Materieel
Dit hoofdstuk behandelt het materieel dat beschikbaar is voor het ruimen van sneeuw. De meestgebruikte werktuigen zijn sneeuwploegen en sneeuwborstels (rolbezems). Zij worden gekoppeld aan vrachtwagens, tractoren of andere vormen van tractie. Voor het verplaatsen en afvoeren van sneeuw worden laadschoppen, vrachtwagens en tractoren met kipkarren ingezet.
Sneeuwploegen
In het verleden bestond een sneeuwploeg uit een schuif met een recht of licht gebogen metalen blad. Met deze schuiven werd sneeuw zo goed mogelijk van het wegdek verwijderd. Omdat het ploegblad niet in staat was oneffenheden of een rond wegprofiel te volgen, bleef er vrij veel sneeuw achter. Dergelijke conventionele ploegen worden vrijwel nergens meer gebruikt.
De moderne sneeuwploeg bestaat uit een sterk gebogen kunststof blad of een gesegmenteerd stalen blad. Aan de onderzijde bevindt zich een slijtstrook, die meestal ook gesegmenteerd is. Door de segmentering kunnen delen van de slijtstrook en eventueel het ploegblad afzonderlijk opveren of wegklappen bij onregelmatigheden in het wegdek. Direct na de passage van bijvoorbeeld een hoger gelegen kolk of een thermoplastische markering drukt een verende constructie het segment weer tegen het wegdek.
De slijtstroken kunnen bestaan uit onder meer rubber, rubber en staal, rubber en korund of een kunststof zoals polyurethaan. Relatief zachte stroken (van rubber) krijgen meer sneeuw weg dan de hardere varianten, maar hebben een kortere standtijd (ze slijten sneller). Een betrekkelijk nieuwe ontwikkeling is de toepassing van dubbele slijtstroken; deze kunnen een schoner resultaat opleveren. Wegbeheerders doen er goed aan steeds voldoende slijtstroken op voorraad te hebben.
Sneeuwploegen zijn verkrijgbaar in uiteenlopende uitvoeringen en (werk)breedtes.
Voor het ploegen van fietspaden en andere minder brede verbindingen worden smalle, meestal niet-gesegmenteerde sneeuwploegen ingezet. Deze worden bevestigd aan kleinere tractoren of (multifunctionele) onderhoudsvoertuigen.
[ link ]
Tractor met sneeuwploeg
Voor rijbanen worden bredere, zwaardere ploegen ingezet. Deze kunnen voorzien zijn van eigen loopwielen. De loopwielen zijn in hoogte verstelbaar. Met de verstelling wordt de juiste hoogte van het ploegblad en daarmee de slijtstrook bepaald. Bij een optimale instelling bevindt de slijtstrook zich net boven het wegdek. Hiermee wordt voorkomen dat de slijtstrook nodeloos snel slijt. Wanneer afgesteld op het wegdek kan het ploegblad gaan stuiteren.
Vanaf een werkbreedte van ongeveer 2,40 meter kunnen sneeuwploegen zijn voorzien van een variabel elektrohydraulisch druksysteem. Dit maakt het mogelijk om vanuit de cabine van de vrachtwagen de juiste druk in te stellen, rekening houdend met de aard van de sneeuw en het type verharding. Deze ‘zwevende ploegen’ hebben geen loopwielen. Een aandachtspunt is dat door het gewicht van de sneeuwploeg, die enkele meters vóór het voertuig hangt, de vooras van de vrachtwagen zwaar wordt belast.
De barrierploeg heeft een effectieve werkbreedte van ongeveer 3 meter en een trompetvormig profiel. Bij voldoende snelheid wordt de sneeuwmassa naar één zijde opgestuwd en verlaat vervolgens het ploegblad op een hoogte tussen 1,00 en 1,75 meter. Hierdoor kan de sneeuwmassa over geleidebarriers en dergelijke heen gewerkt worden. Dit type ploeg wordt hoofdzakelijk ingezet op autosnelwegen.
