Verklarende woordenlijst
Achterloopsheid | Verschijnsel dat grondwater om een constructie (bijvoorbeeld een sluis) heen loopt, en kwel veroorzaakt. |
Afstandhouders | Componenten (meestal in plastic) die rondom een stijgbuis/filterbuis zijn aangebracht om de buis een centrale positie te geven in een boorgat. Ook wel centreerbeugels. |
Airliften | Een waterkolom naar de oppervlakte in een putbuis of een boorgat brengen door perslucht onder die waterkolom te spuiten. Ook wel luchtliften. |
Anisotropie | Verschik in waterdoorlatendheid in horizontale richting (doorgaans groter) ten opzichte van de verticale richting. |
Banket | Een vlak niveau of terras in een bouwputwand. |
Bemaling/bronbemaling | Het tijdelijk of permanent verlagen van de natuurlijke grondwaterstand door het oppompen van grondwater. |
Bemaling met onderwaterpompen | Bemaling met pompen (gemonteerd in dieptebronnen) die zich onder het grondwateroppervlak bevinden en het water naar het maaiveld persen. Ook wel dieptebronbemaling of deepwellbemaling. |
Bemaling met plunjerpompen of zuigerpompen | Bemaling met pompen die zich aan het maaiveld bevinden en die het water aanzuigen via zuigleidingen. |
Bemalingsdiepte | De diepte onder het maaiveld tot waar het grondwater verlaagd wordt. |
Bemalingsproef | Proef waarmee het potentiële pompdebiet, de filteropbrengst en het waterbezwaar bepaald kunnen worden. |
Bemalingswater | Opgepompt grond- en bodemwater. |
Bodemdaling | Optelling van inklinking, krimp en oxidatie van de bovenste grondlagen en het samendrukken en deformeren van de diepere grondlagen. |
Bodemwater | Het water aanwezig in de onverzadigde zone tussen het aardoppervlak en de het verzadigde grondwater. |
Boorstaat | Log/beschrijving van een boring, met onder andere diepte, grondsoort, kleur, specifieke waarnemingen. |
Bouwputstraal | De straal van een cirkel met een equivalente omtrek als die van de bouwput. |
Bron (dieptebron/bemalingsbron) | Een set van filterbuis (met grindomstorting) en stijgbuis met daarbinnen een onderwaterpomp om het water omhoog te pompen. |
Centreerbeugels | Zie afstandhouders. |
Circulaire systemen | Systemen zoals KWO of retourbemaling, waarbij er netto geen grondwater wordt onttrokken. |
Constructie-eisen | Technische voorschriften voor de wijze waarop een inrichting of onderdeel ervan moet worden gebouwd, geplaatst of uitgerust. Dit zijn andere voorschriften dan de inplantingsregels. |
Conusweerstand | De druk die grond uitoefent tegen de kegelvormige punt van een sondeerstang tijdens een sondering. |
Debiet | Maat voor het opgepompte volume water per tijdseenheid, meestal uitgedrukt in m³/u. |
Debietmeting | Meting van het opgepompte volume water per tijdseenheid. |
Dieptebronbemaling of deepwellbemaling | Zie bemaling met onderwaterpompen. |
Drain | Een geribbelde en geperforeerde buis, omwikkeld met een synthetisch filter. |
Droogteschade | Schade door een te lage grondwaterstand. |
Dwarsdoorsnede van een oppervlaktewaterlichaam | |
Effectieve porositeit | Deel van het poriënvolume dat migratie van grondwater toelaat. |
Elastische berging | De elastische berging van een verzadigde grondlaag is het volume water dat vrijkomt uit de berging van een eenheid volume grond onder invloed van een eenheid drukverlaging van het hydraulisch peil. |
Filterbemaling | Bemaling waarbij het water met verticale filters, een zuigleiding en een zuigerpomp wordt weggepompt. |
Freatisch grondwater | Het eerst aan te treffen water bij graafwerkzaamheden. Grondwater dat rechtstreeks in verbinding staat met de atmosferische luchtdruk en zich vrij kan bewegen in een watervoerende laag. |
