en zijn ontworpen om verticale belastingen op te nemen zoals vloeren, hoeven in het algemeen geen meetposities te worden gekozen.
De onderbouwing van de keuze voor de meetpunten dient in de rapportage te worden opgenomen.
De eigenfrequentie van een constructiedeel kan worden bepaald door het constructiedeel door middel van een stoot (heeldrop, hamer) in trilling te brengen en gelijktijdig een trillingsmeting op het constructiedeel uit te voeren waarmee het spectrum van de reactie van dat constructiedeel op de stoot wordt gemeten. De eigenfrequentie van een constructiedeel kan een rol spelen in de bepaling van de karakteristieke grenswaarde voor dat onderdeel als de dominante frequentie lager is dan de eerste eigenfrequentie van dat constructiedeel. Zie ook paragraaf 10.3.4.