Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Bemaling van bouwputten en sleuven
Deze tekst is gepubliceerd op 11-05-20

Overige wetten, regelingen en voorschriften in relatie tot bouwputbemaling

In paragraaf 6.1 en 6.2 staan de wetten, regelingen en voorschriften die de meeste invloed hebben op bouwputbemaling. Er zijn er echter meer die te maken hebben met bouwputbemaling. Hieronder staat een, niet-limitatief, overzicht.
Wet bodembescherming
Deze wet beschermt de bodem. Grondwater is een duidelijk onderdeel van de bodem. Deze wet regelt de sanering van verontreinigde bodem en grondwater en de lozingen in of op de bodem. De waterbodemregelgeving die voorheen was opgenomen in de Wet Bodembescherming [R20] is overgegaan naar de Waterwet [R17].
Wet geluidhinder
Op bouwplaatsen wordt in toenemende mate gebruikgemaakt van machines met een groot vermogen, waardoor voor de omgeving ernstige geluidhinder kan optreden. De Wet geluidhinder [R21] bevat regelgeving om geluidshinder te voorkomen of te beperken. In de wet staan voorschriften over geluidsnormen, metingen, heffingen en indicatieve meerjarenprogramma's. Aan activiteiten in de bouwput wordt een maximaal geluidsniveau toegekend. Het maximale geluidsniveau is aangegeven in dB(A).
Woningwet, Bouwbesluit, Gemeentelijke Bouwverordening
Bij bouwen of verbouwen moet er voldaan worden aan de eisen van de Woningwet [R23], het Bouwbesluit [R8] en de Gemeentelijke Bouwverordening. In het Bouwbesluit zijn voor nieuw te bouwen en uit te breiden gebouwen technische voorschriften opgenomen voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Bouwaanvragen moeten worden ingediend bij de gemeente. De gemeente heeft de mogelijkheid om in Gemeentelijke Bouwverordeningen aanvullende voorschriften op te nemen op het Bouwbesluit. Deze voorschriften hebben onder andere betrekking op de aansluitingen van het gebouw op het gemeenteriool en aan openbare nutsvoorzieningen als gas, water en elektra. Deze voorschriften kunnen per gemeente verschillen.
Bouwstoffenbesluit
Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming (Bsb) [R9] omvat regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen die in contact kunnen komen met regen-, grond- of oppervlaktewater. De regels zijn bedoeld om eventuele uitspoeling van verontreinigingen uit bouwstoffen naar de bodem of het oppervlaktewater te beperken. Het Bouwstoffenbesluit is alleen van toepassing op bouwstoffen die buiten worden toegepast en in contact kunnen komen met regen-, grond- of oppervlaktewater. Dit geldt zowel voor het bouwmateriaal, als voor ophoogzand of grondverzet tijdens het ontgraven van de bouwput. Daarnaast moet het Bouwstoffenbesluit het hergebruik van secundaire bouwstoffen bevorderen om de belasting van het milieu en het gebruik van primaire bouwstoffen te beperken.
Het Bouwstoffenbesluit is sinds 1 januari 1999 van kracht. Het is gebaseerd op de Wet Bodembescherming, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en een artikel op de Woningwet. Het bevoegd gezag voor het Bouwstoffenbesluit is afhankelijk van de toepassing. Bij gebruik van bouwstoffen in oppervlaktewater, is de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegd gezag. Bij gebruik van een bouwstof op de bodem, is meestal de gemeente het bevoegd gezag. In enkele gevallen kan een provincie of het Rijk het bevoegd gezag zijn. Het bevoegd gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het toe op de naleving van het Bouwstoffenbesluit.
Monumentenwet
De Monumentenwet [R14] neemt sinds 1988 archeologische waarden in bescherming. Door ontwikkelingen op nationaal en internationaal gebied is grote behoefte ontstaan aan een professionele en gestructureerde aanpak van de archeologie.
Het bevoegd gezag voor het uitvoeren van het beleid ligt grotendeels bij de gemeenten. Provincies hebben een toetsende rol en mogen zones aanwijzen waar archeologisch onderzoek verplicht is. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) treedt op als nationaal expertisecentrum en is bevoegd gezag voor zover het de bestaande monumenten en 'grotere ingrepen' betreft. Om te voorkomen dat het werk stil komt te liggen als tijdens het werk blijkt dat er een archeologische vondst is gedaan, wordt vooraf een archeologisch vooronderzoek geëist. Dit is alleen van toepassing wanneer archeologische vondsten worden verwacht. Hier is een Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW) voor opgesteld [W34].
De Kwaliteitsnorm Archeologie [W57] schrijft met minimale voorwaarden en processen voor waaraan archeologisch onderzoek moet voldoen. Dit om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen.
Belemmeringenwet Privaatrecht
Het kan voorkomen dat het belang van een openbaar werk zo groot is, dat de aanleg ervan door mag gaan ondanks dat er schade wordt verwacht. In dat geval wordt een gedoogplicht opgelegd. De vergunninghouder vergoedt de daaruit voortvloeiende schade. Dit is opgenomen in de Belemmeringenwet Privaatrecht [R3].
Algemene Politieverordening
De politie kan de bouw stilleggen wanneer niet aan de voorschriften van de vergunning wordt voldaan. Daarnaast zijn in de Algemene Politieverordening allerlei verboden opgenomen om overlast op de omgeving te voorkomen. Zo formuleert de verordening onder andere het verbod om machines in werking te hebben wanneer dit voor omwonenden geluidhinder veroorzaakt. Ontheffing van verboden is mogelijk.