Het onttrekken van grondwater (totdat de omgevingswet per 1 januari 2022 in werking treedt)
Waterwet
De Waterwet is sinds 22 december 2009 van kracht [R17]. De intentie is dat er een wetswijziging komt per januari 2022. De Waterwet gaat dan op in de Omgevingswet.
De Waterwet is geen onderdeel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) [R18]. Beide aanvragen kunnen via het Omgevingsloket (digitale manier om aanvraag in te dienen) [W4] wel gelijktijdig worden aangevraagd. Het systeem stuurt de aanvraag door naar het juiste bevoegd gezag.
Deze paragraaf gaat over het wettelijk kader omtrent het onttrekken (en retourneren/infiltreren) en lozen van grondwater, zoals dit nu is geregeld in de Waterwet, Waterregeling en Waterbesluit.
Het doel van de Waterwet is de inzet van een doelmatig gebruik van de beschikbare totale hoeveelheid grondwater.
De Waterwet regelt in hoofdzaak de aanleg en het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. De Waterwet levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals: vermindering van regels, vereenvoudiging van vergunningstelsels en vermindering van administratieve lasten [W46].
De uitvoering van de Waterwet ligt bij verschillende bevoegde gezagen, namelijk Rijkswaterstaat, de provincies, de gemeenten en de hoogheemraadschappen of de waterschappen (verder te noemen: waterschappen). Hiervoor beschikken de bevoegde gezagen over een aantal instrumenten. Dit zijn onder andere meldings-, registratie- en/of vergunningsplicht. Daarnaast kan men ook de toezicht- en opsporingsbevoegheden inzetten. Voor de ondersteuning van, en als aanvulling op, de Waterwet stellen de bevoegde gezagen verordeningen op. Deze verordeningen bevatten een aantal, in hoofdzaak administratieve, aspecten zoals vergunningsgrenzen, algemene regels, beleidsregels, uitzonderingen van eventuele meldingsplicht, zorgplicht en regels over schadevergoedingen. De invulling van verordeningen verschilt (onderling) per bevoegd gezag.
De invulling is verschillend tussen de bevoegde gezagen vanwege de plannen die hieraan ten grondslag liggen. En tussen de bevoegde gezagen van dezelfde orde is de invulling ook verschillend, omdat de gronden waaruit onttrokken (en waarop geloosd) wordt, zeer verschillend van opbouw zijn.
Voor de invulling van de wetgeving per bevoegd gezag wordt verwezen naar de websites van:
- Rijkswaterstaat [W53];
- provincies [W37];
- gemeenten [W38];
- Waterschappen of Hoogheemraadschappen [W39].
De Waterregeling:
- bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, regionale waterplannen en beheersplannen;
- geeft de beheergrenzen van de rijkswateren aan.
Het Waterbesluit bevat:
- de landelijke rangorde bij watertekorten (‘verdringingsreeks’);
- de procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en de beheersplannen voor de rijkswateren;
- bepalingen over de wijze waarop een aanvraag wordt gedaan;
- uitvoeringsregels voor de provinciale grondwaterheffing.
De Waterwet kent daarnaast het systeem van één watervergunning, ondanks dat er verschillende bevoegde gezagen bij betrokken kunnen zijn. Dat geldt ook voor de handhaving die hierop volgt; die wordt ook door één bevoegd gezag uitgevoerd. Het hoogste bevoegd gezag (tussen de bevoegde gezagen onderling) schrijft de vergunning en is daarom ook verantwoordelijk voor de handhaving.
De Waterwet schrijft voor dat het Rijk het Nationale waterplan opstelt. Hierin zijn ook de vier stroomgebieden waarin Nederland is verdeeld, opgenomen. Een samenvatting hiervan is overgenomen in de uitwerking van de plannen van de provincies, waterschappen en gemeenten.
De provincies stellen aan de hand van het Nationale waterplan regionale waterplannen op. Het Rijk en de waterschappen stellen de waterbeheerplannen op. Deze waterbeheerplannen zijn operationeel ingericht.
De gemeenten zijn geen waterbeheerders in de zin van de Waterwet. Zij beschrijven wel hun taken in de gemeentelijke rioleringsplannen. Dit vanwege de gemeentelijke zorgplichten voor hemel- en grondwater.
De rijkswateren vallen onder het bevoegd gezag van het Rijk.
