Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Bemaling van bouwputten en sleuven
Deze tekst is gepubliceerd op 11-05-20

Het lozen of retourneren van bemalingswater

Het onttrokken grondwater kan geloosd worden op een oppervlaktewaterlichaam of op de riolering. Daarnaast kan het onttrokken grondwater in de bodem worden geloosd of teruggebracht (retourneren). Voor al deze lozingsvormen dient schriftelijke toestemming te zijn van het betreffende bevoegd gezag.
Over het algemeen geldt dat voor lozing op rijkswateren Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is. Voor de lozing op de riolering (vuilwater- of schoonwaterriolering) is meestal de gemeente het bevoegd gezag. Voor de lozing in de bodem is het bevoegd gezag verantwoordelijk dat ook het bevoegd gezag is voor de onttrekking van het grondwater. En voor de overige lozingen op oppervlaktewaterlichamen zijn de waterschappen verantwoordelijk.
Er is een duidelijk verschil tussen het lozen op de bodem en het terugbrengen van grondwater in de bodem voor de aanvulling van het grondwater. De laatste optie heeft de voorkeur (grondwater wordt niet uitgeput) maar is meestal ook de duurste optie.
In de ‘Handreiking juridische helderheid grondwaterbeheer’ staan praktische voorbeelden [26, W35]. De handreiking maakt inzichtelijk hoe het grondwater in juridische zin geregeld is. Hij bestaat uit drie delen:
  • deel A bevat het juridisch-theoretische kader;
  • deel B bestaat uit 20 factsheets met veel voorkomende situaties en activiteiten;
  • deel C bevat twee gebiedsgerichte grondwaterprojecten.
Kwaliteitseisen
Het bemalingswater mag niet zomaar worden geloosd of geretourneerd wanneer de kwaliteit daarvan ter discussie staat. De kwaliteit van het oppervlakte- of grondwater mag door de lozing of retournering niet negatief worden beïnvloed. Daarom is vooraf onderzoek nodig naar de kwaliteit van het grondwater. Dit geldt in het bijzonder in de omgeving van bebouwde gebieden of bedrijfsterreinen waar vaak grondwaterverontreinigingen aanwezig zijn.
De kwaliteitseisen die aan het te lozen grondwater zijn gesteld, verschillen voor een lozing in de ondergrond, op het oppervlaktewaterlichaam of op de riolering. Voor de analyse van het grondwater zijn, afhankelijk van de kwaliteit, meerdere analysepakketten beschikbaar.
De uit te voeren analyses zijn omschreven in het ‘Besluit lozen buiten inrichtingen’ (het BLBI) [R7].
Voor de kwalitatieve aspecten van de lozing op oppervlaktewateren is bij lozingen vanuit een inrichting het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’ en vanuit een niet-inrichting het ‘Besluit lozen buiten inrichtingen’ van toepassing. De eisen voor lozing zijn in beide besluiten op elkaar afgestemd en staan in respectievelijk artikel 3.1 voor lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering en artikel 3.2 voor lozing van grondwater bij ontwatering (onder andere bronneringen).
Daarnaast hebben bevoegde gezagen vaak aanvullende eigen regels opgesteld. Zie hiervoor hun website. Deze regels blijven hier buiten beschouwing, omdat de waterschappen de meeste lozingen op oppervlaktewateren in behandeling neemt. Uitzondering hierop zijn de lozingen op rijkswater; Rijkswaterstaat behandelt deze.
Lozingsvolgorde voorkeur volgens die hiervoor opgestelde ‘ladder van Lansink’:
  • infiltratie in de bodem;
  • lozing op oppervlaktewaterlichamen;
  • lozing op de schoonwaterriolering;
  • lozing op de vuilwaterriolering.
Retourneren in de ondergrond
Schadelijke effecten in de omgeving kunnen worden verminderd of zelfs voorkomen door het onttrokken water weer in de bodem te retourneren. Het retourneren is vergunningsplichtig. Dit geldt ook als water op verschillende manieren wordt afgevoerd, bijvoorbeeld retourbemaling en lozing op de riolering. Vraag de vergunning voor de retourbemaling gelijktijdig met het onttrekken van grondwater aan, en vraag de vergunning voor de lozing op de riolering bij de gemeente aan.
Mochten er tegenstrijdige belangen zijn bij retourbemaling en bijvoorbeeld zettingsschade, dan kan het bevoegd gezag voorschrijven hoe hiermee om te gaan. Dit is situatie-afhankelijk (en daarvoor is een vergunning ook altijd bedoeld).
Het uitgangspunt bij een retourbemaling is dat de kwaliteit van het grondwater door de infiltratie niet negatief wordt beïnvloed. Het beste is daarom een gesloten systeem van onttrekken en weer infiltreren.