Sneeuwploegen kunnen uitgerust zijn met stoeprandbeveiliging. Dit houdt in dat het ploegblad aan weerskanten aan de onderzijde is voorzien van een bol- of beugelvormige verbreding. Als deze een stoeprand of een soortgelijk obstakel raakt, gaat het ploegblad of het aangrenzende ploegbladsegment omhoog. Hierdoor wordt schade aan de sneeuwploeg voorkomen.
Sneeuwploegen kunnen aan de afvoerzijde worden voorzien van een scherm dat korte tijd voorkomt dat sneeuw naar die kant wordt afgevoerd. Een dergelijke uitworpblokkering kan handig zijn bij het passeren van korte trajecten waar geen sneeuw moet belanden, zoals een nabije (tunnel)wand, een oplopend talud (voorkomen van smeltwater op de weg) of een lager gelegen kruisende weg of fietspad.
Leveranciers van gladheidsbestrijdingsmaterieel bieden regelmatig nieuwe producten aan. Recente voorbeelden hiervan zijn sneeuwploegen die onder hoeken scherper dan 30 graden kunnen werken en ploegen waarbij de werkrichting van de segmenten afzonderlijk instelbaar is. Hierdoor kan sneeuw in diverse richtingen worden afgevoerd of juist worden verzameld.
De belangrijkste voordelen van sneeuwploegen zijn:
- met een hoge werksnelheid wordt het grootste deel van de sneeuw verwijderd;
- ook bij dikkere sneeuwlagen (tot 35 cm) kan met een redelijk hoge snelheid worden gewerkt;
- ze zijn verkrijgbaar in vele werkbreedtes.
De belangrijkste nadelen/aandachtspunten bij sneeuwploegen zijn:
- niet alle sneeuw wordt verwijderd omdat, ook bij gesegmenteerde ploegbladen, niet alle hoogteverschillen in detail worden gevolgd;
- de sneeuwrug die ontstaat kan hinder opleveren voor voertuigen, fietsers, voetgangers en geparkeerde auto’s.
Sneeuwborstels
Een sneeuwborstel is een rolbezem, zoals bekend van het straatvegen. Soms worden voor sneeuwruimen gewone veegrolbezems ingezet, maar steeds vaker wordt gebruikgemaakt van rolbezems die geoptimaliseerd zijn voor het borstelen van sneeuw. Deze kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn van extra slijtvaste borsteldraden en een aangepaste sneeuwkap. Ook kunnen aanpassingen zijn uitgevoerd aan de borstelsnelheid, de roldiameter en de dichtheid van de borsteldraden. Wanneer de sneeuwruimactie tijdig wordt uitgevoerd, dat wil zeggen voordat de sneeuwlaag centimeters dik en aangereden is, kan door borstelen vrijwel alle sneeuw in een werkgang worden verwijderd.
Het borstelen van sneeuw is in beginsel erg geschikt voor vrijliggende fietspaden, zeker als deze bestaan uit (ongelijkmatige) elementenverhardingen. Daarnaast kan de techniek (onder voorwaarden) worden ingezet voor voetverbindingen.
De belangrijkste voordelen van sneeuwborstelen zijn:
- Het wegdek kan nagenoeg sneeuwvrij worden gemaakt, omdat de borstel ook onregelmatigheden in het wegoppervlak volgt;
- Het aangebrachte dooimiddel kan beter zijn werking doen doordat het niet verdund wordt door smeltende sneeuw.
De belangrijkste nadelen/aandachtspunten bij sneeuwborstelen zijn:
- Bij een dikkere en meer aangereden sneeuwlaag worden relatief hoge eisen gesteld aan het aandrijfvermogen van de tractie; niet alle voertuigen/machines kunnen die leveren;
- Sneeuw en eventuele verontreinigingen (steentjes) worden met kracht weggeslingerd over een afstand tot ongeveer 10 meter (afhankelijk van het toerental en de aard van de sneeuw). Hierbij mag geen schade worden toegebracht aan weggebruikers, gebouwen, geparkeerde auto’s en andere objecten. De verwijderde sneeuw moet daarom terechtkomen op een plaats waar deze geen problemen veroorzaakt;
- Als niet het juiste type borstel wordt gekozen, bestaat de kans dat de borstel ‘volloopt’ met sneeuw.