In de plannen van de provincies staat ook waar zij verantwoordelijk voor zijn:
- grondwateronttrekkingen en hiermee verband houdende infiltraties voor de openbare drinkwatervoorziening;
- open bodemenergiesystemen;
- industriële onttrekkingen die groter dan 150.000 m3/jaar.
Daarnaast is de provincie het bevoegd gezag als iemand in een boringsvrije zone een bron wil maken. Dit houdt in dat iemand bij het waterschap een melding/vergunning voor het onttrekken moet aanvragen en het waterschap hierop positief kan reageren. Om de bron daadwerkelijk te maken, is ook toestemming van de provincie nodig voor het slaan van de bron in de boringsvrije zone.
De gesloten bodemenergiesystemen vallen onder het bevoegd gezag van de gemeenten.
Alle overige onttrekkingen vallen onder het bevoegd gezag van de waterschappen. Dit kunnen de volgende onttrekkingen zijn:
- bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering;
- noodvoorziening;
- sanering grondwaterverontreiniging;
- beregening en bevloeiing;
- menselijke consumptie;
- overige doeleinden.
Deze lijst is niet limitatief. Elk bevoegd gezag kent zijn eigen onttrekkingen en daarbij behorende grenzen.
Lozing
Voor lozingen op rijkswater is Rijkswaterstaat het bevoegd gezag. Voor lozing op de gemeentelijke riolering is de gemeente het bevoegd gezag. Voor lozing op de wateren van het waterschap, zijn zij het bevoegd gezag.
Voor lozingen op rijkswater is Rijkswaterstaat het bevoegd gezag. Voor lozing op de gemeentelijke riolering is de gemeente het bevoegd gezag. Voor lozing op de wateren van het waterschap, zijn zij het bevoegd gezag.
Melding/vergunning
Het is verboden grondwater te onttrekken of water te retourneren tenzij daarvoor door het bevoegd gezag een vergunning is verleend. Er bestaan echter uitzonderingen op deze vergunningsplicht. Deze zijn in plannen (onder andere de keur van de waterschappen) opgenomen bij de desbetreffende bevoegde gezagen. Denk hierbij aan onttrekkingsdebiet per uur, totale waterbezwaar en aan kwetsbare gebieden of boringsvrije zones.
Het is verboden grondwater te onttrekken of water te retourneren tenzij daarvoor door het bevoegd gezag een vergunning is verleend. Er bestaan echter uitzonderingen op deze vergunningsplicht. Deze zijn in plannen (onder andere de keur van de waterschappen) opgenomen bij de desbetreffende bevoegde gezagen. Denk hierbij aan onttrekkingsdebiet per uur, totale waterbezwaar en aan kwetsbare gebieden of boringsvrije zones.
Melding
Dit kunnen algemene regels zijn die onder de meldingsplicht kunnen vallen, maar ook soms zonder meldingsplicht uitgevoerd mogen worden. Dit is per bevoegd gezag verschillend. Tevens zijn er uitzonderingen (ook weer per bevoegd gezag) waar geen melding gedaan hoeft te worden, en ook geen vergunning aanvraag.
Per bevoegd gezag zijn er verschillende grenzen. Ga naar het betreffende bevoegd gezag voor de exacte uitwerking hiervan.
Een melding moet in het algemeen veertien dagen (tien werkdagen) voor aanvang van het werk ingediend zijn. De indiening gebeurt via het Omgevingsloket [W4] en dat houdt de indieningsdatum als leidraad voor de procedure van veertien dagen aan. Een onttrekking en een lozing (en tevens de BLBI) moeten allemaal (gelijktijdig) apart, aangevraagd/gemeld worden.
Van een melding krijgt men meestal binnen de voornoemde termijn een reactie van het bevoegd gezag. Soms kan het ook steekproefsgewijs gaan, en worden niet alle meldingen beoordeeld. Dit is dus afhankelijk van de regels van het desbetreffende bevoegd gezag.
In de Waterregeling zijn de indieningsvereisten aangegeven voor een melding (zie ook paragraaf 6.8). Deze omvatten onder andere:
- de plaats van de onttrekking;
- het doel van de onttrekking;
- de te onttrekken hoeveelheden grondwater;
- de pompcapaciteit;
- de diepte van de filters;
- de duur van de onttrekking;
- waarop de lozing plaatsvindt (onder andere of er infiltratie plaatsvindt);
- de eventuele kwaliteit van het te lozen water;
- een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.
