Hekwerk
De basis voor de dimensionering van hekwerken die eigenlijk altijd van toepassing is, komt uit het Bouwbesluit (2012) [7], waar bruggen vallen onder de noemer ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’:
Aanwezigheid afscheiding (Artikel 2.17)
Een afscheiding is verplicht als de brugrand meer dan 1 m hoger ligt dan het aansluitende terrein of water.
Een afscheiding is verplicht als de brugrand meer dan 1 m hoger ligt dan het aansluitende terrein of water.
Hoogte (Artikel 4.21)
Een vloerafscheiding heeft een hoogte van ten minste:
Een vloerafscheiding heeft een hoogte van ten minste:
- 1,0 m (gemeten vanaf de vloer).
- 0,7 m, indien de som van de hoogte en breedte van de bovenregel ten minste 1,1 m is.
- 1,2 m (gemeten vanaf de vloer) bij een hoogteverschil van meer dan 13 m.
- 0,85 m, gemeten vanaf de voorkant van de tredevlakken of vanaf de vloer van de hellingbaan (van toepassing bij een trap of hellingbaan).
Openingen (Artikel 4.22)
- Een afscheiding heeft geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan 0,5 m.
- De horizontaal gemeten afstand tussen een vloer en een afscheiding is niet groter dan 0,05 m.
- Debovenregelvandeafscheidingheeft geen onderbreking van meer dan 0,1 m.
Overklauterbaarheid (Artikel 4.20)
Hieraan worden voor bruggen geen eisen gesteld.
Hieraan worden voor bruggen geen eisen gesteld.
Zoals gezegd, vormen de wettelijke regels, normen en richtlijnen de basis voor een ontwerp of eis(enpakket). Vervolgens kan in overweging genomen worden om aanvullende eisen te stellen of bepaalde aspecten (zoals veiligheid of extra rekening houden met kinderen) extra aandacht te geven. Hieronder worden veel voorkomende aspecten kort besproken.
Let op! Bedenk dat elke situatie uniek is en dus vraagt om een samenhangende beschouwing van de aspecten die een rol spelen en hoe deze van invloed op elkaar zijn.
Relatieve veiligheid
Gevoelsmatig is er een duidelijk verschil tussen fietsen of wandelen over een brug die zich 1,5 m boven (rustig) water of gras bevindt of circa 5,5 m boven een drukke (snel)weg. In beide gevallen voldoet een leuning van 1,0 m aan het Bouwbesluit, maar in het tweede geval is een hoger hekwerk het overwegen zeker waard vanuit het oogpunt van (een gevoel van) veiligheid.
Hoogtevrees
Een aspect dat hierbij tevens een rol kan spelen, is hoogtevrees. Hoogtevrees is meer visueel (of gevoelsmatig) dan rationeel en kan met visuele middelen bestreden worden. Door een leuning hoger, breder of minder transparant te maken, kan dit gevoel van hoogtevrees en onveiligheid afgezwakt worden. Ook geeft een schuin naar binnen staand hekwerk een groter gevoel van veiligheid. Daarnaast is een schuin naar binnen staand hekwerk moeilijker overklimbaar.
Fietser/voetganger/overig
Welke gebruiker is maatgevend? Dit hangt af van het wegprofiel en schrik- /objectafstanden. Grenst de leuning aan een fiets-, voet- of inspectiepad en wat is de maatvoering hiervan?
Indien er een voetpad tussen fietspad en leuning aanwezig is, is de voetganger al snel maatgevend (rekening houdend met obstakelvrees van fietser): indien de ruimte tussen fietspad en leuning meer dan 0,325 m is.
Als de fietser maatgevend is en de situatie aanleiding geeft, kan de opdrachtgever ervoor kiezen een leuninghoogte van meer dan 1,0 m te hanteren. Het Bouwbesluit is immers gebaseerd op voetgangers, terwijl het zwaartepunt van een fietser hoger ligt dan van een voetganger (voor een mannelijke fietser van gemiddelde lengte op 1,22m). Het is dan (in een passende situatie, zie relatieve veiligheid) aan te bevelen om een hoogte van bijvoorbeeld 1,20 of zelfs 1,30 aan te houden. Hier dient de opdrachtgever dus een afgewogen keuze in te maken.
[ link ]
Figuur 9.23. Obstakelafstanden voetganger
Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld ruiters. Indien dit zeer frequente gebruikers zijn met wie de opdrachtgever rekening wil houden, kan de hekwerkhoogte vergroot worden. Rijkswaterstaat houdt bijvoorbeeld 1,60 m aan[45].Zietevenshoofdstuk3.