Gecombineerde technieken
Sinds enkele jaren wordt geëxperimenteerd met materieel waarin de technieken ploegen, borstelen en sproeien zijn gecombineerd. Het doel hiervan is om in één werkgang een optimaal resultaat (een volledig schoon en stroef wegdek) te bereiken. Aan de voorzijde van de tractie bevindt zich een sneeuwploeg om de meeste sneeuw terzijde te schuiven. Achter de tractie bevindt zich een sneeuwborstel, die de sneeuwresten verwijdert. De achterzijde van de combinatie is voorzien van een sproeier om het gereinigde wegoppervlak na te behandelen met pekel.
De hier geschetste combinaties hebben als voordelen dat zij een goed resultaat opleveren, dat de werksnelheid hoog ligt en dat de wendbaarheid groot is. Een nadeel kan zijn dat de combinatie vrij lang is. Ploeg-borstel-sproeicombinaties zijn oorspronkelijk ontwikkeld voor gebruik op vliegvelden. De nieuwere, lichtere varianten lenen zich vooral voor gebruik op fietspaden. Omdat fietsbanden opgebracht wegenzout nauwelijks doen vermengen met sneeuw en dus weinig dooiwerking teweegbrengen, is sproeien op deze trajecten een goede keuze. Hiervoor is het echter noodzakelijk dat eerst zo veel mogelijk sneeuw wordt verwijderd. Dat gebeurt bij deze combinatievoertuigen.
Sneeuwblazers en sneeuwfrezen
Sneeuwblazers, sneeuwfrezen en combinaties van beide worden op de Nederlandse wegen alleen bij hoge uitzondering ingezet. Het gaat dan om bijzondere omstandigheden waarin, meestal lokaal, grote hoeveelheden (aangevroren) sneeuw of ophopingen van sneeuw (bijvoorbeeld stuifsneeuwduinen) moeten worden verwijderd.
- De werksnelheid van een sneeuwfrees/blaascombinatie is laag (ongeveer 5 km/h). In beperkte tijd kan dus maar een beperkt traject worden behandeld en het behandelen van langere trajecten vergt veel tijd;
- Het beleid is erop gericht autosnelwegen zo lang mogelijk schoon te houden en anders zo snel mogelijk weer schoon te krijgen. De kans dat er een dik pakket sneeuw ontstaat, is als gevolg van deze aanpak geminimaliseerd;
- Ook in de winter vinden wegwerkzaamheden plaats, waarbij vaak en veelal over lange trajecten gebruik wordt gemaakt van barriers. Deze staan vrij dicht op de nog bereden rijstroken en zijn ongeveer 80 cm hoog. Dat heeft tot gevolg dat er in zijwaartse richting geen ruimte is om sneeuw weg te schuiven. De inzet van sneeuwblazers en/of -frezen zou veel tijd kosten en grote verkeershinder opleveren. Voor het sneeuwruimen op deze trajecten worden tegenwoordig barrierploegen ingezet.
Wanneer een sneeuwfrees/blaascombinatie wordt ingezet, moet erop worden gelet dat de sneeuw (met eventuele verontreinigingen) geen schade aanricht aan mensen, objecten en de omgeving. Met een dergelijke combinatie kan sneeuw over een grote afstand weggeworpen worden. Waar dit niet mogelijk is, moet de sneeuw met vrachtwagens worden afgevoerd.
Tractie
Om ploegen, borstels, strooiers en sproeiers te laten functioneren, is aandrijving of tractie nodig. Hiervoor worden vrachtwagens, tractoren met aanhanger, pick-up trucks, mini-tractoren en lichte (multifunctionele) onderhoudsvoertuigen ingezet.