Vergunning
Een vergunningaanvraag en/of melding wordt gedaan via het Omgevingsloket. Hiervoor heeft de aanvrager/melder een DiGiD (burger) of E-herkenning (bedrijf) nodig.
Hoe lang de afhandeling van de vergunning/melding duurt, is afhankelijk van het bevoegd gezag. Over het algemeen geldt dat een ingediende aanvraag bij Rijkswaterstaat een proceduretermijn heeft van 26 weken. De provincies, waterschappen en gemeenten hanteren over het algemeen een vergunningstermijn van 8 weken.
In de Waterregeling zijn de indieningsvereisten aangegeven. Dit omvat onder andere:
- Duurzaam en doelmatig gebruik van het grondwater:
- algemeen; - voor menselijke consumptie; - bij permanente onttrekkingen; - in gebied met kwel of inzijging; - bij stopzetten of verminderen van de onttrekking. - Voorkomen van negatieve effecten:
- algemeen; - op natuur, landbouw en openbaar groen; - op bebouwing, infrastructuur en objecten; - op de bodemstabiliteit; - op bodemverontreinigingen; - op andere grondwateronttrekkingen; - op archeologisch erfgoed; - op chloridegehalte van grondwater.
Registratieplicht
Er geldt vanuit de Waterregeling een registratieplicht van de onttrokken hoeveelheid grondwater. Het te lozen water moet ook gemeten en geregistreerd worden. Dit is voor het toezicht op de onttrekking en om inzicht te krijgen in de grondwatervoorraad. Het te infiltreren water moet daarom gemeten worden (als het geen gesloten systeem is). Dit geldt ook als de lozing verdeeld wordt over meerdere lozingsmogelijkheden, bijvoorbeeld over de riolering en het oppervlaktewater.
Er geldt vanuit de Waterregeling een registratieplicht van de onttrokken hoeveelheid grondwater. Het te lozen water moet ook gemeten en geregistreerd worden. Dit is voor het toezicht op de onttrekking en om inzicht te krijgen in de grondwatervoorraad. Het te infiltreren water moet daarom gemeten worden (als het geen gesloten systeem is). Dit geldt ook als de lozing verdeeld wordt over meerdere lozingsmogelijkheden, bijvoorbeeld over de riolering en het oppervlaktewater.
De registratie vindt bij permanente onttrekkingen jaarlijks plaats. Bij tijdelijke onttrekkingen wordt dit direct na afloop van de onttrekking gemeld bij het desbetreffende bevoegd gezag.
De bevoegde gezagen houden deze gegevens bij in een landelijk grondwaterregister.
Er zijn uitzonderingen op de registratieplicht. In de regelingen van de bevoegde gezagen is aangegeven wanneer die uitzondering van toepassing is.
Voor lozing op wateren van Rijkswaterstaat, de waterschappen en lozing op de gemeentelijke riolering kan het bevoegd gezag leges heffen. Ook hier verschillen de bevoegde gezagen. Zie het desbetreffende bevoegd gezag voor de uitwerking.
Daarnaast geldt er per onttrekking/lozing een provinciale heffing (die per provincie kan verschillen). Deze worden boven een bepaalde hoeveelheid kuub geheven, bovenop de heffing die kan gelden vanuit Rijkswaterstaat, waterschappen en gemeenten.
Vergunningsprocedure
Een vergunning is nodig wanneer iemand niet aan de algemene regels of uitzonderingen voldoet.
Hiervoor zijn twee typen voorbereidingsprocedures (Algemene wet bestuursrecht, verder te noemen Awb) [R2]:
- Reguliere voorbereidingsprocedure (8 weken): (Algemene wet bestuursrecht, Afdeling 3.4 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure);
- Uitgebreide voorbereidingsprocedure (26 weken) (Algemene wet bestuursrecht, Afdeling 4.1 Uitgebreide voorbereidingsprocedure).
In de WABO is in artikel 3.10 geregeld wanneer een uitgebreide procedure van toepassing is. Dit geldt onder andere als er meerdere vergunningaanvragen gelijktijdig worden ingediend. Dit om ervoor te zorgen dat de verschillende bevoegde gezagen genoeg tijd hebben om de afstemming met elkaar te regelen.
