Schuimbeton
Schuimbeton bestaat uit de componenten bindmiddel (cement), zand, water, schuimmiddel en lucht. Van het cement, zand en water wordt cementlijm gemaakt. Aan deze cementlijm kunnen diverse andere toeslag- en hulpstoffen worden toegevoegd om de eigenschappen van het materiaal af te stemmen op het specifieke gebruiksdoel.
[ link ]
Figuur 8.2.7, Aanbrengen van schuimbeton, uit: .
In een separaat procedé wordt schuim vervaardigd uit lucht en schuimmiddel. Het schuim wordt door de cementlijm gemengd zodat een plastische schuimbetonspecie ontstaat. Het mengen van het schuim en de cementlijm vindt plaats in een mobiele menginstallatie, die op de bouwlocatie wordt opgesteld.
De specie wordt vanuit de menginstallatie rechtstreeks naar de werkplek verpompt. Nadat de cementlijm is verhard, zijn de luchtbellen gefixeerd en is er sprake van een lichtgewicht bouwmateriaal met een gesloten poriënstructuur. De droge volumieke massa van het schuimbeton varieert afhankelijk van de toepassing tussen 400 en 1600 kg/m³. Schuimbeton met een dichtheid van 500 kg/m³ wordt het meest toegepast als licht ophoogmateriaal.
Bij het ontwerpen van verhardingsconstructies met schuimbeton kan gebruik worden gemaakt van de verschillende volumieke massa’s van het materiaal. Hierdoor kan het product afgestemd worden op de specifieke bodemgesteldheid en de benodigde gewichtsbesparing per project. In combinatie met EPS worden de positieve eigenschappen van beide materialen gebruikt. Het schuimbeton fungeert dan als lastspreidende laag. Direct op het schuimbeton kan de fundering van de verharding of een wegverharding van asfalt of beton worden aangebracht.
Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden met het scheurgedrag van schuimbeton. Wanneer op het schuimbeton een ongebonden funderingslaag wordt aangebracht, zullen de scheuren in het schuimbeton niet reflecteren in de toplaag van de wegconstructie. Wanneer direct op het schuimbeton een asfalt- of betonverharding of een andere gebonden constructielaag wordt aangebracht, moeten maatregelen worden genomen om scheurreflectie te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is het toepassen van een scheurremmende laag.
Met prefab schuimbetonelementen kan een snelle en weersonafhankelijke uitvoering worden gerealiseerd. Wanneer een wegfundering van schuimbeton door zetting van de ondergrond is verzakt, kan deze door het injecteren van grout onder het schuimbeton weer op de gewenste hoogte worden gebracht. Deze methode kan alleen worden toegepast als het grout met voldoende druk kan worden geïnjecteerd.
In tabel 8.2.8, overgenomen uit , staan de meest relevante materiaaleigenschappen voor schuimbeton.
Tabel 8.2.8, Materiaaleigenschappen schuimbeton, uit: (CROW, 2013).
Eigenschap | Eenheid | Waarde | Norm | Bron |
Dichtheid | ||||
Droog | kg/m 3 | 400 - 1600 | RAW 2010, proef 46 | |
Geheel verzadigd met water | kg/m 3 | 440 - 1760 | ||
Vochtgehalte | ||||
Waterabsorptie | kg/m 2 | 5 - 75 | CUR-Aanbeveling 59 | |
Mechanische eigenschappen | ||||
Kubusdruksterkte | N/mm 2 | 0,5 - 16 | RAW 2010, proef 45 | |
Treksterkte | N/mm 2 | 0,05 - 1,6 | - | |
Buigtreksterkte | N/mm 2 | 0,10 - 1,85 | CUR-Aanbeveling 59 | |
Hydraulische eigenschappen | ||||
Waterdoorlatendheid | m/s | - | - | - |
Capillaire opstijging | m | 50 - 150 mm | CUR-Aanbeveling 59 |