Voor de bevestiging van ploegen en borstels zijn voorbouwvoorzieningen nodig. Deze worden doorgaans geleverd en gemonteerd door de leveranciers van het materieel. Voor ploegen van 2,1 meter en breder moet de voorbouwvoorziening (vaak aangeduid als voorbouwplaat) zijn vervaardigd en gemonteerd volgens NEN-EN 15432-1.
Wegbeheerders kiezen op basis van hun behoeften, ervaringen, beleid en budget het meest geschikte materieel. Vervolgens is het zaak ervoor te zorgen dat de eigen of ingehuurde tractie in staat is dit materieel goed te laten functioneren. De afstemming tussen materieel en tractie is daarom een belangrijk aandachtspunt in contracten met leveranciers (materieel) en uitvoerende partijen (tractie).
De keuze van de tractie is afhankelijk van onder meer:
- het voor te bouwen en op te zetten materieel en het vereiste vermogen om dit goed te laten werken;
- de beschikbare aansluitmogelijkheden en de mogelijkheid om voorzieningen toe te voegen;
- de kleinste breedte en hoogte op de beoogde ploeg- of borstelroutes;
- de draagkracht van de verharding op de beoogde routes;
- de vereiste werksnelheid en wendbaarheid.
Hierna worden per type voertuig de belangrijkste mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot sneeuwruimen genoemd.
Vrachtwagens
Vrachtwagens worden ingezet als tractie voor grotere sneeuwploegen en het gelijktijdig strooien van wegenzout of het sproeien van pekel. Ze hebben meestal een groot motorvermogen en voldoende laadvermogen om de strooi-inrichting en een ruime voorraad wegenzout te vervoeren. Voor sneeuwruimen en strooien op autosnelwegen en autowegen komen om technische en wettelijke redenen uitsluitend vrachtwagens in aanmerking. Verder worden deze voertuigen gebruikt op alle andere (doorgaande) wegen die op hun afmetingen en gewicht berekend zijn. Voor snelheden: zie Tabel 15.
[ link ]
Vrachtwagen met strooier en grote sneeuwploeg
Tractoren met aanhanger
Tractoren met aanhanger worden voornamelijk gebruikt als tractie voor middelgrote en grote sneeuwploegen, voor sneeuwborstels en voor de verspreiding van wegenzout of pekel. De voordelen van deze combinaties zijn het grote vermogen, de grote laadcapaciteit en de goede aansluitmogelijkheden voor materieel (tractoren hebben ‘veel hydrauliek’). Daarnaast komt de grote wendbaarheid goed van pas bij onder meer scherpe bochten, (mini)rotondes, bushavens, chicanes en drempels. Tractoren zijn niet toegestaan op auto(snel)wegen. Het gebruik op alle andere wegtypen neemt toe. Tractoren zijn er in vele soorten en maten. Voor snelheden: zie Tabel 15.
Ontoereikende capaciteit
Bij lichtere tractoren en pick-upvoertuigen komt het voor dat de capaciteit van accu (12 Volt) en de dynamo niet toereikend zijn als er op kruispunten veel draaiende bewegingen worden gemaakt met de sneeuwploeg; deze zwenkende bewegingen vragen extra energie. Omdat er al veel stroom nodig is voor de verlichting, de verwarming en de strooier, is de capaciteit soms niet voldoende. Er kunnen dan onderdelen van de ploeginstallatie doorbranden. De oplossing is een zwaardere accu en dynamo monteren en waar mogelijk led-verlichting toepassen.
Pick-up trucks (en lichte vrachtwagens)
Pick-up trucks en andere lichte vrachtwagens worden ingezet als tractie voor kleine en middelgrote sneeuwploegen, sneeuwborstels en de verspreiding van wegenzout of pekel door strooiers en sproeiers. Omdat hun gewicht beperkt is, worden pick-up trucks vooral ingezet op fietspaden en andere minder draagkrachtige verhardingen zoals voetgangersgebieden. Het vermogen en de opslagcapaciteit zijn geringer dan bij vrachtwagens en tractoren, maar voor veel toepassingen ruim voldoende. Pick-up trucks zijn door hun beperkte lengte wendbaar. Voor snelheden: zie Tabel 15.