Voor de rest van de procedures is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Voor meer uitleg zie het Kenniscentrum InfoMil [W46].
Bij de aanvraag moet ook een milieueffectrapportage (verder te noemen: m.e.r.) zitten.
Hiervoor zijn drie mogelijkheden:
Hiervoor zijn drie mogelijkheden:
- m.e.r.-plicht als de onttrekking groter is dan 10.000.000 m3/jaar;
- formele m.e.r.-beoordeling als de onttrekking groter is dan 1.500.000 tot 10.000.000 m3/jaar.
- vormvrije m.e.r.-beoordeling als de onttrekking vergunningsplichtig is en kleiner dan 1.500.000 m3/jaar.
Voor het afhandelen van de m.e.r.-indiening geldt een wettelijke termijn van zes weken. Deze termijn komt bovenop de termijn die staat voor het afhandelen van de ingediende vergunning.
De m.e.r. dient eerst te zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag. Daarna kan deze goedkeuring, samen met de aanvraag voor een vergunning, worden ingediend bij het bevoegd gezag.
De goedgekeurde m.e.r. wordt gelijktijdig met de te verlenen vergunning ter inzage gelegd.
Vooroverleg
Om in het verdere verloop van het vergunningentraject vertragingen te voorkomen, is het aan te bevelen om het concept van de aanvraag, concept bemalingsadvies en concept m.e.r. met de eventueel nog extra daarbij behorende stukken, in een vooroverleg met het desbetreffende bevoegd gezag te bespreken. Het is geen verplichting, maar veel bevoegde gezagen stellen het op prijs. Ga in dit vooroverleg na of de aanvraag wel vergunbaar is (en onder welke voorwaarden). Vraag of er nader onderzoek of aanvullende informatie nodig is. De aanvraag kan daardoor in een keer correct en volledig worden ingediend en er is daardoor geen vertraging meer na het indienen van de aanvraag.
Om in het verdere verloop van het vergunningentraject vertragingen te voorkomen, is het aan te bevelen om het concept van de aanvraag, concept bemalingsadvies en concept m.e.r. met de eventueel nog extra daarbij behorende stukken, in een vooroverleg met het desbetreffende bevoegd gezag te bespreken. Het is geen verplichting, maar veel bevoegde gezagen stellen het op prijs. Ga in dit vooroverleg na of de aanvraag wel vergunbaar is (en onder welke voorwaarden). Vraag of er nader onderzoek of aanvullende informatie nodig is. De aanvraag kan daardoor in een keer correct en volledig worden ingediend en er is daardoor geen vertraging meer na het indienen van de aanvraag.
Te overleggen gegevens die bij vergunningaanvraag horen
In de Waterregeling is bepaald welke gegevens bij de vergunningaanvraag moeten worden geleverd. Dit zijn de minimaal aan te leveren gegevens. Elk bevoegd gezag kan hier via zijn eigen regelingen extra gegevens bij laten voegen.
In de Waterregeling is bepaald welke gegevens bij de vergunningaanvraag moeten worden geleverd. Dit zijn de minimaal aan te leveren gegevens. Elk bevoegd gezag kan hier via zijn eigen regelingen extra gegevens bij laten voegen.
Over het algemeen treft het de gegevens over:
- De onttrekkings- en lozingssituatie op een kaart, met kadastrale ondergrond.
- De beschrijving van het onttrekkingssysteem:
- het aantal putten; - de diepte van de onderkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld (en eventueel NAP); - de diameter en de lengte van de filters van iedere put; - de pompcapaciteit van de inrichting; - de plaats en de wijze waarop het opgepompte grondwater wordt geloosd; - de kwaliteit van het te onttrekken grondwater. - De hoeveelheden grondwater die maximaal per uur en jaar/duur van de onttrekking worden onttrokken.
- De hoeveelheden grondwater die maximaal per uur en jaar/duur van de onttrekking worden geïnfiltreerd (indien van toepassing), waarbij dezelfde gegevens moeten worden aangeleverd als die voor de onttrekking van toepassing zijn.
- Het doel van de onttrekking.
- Het invloedgebied van de onttrekking (de zogenaamde 5 centimeter-verlagingslijn), op een zodanige kaart dat dit volledige gebied is geprojecteerd.
Daarnaast moet een vorm van de m.e.r. zijn bijgevoegd.