Geotextiel | Waterdoorlatend, en in sommige gevallen zanddicht, textiel dat in grondwerken gebruikt wordt. |
Gespannen watervoerende laag | Watervoerende laag die aan de bovenzijde is afgedekt door een ondoorlatende laag en waarin de grondwaterstand hoger is dan de basis van de bovenliggende ondoorlatende laag.. |
Geroerd grondmonster | Grondmonster waarbij de structuur en de pakkingsdichtheid van de grond zijn verstoord. |
Gestoken grondmonster | Grondmonster waarbij de structuur, watergehalte en de pakkingsdichtheid van de grond zo weinig mogelijk zijn verstoord. |
Getrapte bemaling | Een filterbemaling in verschillende niveaus (trappen) om in grote bouwputten de grondwaterstand in belangrijke mate (> 4 m) te laten dalen. Ook wel meertrapsbemaling. |
Grondwater | Al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt of dat in direct contact met bodem en ondergrond staat. |
Grondwaterstand/grondwaterpeil | De hoogte van het grondwater ten opzichte van een referentieniveau (meters minus maaiveld (m-mv), meters + of - NAP). |
Haalbuis | De buis die in filters is aangebracht en waardoor water naar boven wordt gezogen. |
Hemelwater | Verzamelnaam voor neerslag, zoals regen, sneeuw en hagel. |
Horizontale bemaling | Bemaling uitgevoerd met een in de bodem aangebrachte horizontaal geperforeerde ribbeldrain buizen, waarop een pomp is aangesloten, rechtstreeks via een zuigerpomp of via een collectorleiding, een pompput en een dompelpomp. |
Hydraulische weerstand c | Een maat voor de weerstand van een waterremmende laag of een waterremmende wand tegen doorstroming. |
Infiltreren | In de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater. |
Initieel debiet | Het bemalingsdebiet bij het opstarten van een bemaling. |
Invloedssfeer/invloedszone | Het gebied waarbinnen een bemaling of retourbemaling de grondwaterstand beïnvloedt . |
Inzijging | Neerwaarts gerichte grondwaterstroming. |
Jutteren | Techniek om met perslucht filters van bronnen schoon te maken, door de waterkolom in de stijgbuis alternerend in en uit de formatie te drijven. |
Kwel | Opwaarts gerichte grondwaterstroming. |
KWO of WKO | Koude- en warmte-opslag |
Maaiveldpeil | Hoogte van het maaiveld uitgedrukt in minus maaiveld (m-mv), of meter + of - NAP. |
Meertrapsbemaling | Een filterbemaling in verschillende niveaus (trappen) om in grote bouwputten de grondwaterstand in belangrijke mate (> 4 m) te laten dalen. Ook wel meertrapsbemaling. |
Meewerkend poriënvolume | Deel van het poriënvolume dat migratie van grondwater toelaat. |
m.e.r. | Milieueffectrapportage. |
Natschade | Schade door een te hoge grondwaterstand. |
Negatieve kleef | Wrijvingskrachten langs funderingspalen bij zettingen, waardoor die funderingspalen extra belast worden. |
Onderwaterpomp | Verticale pompen in een putbuis die bronnen bemalen om grote verlagingen (> 4-5 meter) te bereiken of grote debieten te pompen. Deze pompen persen het grondwater naar boven (in plaats van zuigen, zoals bij andere bemalingen). |
Ongeroerd grondmonster | Grondmonster waarbij de structuur, watergehalte en de pakkingsdichtheid van de grond zo weinig mogelijk zijn verstoord. |
Ontlastingsbemaling | Bemaling om de waterdruk te verlagen en te verhinderen dat het evenwicht van de bouwputbodem verstoord wordt. |
Onttrekken van grondwater | Het onttrekken van grondwater met een onttrekkingsinrichting. |
Onttrekkingsinrichting | Inrichting of werk voor het onttrekken van grondwater. Inrichtingen/infiltratiewerken die een samenhangend geheel vormen, gelden als een inrichting. Er is geen sprake van een samenhangend geheel indien:
|