Mini-tractoren en onderhoudsvoertuigen
De vele typen mini-tractoren en al dan niet multifunctionele onderhoudsvoertuigen worden hoofdzakelijk ingezet op fietspaden. Dit kan in combinatie met een sneeuwploeg, een sneeuwborstel en eventueel een strooier of sproeier. De voertuigen worden ook gebruikt op voetverbindingen, waaronder voetgangersgebieden, en op wegen van lagere orde. Een voordeel is de zeer grote wendbaarheid. De aansluitmogelijkheden zijn een aandachtspunt, omdat de bevestiging niet gestandaardiseerd is. Het vermogen en de capaciteit kunnen beperkingen opleveren. Voor snelheden: zie Tabel 15.
Laadschoppen
Een activiteit die niet op grote schaal voorkomt, maar op bepaalde locaties cruciaal is, is het afvoeren van sneeuw. De sneeuw is doorgaans door sneeuwploegen al min of meer op een hoop of een rug geschoven. Voor het opscheppen van de sneeuw worden laadschoppen gebruikt. Zij storten de af te voeren sneeuw in de laadbak van een vrachtwagen of in een kipkar achter een tractor.
Klein materieel
Bij sneeuwruimen wordt op beperkte schaal gebruikgemaakt van kleinschalig gemotoriseerd materieel en handgereedschap. Dit gebeurt hoofdzakelijk voor voetgangers in stads-, wijk- en dorpscentra. Met een voortgeduwde gemotoriseerde sneeuwborstel worden bijvoorbeeld voetgangersroutes sneeuwvrij gemaakt. Voor trappen bij stations, bruggen en openbare gebouwen met een belangrijke publieksfunctie worden handsneeuwschuivers ingezet. Deze werkzaamheden worden vaak uitgevoerd door wijkbeheer en eventueel door vrijwilligers.
Onderhoud en keuringen
Om veilig en effectief te kunnen sneeuwruimen, is het noodzakelijk dat alle voor te bouwen en op te zetten apparatuur en de tractie in goede conditie verkeren en dat zij, zowel afzonderlijk als in combinatie, naar behoren functioneren. Hiervoor is in de eerste plaats een goede voorbereiding van de uitvoeringscontracten nodig, met duidelijke omschrijvingen en instructies. Daarnaast is tijdig en vakkundig onderhoud vereist. Verder moet worden voldaan aan een aantal veiligheidseisen.
Om te bereiken dat het materieel wanneer nodig steeds optimaal functioneert, wordt een reeks controlemomenten ingebouwd. Het meest omvangrijke hiervan is de vlootschouw, die aan het begin van het winterseizoen wordt gehouden. Ook in periodes waarin de apparatuur wordt gebruikt, moeten regelmatig controles worden uitgevoerd en moeten schades en gebreken worden gemeld en verholpen.
Voor een goed resultaat is het niet alleen noodzakelijk dat het materieel in goede conditie verkeert. De betrokken medewerkers moeten weten wat er van hen wordt verwacht en zij moeten in staat zijn alle vereiste handelingen met de juiste specifieke deskundigheid uit te voeren; zie hiervoor het kader ‘Specifieke deskundigheid winterdienst’ en Opleidingseisen SDW in deel D van deze richtlijn.
Voorbereiding uitvoeringscontract
De opdrachtgever moet voor de inschrijving een aantal kenmerken van de apparatuur vermelden, zodat de opdrachtnemer hierbij de juiste tractie kan leveren (motorvermogen, aansluitmogelijkheden, laadcapaciteit, werkbreedte, gewicht en dergelijke). Als er bijvoorbeeld grotere typen sneeuwploegen worden ingezet, zal de (voor)asbelasting van de tractie sterk toenemen; de in te zetten vrachtwagen of tractor moet daarop berekend zijn. En om bijvoorbeeld goed met bepaalde fietspadstrooiers te kunnen werken, moet de tractie zonder problemen een aanhanger van 2.500 kilo kunnen trekken.