De vergunningaanvraag moet onderbouwd zijn met een bemalingsadvies/effectenstudie (verder te noemen: bemalingsadvies). In dit bemalingsadvies zijn de bodemtechnische en geohydrologische eigenschappen (onder andere grondwaterstanden, stijghoogten, kwaliteit bodem en grondwater) ter plaatse van het bemalingssysteem en de omgeving daarvan uitgewerkt. Bovendien geeft het bemalingsadvies inzicht in de mogelijke gevolgen van de onttrekking op de omgeving, zoals zettingen, verplaatsing van verontreinigingen of schade aan natuur, stadsgroen en landbouw en archeologische waarden (deze lijst is niet uitputtend: zie hiervoor de beleidsregels van het betreffende bevoegd gezag). Wanneer de onttrekking wordt gecombineerd met een infiltratievoorziening of retourbemaling, moeten deze punten ook voor het infiltratie-/retoursysteem zijn beschreven. Besteed hierbij extra aandacht aan het mogelijk ontstaan van vernattingsschade aan begroeiing of landbouw en wateroverlast in kelders of kruipruimtes, en aan het opbarsten van deklagen/waterbodems.
Behandel tevens de lozing van het onttrokken grondwater. Denk hierbij aan het bevoegd gezag dat hiervoor bevoegd is. Dit kan een ander bevoegd gezag zijn dan voor de onttrekking van toepassing is.
Om ervoor te zorgen dat de ingediende aanvraag in een keer wordt behandeld, is vooroverleg (zoals hiervoor genoemd) nodig. Zo is te voorkomen dat er na de aanvraag aanvullende gegevens aangeleverd moeten worden, waardoor de procedure tijdelijk stilligt.
Als de aanvraag na het vooroverleg nog niet voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag (als er dus niet voldoende inzicht is in de onttrekking en/of lozing om een goede vergunning te schrijven), dan kan altijd nog om aanvullende informatie worden verzocht. De procedure ligt hierbij stil, totdat de gegevens door de aanvrager zijn aangevuld.
Als in de termijn die voor aanvulling is gegeven geen aanvullende gegevens zijn aangeleverd, dan kan het bevoegd gezag de aanvraag buiten behandeling laten en er dus niet op beschikken. Mocht de aanvrager verder willen gaan met de aanvraag, dan moet hij opnieuw een aanvraag indienen.
Maak het bemalingsadvies altijd met een worstcasescenario (zie ook observational method); dit om mogelijke effecten duidelijk in beeld te brengen. Hiermee ontstaat er enige ruimte in de verleende vergunning. Eventuele tegenslagen tijdens de uitvoering kunnen daarmee worden voorkomen. Daarbij hoeft dan niet direct het werk stil te worden gelegd.
Een handreiking op de onderdelen behorende bij en te benoemen in een vergunningonderbouwend bemalingsadvies staan in het SIKB protocol 12010.
Ontvankelijkheidverklaring
Bij een watervergunningaanvraag moet een m.e.r.-aanvraag ingediend worden (welke vorm: zie hierboven). Het bevoegd gezag beoordeelt deze op ontvankelijkheid. Wanneer dit akkoord is, beoordeelt het bevoegd gezag de m.e.r. Het bemalingsadvies moet hier bij zitten; dat is namelijk de basis voor de m.e.r.
Bij een watervergunningaanvraag moet een m.e.r.-aanvraag ingediend worden (welke vorm: zie hierboven). Het bevoegd gezag beoordeelt deze op ontvankelijkheid. Wanneer dit akkoord is, beoordeelt het bevoegd gezag de m.e.r. Het bemalingsadvies moet hier bij zitten; dat is namelijk de basis voor de m.e.r.
Na de beoordeling stelt het bevoegd gezag (indien akkoord) een m.e.r.-acceptatiebrief op en verstuurt deze naar de aanvrager. Deze brief is later, samen met de verleende vergunning, ter inzage op de website van de overheid [W60]. Pas dan is het indienen van een eventuele zienswijze van toepassing.
De aanvrager kan daarna de aanvraag voor een vergunning, samen met de m.e.r.-acceptatiebrief indienen.