Ontwatering | De afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drainbuizen en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen. De afvoer van water vindt plaats onder vrij verval. |
Opbarsting | Opbarsten van een bouwput of sleuf door een verstoring van het evenwicht tussen gedeeltelijk afgegraven waterremmende lagen en waterdruk uit onderliggende watervoerende lagen. Zie ook welvorming. |
Open- of oppervlaktebemaling | Afvoer van vrij uit taluds en putbodem toestromend water en hemelwater door greppels of putten te graven in een bouwput tot een plaatselijk verdiept gedeelte, de pompput, waaruit het water kan worden weggepompt. |
Oppervlakte-infiltratie | Terugbrengen van opgepompt water in doorlatende oppervlaktelagen met grachten, bekkens of vijvers. |
Oppervlaktewaterlichaam | Samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen volgens de wet, drogere oevergebieden, en flora en fauna. |
Partiële wanden | Waterkerende wanden die niet tot in een sterk waterremmende laag reiken. |
Peilbuis/peilput/peilfilter/piëzometer/waarnemingsput | Buis met een geperforeerd element (meestal pvc) die op een specifiek niveau in een boorgat geplaatst is om zo nauwkeurige informatie over de grondwaterstand en stijghoogte te krijgen. |
pH | Zuurgraad van het water, pH=7 is neutraal; pH < 7 is zuur en pH>7 is basisch. |
Plunjerpomp of zuigerpomp | Pomp om vloeistoffen met plunjers of zuigers van een lage naar een hoge druk te brengen. Te gebruiken bij bemaling met filters. |
Pompproef | Proef om de geohydrologische karakteristieken van de ondergrond te bepalen. |
Proefbemaling | Test van de geïnstalleerde bemaling op doelmatigheid. |
Putproef | Techniek om de verzadigde horizontale doorlaatfactor van de ondergrond te bepalen door water uit een boorgat te pompen en vervolgens de snelheid te meten waaraan het water in de pompput stijgt. Tegengestelde van een slugtest. |
Regeneraat | Vrijkomende afvalstroom vanuit het regeneratieproces. |
Regeneratie | Het schoonmaken van putten, zowel mechanisch (bijvoorbeeld Schoonpompen of schoonspuiten), als chemisch (door gebruik van bijvoorbeeld chloor, waterstofperoxide of een sterk zuur). |
Retardatiefactor | Factor die weergeeft hoeveel langzamer een bepaalde stof door de ondergrond migreert in vergelijking met het grondwater waarin de stof is opgelost. |
Retourbemaling | Het opgepompte bemalingswater actief (via onttrekkingsbronnen) op een bepaalde afstand van de bemalingszone terugbrengen/injecteren in dezelfde watervoerende laag (via retourbronnen). |
Retourbron | Bron om water weer in de ondergrond te laten indringen. Ook wel infiltratiebron. |
Retourneren van onttrokken grondwater | In hetzelfde watervoerende pakket infiltreren van water zonder wijziging van de kwaliteit; niet met het doel het grondwater aan te vullen. |
Retourproef | Proef om de opstelling voor een retourbemaling te testen voordat deze in gebruik wordt genomen. |
r.w.z.i. | Rioolwaterzuiveringsinstallatie. |
Semi-gespannen grondwater | Watervoerende laag die aan de bovenzijde is afgedekt door een halfdoorlatende laag en waarin de grondwaterstand hoger is dan de basis van de bovenliggende halfdoorlatende laag. |
Sleufbemaling | Bemaling om sleuven droog te leggen voor de aanleg van bijvoorbeeld rioleringen of transportleidingen. |
Slugtest/falling headtest | Techniek om de verzadigde horizontale doorlaatfactor van de ondergrond te bepalen door water in een boorgat te injecteren (of een gekend vast volume in het boorgat te laten vallen) en vervolgens de daling van het grondwater per tijdseenheid te meten. Tegengestelde van een putproef. |