Om te voorkomen dat verontreinigingen verplaatsen of dat een menging optreedt van water met een andere samenstelling, eist de provincie of de gemeente (geldt voor grote gemeenten die deze specifieke taak van de provincie hebben overgenomen) vaak dat retournering en onttrekking op dezelfde diepte plaatsvindt.
Lozen op oppervlaktewater
Waterkwaliteit
Om te voorkomen dat de kwaliteit van de oppervlaktewaterlichamen achteruitgaat, is het lozen van water op het oppervlaktewater sinds 1970 wettelijk geregeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) [R22]. Bij het van kracht worden van de Waterwet is dit ook geregeld in de Waterwet. In het ‘Besluit lozen buiten inrichtingen’ (het BLBI) zijn hiervoor kwaliteitscriteria aangegeven. Denk hierbij aan visuele verkleuring (dus niet alleen ijzerhoudende deeltjes in ‘schoon’ oppervlaktewater, maar ook ijzerhoudende deeltjes in een beek die al vervuild is met ijzer).
Lozen op het oppervlaktewater is verboden, tenzij door de waterkwaliteitsbeheerder een lozingsvergunning is verleend. In de lozingsvergunning staat wat, waar, hoeveel en onder welke omstandigheden mag worden geloosd. De vergunningaanvraag moet voorzien zijn van een kwaliteitsanalyse van het te lozen water. De proceduretijd voor het aanvragen van een Waterwet-vergunning is acht weken, met de mogelijkheid van een verlenging van nog eens acht weken.
Bij de vergunningaanvraag voor het onttrekken van grondwater, regelt datzelfde bevoegd gezag in dezelfde vergunning de lozing. Dit bevoegd gezag is ook verantwoordelijk voor de handhaving van deze vergunning.
Waterkwantiteit
De kwantiteit van het te lozen grondwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt getoetst vanwege de Keur. De Keur is een door het waterschapsbestuur vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. De Keur is opgesteld om een goede waterbeheersing mogelijk te maken en om de sloten, kanalen, stuwen, gemalen tegen beschadigingen te beschermen. Voor de Keur geldt over het algemeen een meldingsplicht (algemene regels). In de algemene regels staan voorwaarden waarbinnen geen negatieve gevolgen voor de waterbeheersing en/of geen schade aan waterwegen of -werken verwacht wordt. Wanneer er wel negatieve gevolgen of schade worden voorzien, is er een vergunning nodig van de waterkwantiteitsbeheerder.
Lozen op de riolering
Het grootste gedeelte van de gemeentelijke riolering in Nederland bestaat uit een gemengd rioleringsstelsel waarin zowel afval- als hemelwater wordt opgevangen. Dit water gaat naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (r.w.z.i.). Andere rioolstelsels zijn een gescheiden stelsel (afvalwater en hemelwater apart) en een verbeterd gescheiden stelsel. Beide systemen lozen gedeeltelijk op het oppervlaktewater. De ‘first flush’ gaat naar de r.w.z.i. en de rest naar een oppervlaktewaterlichaam.
Lozing op een (gemengde) afvalwaterriolering is de minst gewenste manier van lozen. Allereerst omdat de rioolwaterzuiveringsinstallaties hiermee overmatig worden belast (het ‘dunne water’: er zit geen verontreiniging in het water, dus waarom dan reinigen). Daarnaast neemt door de lozing de kans toe dat de riolering tijdens extreme weersomstandigheden moet overstorten. Daardoor komt vervuild water op de oppervlaktewaterlichamen, wat nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Heffingen
Voor het lozen van bemalingswater op oppervlaktewaterlichamen en de riolering kunnen heffingen worden gevraagd. Bij lozing van het water op de riolering en afvoer via een bestaande zuiveringsinstallatie, kunnen de kosten hoog oplopen: een heffing varieert van € 0,04 tot € 0,40 per m³. Dit gaat op basis van vervuilingseenheden. Deze tarieven staan op de websites van de waterschappen of hun belasting-uitvoerende instantie.
Een heffing kan eveneens van toepassing zijn wanneer in het te lozen water grote hoeveelheden chloride worden aangetroffen. In veel gevallen is lozing van brak of zout grondwater geheel verboden op oppervlaktewater, om te voorkomen dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in ernstige mate verslechtert. Het retourneren van het zoute water in de bodem op dezelfde diepte als het is onttrokken, is in dit geval een mogelijke oplossing.
Aan het retourneren van bemalingswater zitten geen heffingskosten. Wel kunnen er aan de aanvraag van een vergunning leges zijn verbonden.