Het bevoegd gezag beoordeelt een vergunningaanvraag na binnenkomst op ontvankelijkheid. Het kijkt onder andere of de aanvraag bij het juiste bevoegd gezag binnen is gekomen en of er meerdere bevoegde gezagen bij betrokken zijn. Daarnaast controleert het of de gebruikte uitgangspunten, rekenmethoden en verstrekte gegevens in het bemalingsadvies toereikend zijn. Er kunnen ook gebiedsgerichte vragen van toepassing zijn, zoals welk bemalingstype wordt toegepast: er mogen niet overal deep wells staan vanwege de grote onttrekkingsdebieten.
Het betreffende bevoegd gezag toetst de aanvraag aan het eigen beleid. Dit geldt zowel voor de kwantiteit als de kwaliteit.
Als alles akkoord is bevonden, verklaart het bevoegd gezag de aanvraag ontvankelijk en neemt de vergunning in behandeling. Het bevoegd gezag kan alsnog ontbrekende gegevens opvragen. Deze moeten binnen een termijn die door het bevoegd gezag is aangegeven, verstrekt worden. Indien dit niet binnen de gestelde termijn gebeurt, kan het bevoegd gezag ervoor kiezen de aanvraag buiten behandeling te laten. Dit moet schriftelijk gemeld worden aan de aanvrager.
(Ontwerp)beschikking
Het bevoegd gezag verwoordt de beoordeling van de vergunningaanvraag in de vergunning (termijn is 8 of 26 weken: zie eerdere uitleg).
Het bevoegd gezag verwoordt de beoordeling van de vergunningaanvraag in de vergunning (termijn is 8 of 26 weken: zie eerdere uitleg).
De vergunning gaat in op de onttrekking en de lozing (indien van toepassing voor dat bevoegd gezag). Hierbij wordt ook gekeken naar de gevolgen die de onttrekking en lozing hebben voor hun (directe) omgeving. Dit mag geen onacceptabele gevolgen hebben. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden. Deze zijn mede opgesteld om de belangen van derden te beschermen. De voorschriften gaan in op de aangeleverde informatie zoals deze in het bemalingsadvies behorende bij de vergunning staat, en hoe de belangen van derden beschermd worden.
Er zijn ook voorschriften opgenomen die ingaan op de onttrekking en de lozing, hoe gemonitord moeten worden en hoe moet worden omgegaan met het eventuele stoppen van die onttrekking (als het een vergunning betreft voor onbepaalde tijd).
De meest gebruikelijke voorschriften betreffen de:
- maximaal toegestane verlaging van de grondwaterstand;
- maximale diepteniveaus van de onttrekkingsmiddelen;
- de maximale hoeveelheden grondwater die onttrokken mogen worden per watervoerende pakket;
- het aantal kuub dat per uur/dag/jaar/totale duur van de onttrekking onttrokken mag worden;
- maximale duur van de bemaling en lozing;
- hoe monitoring wordt ingericht;
- wijze van meting en registratie van de onttrokken hoeveelheden grondwater;
- afdichting van bronnen en scheidende lagen ter plaatse van de onttrekkingsmiddelen;
- het ontmantelen van de installatie/afdichting van de gaten bij verwijdering van de bemaling;
- bescherming van de belangen van derden.
Daarnaast kunnen voorschriften worden opgenomen om schadelijke effecten op de omgeving te voorkomen of te beperken. Denk hierbij aan watersuppletie bij bomen, het compenseren van grondwaterstandverlagingen met een retourbemaling (infiltratie), het opstuwen van het oppervlaktewaterpeil of het verbieden van de onttrekking tijdens het groeiseizoen. Ook kunnen voorschriften worden opgenomen om Rijkswegen/spoor(viaducten)/waterkeringen te beschermen.
Om de daadwerkelijke verlagingen van de grondwaterstanden en stijghoogte te kunnen vaststellen, kan een netwerk van peilbuizen ingericht worden om de grondwaterstandverlagingen in de omgeving vooraf, tijdens en na de bemaling te kunnen bepalen. Dit kan ook in een voorschrift staan.
In een voorschrift kan staan dat een technisch bemalingsplan en een monitoringsplan aangeleverd moet worden en de schriftelijke goedkeuring van het bevoegd gezag benodigd is. Beide plannen moeten vooraf aan de werkelijke onttrekking schriftelijk worden goedgekeurd door het betreffende bevoegd gezag, waarbij de vergunninghouder een schriftelijke toestemming verkrijgt. Zoals opgenomen in het protocol 12020 kan het monitoringsplan deel uitmaken van het technisch bemalingsplan.