De opdrachtnemer geeft de kentekens (en daarmee de specificaties) door van de voertuigen die hij voornemens is in te zetten. Als de opdrachtnemer het sneeuwruimen met eigen tractie uitvoert, moet hij controleren of deze geschikt is voor (nieuwe) apparatuur. Leveranciers van apparatuur (ploegen, borstels, strooiers) kunnen opdrachtgevers van dienst zijn met gegevens, berekeningen, praktische adviezen en meer.
Onderhoud en onderhoudskeuringen
Een werkgever, in dit geval de wegbeheerder, heeft de plicht ervoor te zorgen dat er veilig kan worden gewerkt met door hem beschikbaar gestelde apparatuur (strooiers, ploegen, borstels enzovoort). Ook vermeldt het Arbobesluit dat de werkgever machines die onderhevig zijn aan slijtage, deskundig moet (laten) onderhouden. Hiervoor geldt officieel een cyclus van 15 maanden, maar in het kader van de gladheidsbestrijding is het logisch met jaarlijkse (periodieke) controles te werken. Een jaarlijkse onderhoudskeuring is niet wettelijk verplicht, maar wordt wel aanbevolen. Ten eerste omdat deze dwingt tot het treffen van de juiste maatregelen, ten tweede omdat stickers met een keuringsdatum op de apparatuur (of eventueel een keuringsrapport) aan alle betrokkenen direct duidelijk maken dat (tijdig) onderhoud is uitgevoerd. Dit is onder meer handig bij de vlootschouw. Een onderhoudskeuring wordt uitgevoerd door een daarvoor erkende deskundige.
Veel wegbeheerders sluiten met leveranciers of onderhoudsaannemers onderhoudscontracten af. Hierin wordt onder meer bepaald hoe vaak en in welke vorm onderhoud wordt uitgevoerd en hoe snel storingen worden verholpen. Het onderhoud van de tractie is een verantwoordelijkheid van de eigenaar van de tractie.
Veiligheid en veiligheidskeuringen
Het is verplicht om ploegen, borstels, strooiers en andere apparatuur voor het sneeuwruimen jaarlijks (periodiek) aan een veiligheidskeuring te onderwerpen. Deze keuring wordt uitgevoerd door een daarvoor erkende deskundige.
Machines moeten voldoen aan de geldende CE-richtlijnen. Dit houdt onder meer in dat het oorspronkelijke veiligheidsniveau, zoals geleverd door de fabrikant, in stand moet blijven.
Op ploegen, borstels en strooiers zijn diverse veiligheidsvoorzieningen aangebracht. Deze moeten worden gecontroleerd op een goede werking. Onderdelen die vanwege onvoldoende veiligheid worden afgekeurd, moeten worden hersteld voordat de apparatuur weer in gebruik wordt genomen. Voor onderdelen die alleen op grond van een ontoereikende onderhoudstoestand zijn afgekeurd, is herstel niet verplicht, maar wel aan te bevelen.
Vlootschouw
Het houden van een vlootschouw is niet wettelijk verplicht. Deze activiteit is echter een logisch gevolg van de eisen die worden gesteld in het kader van de ‘Specifieke deskundigheid winterdienst’ (SDW) . Daarom is de vlootschouw opgenomen als laatste fase van het SDW-opleidingstraject. De vlootschouw is bij alle wegbeheerders een vast onderdeel van het gladheidsbestrijdingsbeleid.
De vlootschouw kan worden beschouwd als de generale repetitie voordat het winterseizoen van start gaat. Het belangrijkste doel is het onderling afstemmen van mensen, materieel en routes. Vooral aan nieuwe en gewijzigde aspecten (mensen, materieel, organisatie) moet voldoende aandacht worden besteed. De vlootschouw vormt voor de wegbeheerder/opdrachtgever een goede gelegenheid om te beoordelen of een chauffeur voldoende kennis van, inzicht in en gevoel voor de in te zetten apparatuur heeft.
