Richten op preventie
Het ‘preventieprincipe’ in de Arbowet is een belangrijk uitgangspunt van het Arbobesluit. Gevaarlijke en ongezonde werksituaties die al in de voorbereidende fase van de werkzaamheden bekend zijn, moeten worden voorkomen. Is dit niet mogelijk, dan moeten er maatregelen getroffen worden zodat er alsnog op een veilige manier mee kan worden omgegaan. Het inventariseren en evalueren van de risico’s in de voorbereiding is een verplichting, vermeld in artikel 2.29 van het Arbobesluit. Deze verplichting geldt ook voor inspectie en onderhoud.
Bij het beheersen van risico’s krijgen preventieve maatregelen (maatregelen aan de bron) voorrang boven collectieve maatregelen (bijvoorbeeld afschermen). Het afgraven onder een flauwer talud heeft de voorkeur boven het reserveren van extra graafcapaciteit in het geval een talud bezwijkt. Pas wanneer de bronmaatregelen en/of collectieve maatregelen zijn uitgeput, mag worden teruggevallen op individuele maatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het beheersen van de maatregelen gebeurt door middel van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De RI&E, aangevuld met de organisatie van het werk en de te treffen maatregelen, vormen samen het veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan; artikel 2.28 Arbobesluit). Vrijwel altijd zal bij grondwerk sprake zijn van meerdere werkgevers (en/of zelfstandigen) waardoor conform artikel 2.29 van het Arbobesluit een coördinator wordt aangesteld.
Taken en verplichtingen
De Arboregeling is weer een verdere uitwerking van het Arbobesluit. Dit besluit geeft een aantal concrete voorschriften. Bijvoorbeeld de eisen waar arbeidsmiddelen aan moeten voldoen of hoe een arbodienst zijn wettelijke taken exact moet uitvoeren. De betrokken partijen hebben elk hun verplichtingen.
De Arboregeling is weer een verdere uitwerking van het Arbobesluit. Dit besluit geeft een aantal concrete voorschriften. Bijvoorbeeld de eisen waar arbeidsmiddelen aan moeten voldoen of hoe een arbodienst zijn wettelijke taken exact moet uitvoeren. De betrokken partijen hebben elk hun verplichtingen.
De opdrachtgever:
- is gedurende het ontwerptraject verantwoordelijk voor het inventariseren van de ontwerprisico’s van de ontgravingen en houdt deze bij in een V&G-plan;
- stelt een coördinator aan en zorgt dat deze zijn taken naar behoren kan vervullen;
- zorgt ervoor dat het V&G-plan deel uitmaakt van het bestek/de overeenkomst.
- aanpak van risico’s bij de bron;
- collectieve bescherming boven individuele;
- de mens centraal stellen bij de keuze van werkmethoden en materialen;
- overeenkomstig de stand der techniek.
- zorgt dat er een V&G-plan wordt opgesteld voor zover dat in de ontwerpfase mogelijk is;
- stelt een dossier samen voor de eigenaar of beheerder van het bouwwerk en overhandigt dit bij oplevering.
- stelt een coördinator uitvoeringsfase aan en zorgt dat deze zijn taken naar behoren kan vervullen;
- zorgt dat er een V&G-plan uitvoeringsfase komt gericht op risico’s en beheersmaatregelen en met inbegrip van de aspecten uit de ontwerpfase;
- coördineert een goede uitvoering van het V&G-plan. Hier worden de bedrijfs-RI&E’s onderling afgestemd en specifiek op maat afspraken voor het project gemaakt over onder meer planning, organisatie, werkmethoden, overleg, voorlichting en toezicht;
- treft maatregelen die moeten voorkomen dat onbevoegden het bouwterrein kunnen betreden;
- past het V&G-plan aan indien de voortgang van het werk of onderdelen daarvan hiertoe aanleiding geven;
- geeft aanwijzingen aan werkgevers die naar zijn oordeel niet, onvoldoende of onjuist uitvoering geven aan hun verplichtingen.
- neemt doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers (op basis van een door hem uitgevoerde RI&E);
- werkt op dit gebied samen met andere werkgevers op de bouwplaats;
- voldoet aan het V&G-plan.
Voorbeeld van een omgevingsrisico
In een oude woonwijk wordt een huisaansluiting van het riool vervangen. De buis ligt gedeeltelijk onder de grondwaterstand, onder een tuin, trottoir en rijbaan, nabij een lokale basisschool.