Bij een bodemverontreiniging moet altijd aangegeven zijn hoever de verontreiniging zich kan verspreiden. De provincie of de gemeente die hiervoor het bevoegd gezag is, moet toestemming verlenen zodat de eventuele verspreiding voorkomen of gemonitord kan worden. De aanvrager van de vergunning dient hiervoor zelf een melding/aanvraag bij dat bevoegd gezag te doen. De toestemming van het bevoegd gezag is van groot belang om verdere verspreiding van de verontreinigingsvlek te voorkomen.
In sommige gemeenten bestaat er een gebiedsgericht grondwaterbeheer. Dit houdt in dat gemeenten vlekken met verontreinigingen in beeld brengen. Daarbij worden afspraken gemaakt met de initiatiefnemer over de acceptatie van enige verspreiding van de verontreiniging, mits deze aan de andere kant geld investeert (meestal noodgedwongen) in het opruimen van een deel van de verontreinigingsvlek. Het zogenaamde ‘werk met werk maken’-principe.
Indien in de aanvraag staat dat er zettingen van de ondergrond mogelijk kunnen zijn, schrijft het bevoegd gezag vaak voor dat, voor de start van de bemaling, een opname van zettingsgevoelige objecten binnen een bepaalde afstand van het bouwterrein onafhankelijk moet worden vastgelegd. Dit om eventuele causale schade in de toekomst rechtskracht te geven. Dit kan met fotografie en/of hoogtemetingen. Afhankelijk van de situatie kan het bevoegd gezag eisen dat ook tijdens de bemaling op vastgestelde tijdstippen hoogtemetingen worden uitgevoerd. Tervisielegging
Het bevoegd gezag zendt een afschrift van de aanvraag, de daarbij behorende stukken (waaronder de m.e.r. en het bemalingsadvies) en de beschikking aan de aanvrager en de desbetreffende gemeente de gemachtigde die de aanvraag heeft ingediend voor de aanvrager en soms aan belanghebbenden.
Tijdens de periode van de tervisielegging kan een ieder bij het betreffende bevoegd gezag schriftelijke bedenkingen indienen tegen de verlening van de vergunning. Dit kan binnen de hiervoor gestelde termijn. Het bevoegd gezag beschikt hierop meestal binnen acht weken . De vergunning is dan definitief (8 weken-procedure) of er kan beroep worden ingesteld (26 weken-procedure).
[ link ]
Figuur 37. Poster en onderliggende uitleg: omgevingsvergunning (bron: ministerie van Infrastructuur en Milieu)[W54]
Beroep
Voor de reguliere en uitgebreide procedure zijn verschillende werkwijzen van toepassing. Zie hiervoor ook de afdeling 3.4 en 4.1 uit de Algemene Wet Bestuursrecht [R2].
Alleen zij die bedenkingen hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit, de adviseurs die advies hebben uitgebracht over het ontwerpbesluit en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit, kunnen in dit stadium nog in beroep gaan. Binnen deze periode, of zolang het beroep in behandeling is, treedt de vergunning niet in werking.
Handhaving
Handhaving van de verleende beschikking gebeurt door het bevoegd gezag dat de beschikking heeft verleend. Het heeft hiervoor toezichthouders en handhavers in dienst. Zij controleren de naleving van de verstrekte vergunningen en de voorschriften die hieraan verbonden zijn. Bij afwijkingen op de vergunning of wanneer zonder vergunning water wordt onttrokken, kunnen zij boetes opleggen en een onttrekking stilleggen totdat wel aan de gestelde voorwaarden is voldaan of een vergunning is verkregen.
Handhaving van de verleende beschikking gebeurt door het bevoegd gezag dat de beschikking heeft verleend. Het heeft hiervoor toezichthouders en handhavers in dienst. Zij controleren de naleving van de verstrekte vergunningen en de voorschriften die hieraan verbonden zijn. Bij afwijkingen op de vergunning of wanneer zonder vergunning water wordt onttrokken, kunnen zij boetes opleggen en een onttrekking stilleggen totdat wel aan de gestelde voorwaarden is voldaan of een vergunning is verkregen.
Heffingen en leges
De meeste bevoegde gezagen heffen leges. Ieder bevoegd gezag heeft zijn eigen legesverordening (zie hiervoor de website van het desbetreffende bevoegd gezag).
