Grondverbetering door grondvervanging
Het maken van diepe cunetten beoogt in principe vervanging van weinig draagkrachtige en sterk samendrukbare lagen door zand met als doel de stabiliteit te verhogen, bijkomend gunstig effect kan zijn dat de restzetting vermindert.
Ter vermindering van de zettingsverschillen zal veelal worden gekozen voor een cunet over de volle breedte van de aardebaan(zie figuur 9.4.1).
[ link ]
Figuur 9.4.1, Dwarsprofiel ter plaatse van een cunet voor een aardebaan.
De afmetingen, breedte en diepte, van cunetten worden bij voorkeur zodanig gekozen, dat mogelijke glijvlakken steeds door de zandaanvulling gaan; de schuifsterkte kan daarin direct en volledig worden gemobiliseerd.
Voor de ontgraving van diepe cunetten wordt meestal gebruik gemaakt van kleinschalig bagger-/zuigermaterieel, waardoor de diepte van het cunet vaak beperkt is tot maximaal 4 à 5 meter. Vanwege de effecten voor het milieu dient bij het graven van cunetten te worden voorkomen dat contact wordt gemaakt met dieper gelegen watervoerende lagen, waarvan de grondwaterpotentiaal veelal anders is dan die van het oppervlaktewater. In diep gelegen polders kan dit leiden tot kwel. Tevens dient in kwelsituaties bij het ontgraven rekening te worden gehouden met het verticaal evenwicht in verband met opbarsten en zal de ontgraving dus kortdurend open mogen staan of in den natte moeten worden uitgevoerd.
[ link ]
Figuur 9.4.2, Toepassing van een cunet en een steunberm tegen instabiliteit.