Bij de vlootschouw moeten alle bij de gladheidsbestrijding betrokken partijen vertegenwoordigd zijn. Dit zijn in elk geval:
- de wegbeheerder/opdrachtgever, vaak in de persoon van een of meer coördinatoren gladheidsbestrijding van het desbetreffende steunpunt of de gemeentewerf;
- de opdrachtnemer(s), in de persoon van de chauffeurs die wanneer nodig daadwerkelijk de voertuigen besturen;
- de partij die het onderhoud verzorgt, veelal in de persoon van een of meer onderhoudsmonteurs van de leverancier(s) en/of een monteur uit de eigen organisatie.
Daarnaast kunnen andere functionarissen namens opdrachtgever, opdrachtnemer(s) en leverancier(s) aanwezig zijn.
Alle vormen van tractie (vrachtwagens, tractoren, pick-up trucks enzovoort) die wanneer nodig worden ingezet, moeten bij de vlootschouw aanwezig zijn. Of dit zo is, kan worden gecontroleerd aan de hand van de eerder beschikbaar gestelde kentekens.
In deel D ‘Opleidingseisen Specifieke deskundigheid winterdienst’ van deze richtlijn wordt ingegaan op de opzet respectievelijk de aandachtspunten bij de vlootschouw en Toolbox. Ter aanvulling daarop volgen hier enkele zaken die vooral in relatie tot sneeuwruimen van belang (kunnen) zijn.
Informatie-uitwisseling
Bij uitsluitend preventief strooien is vooraf vrij nauwkeurig bekend hoe lang een chauffeur over een route doet. Bij sneeuwruimen is dit niet altijd het geval. Dat komt onder meer omdat er lokaal verschillen kunnen zijn in sneeuwdikte, omdat tijdens het werk de sneeuwval kan toenemen of afnemen, en omdat de verkeersomstandigheden sterk kunnen veranderen (langzaam rijden, file). Daarom is het van belang dat chauffeurs het aan de coördinator gladheidsbestrijding (of een andere hiervoor aangewezen functionaris op het steunpunt) laten weten als zij met hun route aanmerkelijk sneller klaar zijn dan gemiddeld of er juist langer over doen. Het is dan mogelijk om chauffeurs taken van elkaar te laten overnemen en zo het netwerk zo snel mogelijk sneeuwvrij te krijgen. Tijdens de vlootschouw en Toolbox wordt gecontroleerd of alle betrokkenen op de hoogte zijn van de communicatieprocedures en of zij over de juiste telefoonnummers beschikken.
Zelf voorbouwen
Net als bij een ploeg- of borstelactie, melden de chauffeurs zich bij de vlootschouw eerst op het steunpunt. Ze halen bedieningskasten en andere benodigdheden op uit het dienstgebouw. Daarna bouwen zij persoonlijk de apparatuur voor aan hun vrachtwagen, tractor, pick-up truck of anderszins; het is niet de bedoeling dat de onderhoudsmonteur dit doet. Het is essentieel dat de chauffeur die bij een actie zal worden ingezet naar de vlootschouw komt, en niet een vervanger. Na het voorbouwen melden de chauffeurs zich bij opdrachtgever of de ingehuurde onderhoudsmonteur van de onderhoudspartij om de combinatie te laten controleren.
Combinatie
Tijdens de vlootschouw wordt gecontroleerd of het vereiste onderhoud aan ploegen, borstels, strooiers en sproeiers is uitgevoerd (sticker met datum) en of de apparatuur is (goed)gekeurd qua veiligheid. Na voorbouw en/of opzetten wordt getoetst of alles naar behoren werkt. Als dit niet zo is, meldt de chauffeur dit aan de onderhoudsmonteur. Het is essentieel dat de combinatie van apparatuur en tractie functioneel wordt getest. Dat de afzonderlijke ploeg of borstel en de afzonderlijke vrachtauto of tractor helemaal in orde zijn, wil nog niet zeggen dat de combinatie in alle opzichten goed functioneert. Belangrijke aandachtspunten in dit verband zijn stekkeraansluitingen en hydraulische koppelingen. Overigens verdient het aanbeveling om de combinaties met nieuwe apparatuur en/of nieuwe tractie al enige tijd vóór de vlootschouw te testen op een goede werking.