De provincie heft een provinciale heffing: deze dient om door de provincie gemaakte kosten van voor het grondwaterbeheer noodzakelijke onderzoeken te bekostigen. Zij gebruikt de heffingsinkomsten ook om eventuele schadevergoedingen uit te keren die in voorkomende gevallen niet toegeschreven kunnen worden aan vergunninghouders. Een verzoek om onderzoek naar schade door een grondwateronttrekking kan via de provincie worden ingediend.
AdviesCommissie Schade Grondwater (onderdeel van BIJ12 [W40]: overkoepelende organisatie van de provincies) krijgt de vraag om een onafhankelijk onderzoek te verrichten. De kosten van deze commissie worden eveneens betaald uit de heffing. Deze commissie behandelt alleen schadegevallen die voortkomen uit een verleende vergunning. Komt er schade voort uit een melding, dan behandelt de Commissie dat geval niet.
Over de vergunningen worden provinciale leges geheven. Provinciale Staten legt jaarlijks de hoogte van de legeskosten vast. De hoogte is veelal afhankelijk van de te onttrekken hoeveelheid grondwater in kubieke meter. Er zijn ook provincies die een vast bedrag hanteren, ongeacht de te onttrekken hoeveelheid grondwater. Afhankelijk van de provincie en de omvang van de voorgenomen bemaling, kunnen de legeskosten variëren tussen enkele tientallen en enkele duizenden euro's.
Daarnaast kunnen zowel de gemeenten als waterschappen leges heffen voor lozingen: zowel de zuiveringsheffing als de verontreinigingsheffing. Ook hiervoor geldt: kijk op de website van het desbetreffende bevoegd gezag.
Schaderegeling
De Waterwet biedt iedereen die denkt schade aan een onroerende zaak te hebben door onttrekking of infiltratie van grondwater waarvoor een watervergunning is afgegeven , de mogelijkheid Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen, te verzoeken een onderzoek hiernaar in te stellen. Gedeputeerde Staten van alle twaalf provincies hebben met het oog daarop de landelijke, onafhankelijke) voornoemde moet wel blijven staan, excuus ingesteld met als opdracht deze onderzoeken uit te voeren en de resultaten te verwerken in een advies aan betrokkenen.
De Waterwet biedt iedereen die denkt schade aan een onroerende zaak te hebben door onttrekking of infiltratie van grondwater waarvoor een watervergunning is afgegeven , de mogelijkheid Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen, te verzoeken een onderzoek hiernaar in te stellen. Gedeputeerde Staten van alle twaalf provincies hebben met het oog daarop de landelijke, onafhankelijke) voornoemde moet wel blijven staan, excuus ingesteld met als opdracht deze onderzoeken uit te voeren en de resultaten te verwerken in een advies aan betrokkenen.
Op het advies van de commissie volgt een uitgebreide hoor-procedure. Het rapport van de commissie is niet bindend en inschakeling van de commissie is niet verplicht. Degene die schade lijdt, blijft daarom altijd bevoegd zich met een vordering rechtstreeks te wenden tot de burgerlijk rechter. In opdracht van de twaalf provincies biedt BIJ12 de ACSG daarvoor inhoudelijke en secretariële ondersteuning [W41].
De laatste jaren is het aantal verzoeken aan de ACSG aanzienlijk toegenomen. Deze trend lijkt zich door te zetten door onder andere de opgetreden droogte in 2018 en de oprichting van de website droogteschade.nl [W18]. Om onderzoeken ook in de toekomst goed en tijdig af te kunnen blijven handelen, is onder andere goed gekeken naar procedures, communicatie, verwachtingsmanagement en de capaciteit van de commissie en het secretariaat.
Daarnaast heeft de ACSG in het verleden in enkele gevallen op verzoek van provincies onderzoek uitgevoerd bij schadegevallen door een onttrekking van grondwater of infiltratie van water waarvoor geen watervergunning is afgegeven. Dergelijke gevallen worden nu niet meer behandeld door de ACSG vanwege de vele verzoeken die de ACSG krijgt. Wel kan hiervoor bij het betreffende bevoegd gezag een verzoek tot handhaving worden gedaan. Daaruit moet dan blijken of er een causaal verband is tussen de onttrekking en de schade van de melder.