Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handreiking fietsparkeernormen
Deze tekst is gepubliceerd op 10-03-24

Besluit bouwwerken leefomgeving

Per 1 januari 2024 heet het Bouwbesluit het besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het is een wettelijk voorschrift dat de technische en functionele eisen waaraan bouw­werken in Nederland moeten voldoen beschrijft. Gemeenten kunnen hier niet zomaar van afwijken. Het Bbl wordt uitgevaardigd op basis van de Woningwet en bevat regels voor onder andere veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid van gebouwen. Doel is om de kwaliteit en veiligheid van bouwwerken te waarborgen.
Het Bbl (landelijk) geeft alleen een fietsparkeereis voor de functie ‘wonen’. Voor niet-woonfuncties is geen verplichting opgenomen voor het aantal te realiseren fietsparkeerplekken, maar er wordt gesproken over een minimum m2 fietsparkeren. De gemeente kan niet onder deze grens gaan zitten maar er wel voor kiezen om aanvullende eisen vast te leggen in lokale beleidsregels. De voorschriften in het Bbl zijn bedoeld om te zorgen voor voldoende en adequate fietsparkeervoorzieningen. Denk aan een beschrijving van de minimale parkeereis, locatie en toegan­kelijkheid, ruimte en afmetingen en tot slot ook de kwaliteit en beveiliging van de fietsrekken en de stalling.
Het Bbl verplicht dat er bij elke nieuwbouwwoning een berging moet worden gerealiseerd van 5 m2 (2 fietsen). Deze berging moet afsluitbaar zijn, weer- en wind­bestendig en de toegang moet aan de openbare weg liggen. Opmerkelijk is dat dit artikel niet van toepassing is op een woonfunctie voor studenten en een woonfunctie voor zorg. Bij tijdelijke bouw of transformaties van panden van bijvoorbeeld niet-wonen naar wonen kan er geen fietsparkeernorm worden geëist.
Het realiseren van fietsparkeervoorzieningen bij nieuwe woningen is dus landelijk geregeld in het Bbl. Hier bovenop kunnen gemeenten in principe geen afwijkende of extra normen opleggen. Echter biedt het Bbl wel ruimte voor gelijkwaardige oplossingen. Middels een extra bepaling in de beleidsregels (zoals de Amsterdamse Bouwbrief) wordt bepaald hoe een gemeenschappelijke inpandige fietsenstalling – in combinatie met een inpandige berging – zodanig kan worden ingericht dat dit door de gemeente als gelijkwaardig aan een individuele fietsenberging conform het Bbl wordt beschouwd. Een aantal aspecten is hierbij van belang:
  • het aantal fietsplekken per woning;
  • eisen aan de inpandige berging in de woning;
  • bereikbaarheid van de gemeenschappelijke fietsen­berging;
  • beheer van de gemeenschappelijke fietsenberging.
Reden om voor dit alternatief te kiezen is aannemelijkheid dat bewoners (gemakkelijk) inpandig hun fiets kunnen parkeren en er minder fietsen in de openbare ruimte komen te staan. Een gemeenschappelijke stalling kan voor ontwikkelende partijen aantrekkelijk (goedkoper) zijn om te realiseren. Het Bbl staat gemeenten niet toe gelijkwaardige alternatieven af te dwingen.