Belasting
De constructieve beschouwing heeft een belangrijke invloed op de dimensionering en gaat veelal uit van de minimale, wettelijke eis. Bedenk dus goed wat keuzes in bijvoorbeeld leuninghoogte voor gevolgen hebben voor constructieve beschouwing, dimensionering en vervolgens beeldkwaliteit. Voldoet het gevolg aan het beoogde of gaat dit het doel voorbij.
Kinderen
Wat kinderen betreft, spelen vooral overklimbaarheid en openingen in de leuning een rol. Als referentie kan dan naar andere situaties en regelgeving gekeken worden. Deze zijn nadrukkelijk niet van toepassing op leuningen op bruggen, maar kunnen wel als inspiratie dienen.
Figuur 9.24. Kinderen op brug Jeurlink
Voor openingen in een leuning hanteert het Bouwbesluit bijvoorbeeld (maximale diameter):
- 0,5 m voor bruggen (bouwwerk geen gebouw zijnde);
- 0,2 m voor bouwwerken met woonfunctie, basisonderwijs, kinderdagopvang;
- 0,1 m voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar.
Daarbij komt nog de aanvulling dat in de laatste twee gevallen tot een hoogte van 0,7 m openingen maximaal 0,1 m mogen zijn, indien de toepassing toegankelijk is voor kinderen jonger dan 12 jaar.
Een norm voor speeltoestellen (NEN-EN 1176 [58]) geeft bijvoorbeeld de volgende uitgangspunten:
Bij beknelling van het hoofd is het van belang dat het kind nog met de voeten bij de grond kan om zichzelf te ondersteunen bij het loskomen. Hieruit volgt de eis dat door openingen waarvan de onderrand hoger dan 600 mm boven de aangrenzende vloer ligt geen object tussen rond 130 mm en 230 mm mag passeren (een klein en groot kinderhoofdje).
Bij beknelling van het hoofd is het van belang dat het kind nog met de voeten bij de grond kan om zichzelf te ondersteunen bij het loskomen. Hieruit volgt de eis dat door openingen waarvan de onderrand hoger dan 600 mm boven de aangrenzende vloer ligt geen object tussen rond 130 mm en 230 mm mag passeren (een klein en groot kinderhoofdje).
Voor overklauterbaarheid hanteert het Bouwbesluit het volgende (wederom NIET van toepassing voor bruggen, maar voor andere bouwwerken):
Geen opstapmogelijkheden tussen de 0,2 en 0,7 m boven de aangrenzende vloer, indien de toepassing toegankelijk is voor kinderen jonger dan 12 jaar.
Geen opstapmogelijkheden tussen de 0,2 en 0,7 m boven de aangrenzende vloer, indien de toepassing toegankelijk is voor kinderen jonger dan 12 jaar.
Stenengooiers
Het document ‘Veiligheidsschermen op viaducten, 2007’ van Rijkswaterstaat geeft voorschriften voor veiligheidsschermen om te voorkomen dat voorwerpen naar beneden kunnen worden gegooid vanaf een kunstwerk. Belangrijkste eisen zijn:
- minimaal 3 m hoog;
- minimaal 6 m doortrekken voorbij de buitenranden van de onderdoorgaande structuur;
- geen opstapmogelijkheden;
- geen hinderlijke schitteringen of spiegelingen veroorzaken.
Er kan, in overleg met opdrachtgever, overwogen worden om de hoogte te laten afnemen naar de uiteinden toe.
Kademuren, steigers, vlonders
Het hoogteverschil is hier veelal minder dan 1 m. Tevens kunnen deze onder de noemer geschaard worden waarvoor het Bouwbesluit een uitzondering maakt (artikel 2.17): ‘een rand van een vloer die aan een bassin grenst’. Bij kademuren wordt soms wel een lage buisafscheiding toegepast om bijvoorbeeld te voorkomen dat geparkeerde voertuigen de gracht inrollen.
Een hekwerk is dus niet noodzakelijk, maar kan wel. Bij een smalle steiger kun je bijvoorbeeld aan één zijde een hekwerk plaatsen om extra comfort en veiligheid te bieden.
Nut van de leuning in relatie tot omgeving. Als er geen valbescherming nodig is, kan een leuning achterwege blijven.
Een hekwerk is dus niet noodzakelijk, maar kan wel. Bij een smalle steiger kun je bijvoorbeeld aan één zijde een hekwerk plaatsen om extra comfort en veiligheid te bieden.
Nut van de leuning in relatie tot omgeving. Als er geen valbescherming nodig is, kan een leuning achterwege blijven.
Bestaande of nieuwbouw en renovatie
Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Voor bestaande bouw zijn aparte artikelen opgesteld (art. 2.22 t/m 2.25). Voor verbouw zijn in principe de artikelen voor nieuwbouw van toepassing (art. 2.16 t/m 2.21), maar ‘in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau’.