Vanwege boomwortels en kabels en leidingen moet handmatig worden ontgraven.
Welke risico’s worden geïnventariseerd, welke maatregelen zijn te treffen? De risico’s zijn te verdelen naar arbeidsrisico en omgevingsrisico. Vanuit het arbeidsrisico geldt dat er met een veilige taludhelling moet worden gegraven, waarbij rekening wordt gehouden met instromend grondwater en uitstromend rioolwater. De werkzaamheden zijn niet binnen een dag gereed. Voor de omgeving geldt dat er een onbeheerd risico (na werktijd) is. Het is daarom niet ondenkbaar dat buiten werktijden spelende kinderen binnen de werkgrenzen komen. Een inventarisatie van de grondopbouw en grondwaterstanden geeft inzicht in de stabiliteit van afgravingen. Het risico op bijvoorbeeld omklappen en bedelving binnen/buiten werktijd kan beperkt worden door te ontgraven met flauwe (stabiele) taluds of door goede afzetting te plaatsen. Ook trillingen en extra belasting op het maaiveld leiden tot minder stabiele taluds.
Beheersing vindt plaats door een vrije ruimte rond de afgraving te hanteren en verkeersbewegingen te beperken . Het risico op kabel- of leidingbreuk is hoger dan normaal omdat de exacte ligging van kabels en leidingen in oude woonwijken niet altijd bekend is. Met het graven van meerdere proefsleuven kan dit risico worden verkleind. Waar dicht op bebouwing wordt gewerkt, is het risico van verzakking van woningen aanwezig. Door de afstand tot bebouwing voldoende groot te houden, wordt ook dit risico beperkt.
Afstemming bij meer partijen
Regelmatig zijn meerdere partijen gelijktijdig aan het werk op dezelfde projectlocatie; de risico’s van werkzaamheden van partij A zijn ook van toepassing op partij B en omgekeerd. Het is dan aan de coördinator uitvoeringsfase om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden én de daaraan gerelateerde maatregelen van alle partijen op elkaar afgestemd zijn. Wanneer partij A graafwerk verricht dieper dan 1 meter onder maaiveld, heeft ook partij B te maken met de risico’s van een instabiele ontgraving. Wanneer partij B belasting of trilling veroorzaakt met bijvoorbeeld materieel, heeft dit gevolgen voor het werk en de werkwijze van partij A. Voor een effectieve beheersing combineren alle partijen hun maatregelen: werk voor de coördinator uitvoeringsfase.
Overige regelgeving werken aan of nabij kabels en leidingen
Het werken aan telecomkabels vereist een instemmingsbesluit op basis van de Telecommunicatiewet (artikel 5.4 Tw). Hiertoe doet de initiatiefnemer een melding; de gemeente moet goedkeuring verlenen. Het werken aan overige kabels en leidingen vereist een vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De initiatiefnemer dient een aanvraag in, de gemeente zal in principe vergunning verlenen. Bij mechanische graafwerkzaamheden is, op basis van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), voorafgaand aan het graven, een graaf- of calamiteitenmelding bij het Kadaster verplicht. De graaf- of calamiteitenmelding staat ook wel bekend als KLIC-melding, naar Kabels en Leidingen Informatie Centrum.
Richtlijnen voor het lokaliseren en zorgvuldig graven in de nabijheid van kabels en leidingen zijn verder collectief uitgewerkt in CROW-publicatie 250 ‘Graafschade voorkomen aan kabels en leidingen – Richtlijn zorgvuldig graafproces’.
Iedere grond zijn eigen bodemkwaliteit
Bij het graven in de Nederlandse ondergrond is het zeer goed denkbaar dat er in verontreinigde grond wordt gewerkt. Dit heeft gevolgen voor het milieu (de omgeving) en de werknemers.
Om de gevolgen beheersbaar te maken en voorafgaand aan de uitvoering het goed te regelen, is een afwegingskader opgesteld voor werken met verontreinigde grond: CROW-publicatie 307 ‘Kabels en leidingen in verontreinigde bodem – Richtlijn voor veilig en zorgvuldig werken aan ondergrondse lijninfrastructuur’. Met dit kader kan met enkele eenvoudige stappen worden gecontroleerd of voldoende informatie is verzameld en voorzorg is genomen.