Sondering | Proef die de weerstand meet om een conus in de grond te drukken. |
Stempel | Buis die bouwkuipwanden zodanig ondersteunt, dat de bouwkuip stabiel blijft en de vervormingen binnen en buiten de bouwkuip tot een absoluut minimum beperkt blijven. |
Spanningsbemaling | Bemaling die de stijghoogte van gespannen grondwater zodanig verlaagt, dat er geen welvorming/opbarsten van de putbodem optreedt. |
Spoelboring | Het maken van een boorgat met spoelwater dat via de boorbuizen in het boorgat wordt gespoten. Het losgeboorde materiaal gaat langs de boorbuizen omhoog. De overdruk houdt het boorgat stabiel. |
Stijgbuis | Het blind/ondoorlatend gedeelte van een dieptebron/peilfilter dat het filterelement verbindt met het oppervlak. |
Stijghoogte | Waterniveau in een peilbuis. |
Stoorlaag | Een verticaal slecht/minder doorlatende laag (bijvoorbeeld klei, leem/silt, veen) binnen een watervoerende laag. |
Telemetrie | Het met elektronica opnemen en vastleggen van data van bepaalde parameters en het eventueel via zendapparatuur op afstand beschikbaar stellen van de verkregen data. |
Vacuümbemaling | Bemaling in slecht doorlaatbare bodems met kleine poriën waarin water niet vrij kan stromen. |
Verdroging | Proces van afnemend wateraanbod (kwantitatief en kwalitatief) waardoor de grondwaterstand in een het gebied met een natuurfunctie onvoldoende hoog is of water van onvoldoende kwaliteit moet worden aangevoerd om een te lage grondwaterstand te compenseren. |
Verhang | Het relatieve hoogteverschil tussen de grondwaterstand in een filter/bouwput en de algemene grondwaterstand rondom de filter/bouwput. |
Verhanglijn | Gebogen grondwatercurve waarbij de kromming sterk afhankelijk is van de doorlatendheid van de grond en de intensiteit waarmee gepompt wordt. |
Verlagingslijn | De afstand (0,05 meter) tot een bemaling waarbinnen een meetbare verlaging van de grondwaterstand optreedt. |
Verticale bemaling | Bemaling met verticale filters/bronnen. |
Verzadigingsgraad | Volumeverhouding van de met water verzadigde grond en het ontwaterde poriëngehalte. |
Verzilting | Toename van het zoutgehalte in de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater door natuurlijke of kunstmatige oorzaken. |
Waterbezwaar | Het totale volume aan water dat weggepompt wordt bij een bemaling. |
Waterpeil | De hoogte van het water in enig oppervlaktewater ten opzichte van een referentieniveau (meestal minus maaiveld (m-mv)). |
Waterstaatswerk | Oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk. |
Watersysteem | Samenhangend geheel van een of meer oppervlakte- en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen of ondersteunende kunstwerken. |
Watervoerend pakket aquifer | Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd is door een slecht doorlatende of ondoorlatende laag of door oppervlaktewater. |
Waterremmende laag aquitard | Een met water verzadigde grondlaag die weinig doorlatend is. |
Watervoerende laag | Een grondlaag die voldoende poreus en doorlatend is voor een (belangrijke) grondwaterstroming of voor de onttrekking van (aanzienlijke) hoeveelheden grondwater. |
Zandvang | Blind buisgedeelte (minimaal 0,5 meter) onderaan een filter, waarin met het water meegevoerde fijne deeltjes (zoals zand) kan bezinken. |
Zetting | Verticale vervormingen/verplaatsingen van de grond die te wijten zijn aan wijzigingen in de verticale effectieve spanningen, bijvoorbeeld door afname van de waterspanning. |
Zwaartekrachtbemaling of openbronbemaling | Haalbuis, over een bepaalde lengte omgeven door een geperforeerde filterbuis en geotextiel. De individuele filters zijn verbonden met zuigleidingen om water mee op te pompen. |