Belasting tractie
Een belangrijk aandachtspunt is de belasting van de tractie. Deze wordt bepaald door de massa van de voor te bouwen ploeg of borstel en de afstand hiervan tot de vooras. Naarmate massa en afstand toenemen, neemt de voorasdruk toe. Ook de verdere belasting van het voertuig (wel of geen strooier) bepaalt hoe de asdrukken worden verdeeld en of de drukken acceptabel en werkbaar zijn. Opdrachtgever en opdrachtnemer moeten er gezamenlijk op toezien dat de combinatie op verantwoorde wijze zijn taken kan uitvoeren en aan het verkeer kan deelnemen. Dit aandachtspunt is vooral van belang omdat er sinds enkele jaren meer vrachtwagens en pick-ups op de markt komen die niet elke belasting aankunnen.
Proefrijden
Het proefrijden van de route is onderdeel van de vlootschouw. Hoewel het in de praktijk niet altijd wordt gedaan, of slechts op beperkte schaal, is het van belang om voor aanvang van het winterseizoen weer ‘het juiste gevoel’ te krijgen. Voor nieuwe ploegwagenchauffeurs is het zelfs essentieel dat zij ervaren hoe het is om met apparatuur vóór de wagen te rijden. Ook is het nuttig het rijden in staffel droog te oefenen. Door proef te rijden over een (nieuwe of gewijzigde) ploeg- of borstelroute wordt duidelijk waar zich eventuele knelpunten bevinden. Voorbeelden hiervan zijn bruggen, viaducten, tunnels, tracés langs een talud, en overgangen van spoor- en tramrails (zorg ervoor dat de ploeg onder de juiste hoek staat!).
Slijtdelen
Sommige onderdelen van sneeuwploegen en sneeuwborstels zijn onderhevig aan slijtage. Een voorbeeld hiervan zijn de slijtstroken van sneeuwploegen. Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever om ervoor te zorgen dat er steeds een toereikende voorraad slijtdelen beschikbaar is. De vlootschouw is een geschikt moment om samen met de opdrachtnemer te beoordelen of de aanwezige voorraad voldoende is. Hierbij moet worden bedacht dat de slijtage onder bepaalde omstandigheden snel kan gaan, maar ook dat slijtstroken doorgaans snel kunnen worden geleverd. De voorraad moet in elk geval toereikend zijn om een korte periode waarin veel sneeuw moet worden geruimd te overbruggen. Overigens kan de opdrachtgever het voorraadbeheer van slijtdelen uitbesteden aan de leverancier(s). Tijdens de vlootschouw moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor het voorraadbeheer en bij wie chauffeurs terecht kunnen met de melding dat de slijtstroken op raken.
Verschillen per wegbeheerder
De wijze waarop de vlootschouw wordt uitgevoerd, kan per wegbeheerder verschillen. Sommige wegbeheerders laten een of meer relatief grote groepen chauffeurs komen, verstrekken centraal informatie, laten de chauffeurs hun combinatie voorbouwen en zorgen ervoor dat diverse onderhoudsmensen aanwezig zijn om problemen op te lossen. Hiermee is vaak een halve dag gemoeid. Er zijn ook wegbeheerders die kleine groepen chauffeurs (twee of vier personen) laten komen en met hen in ongeveer anderhalf uur het programma doorlopen.
Ook de wijze waarop het proefrijden wordt ingevuld, verschilt per wegbeheerder en omstandigheid. Soms is het een vast onderdeel van de vlootschouw, soms gebeurt het op een later tijdstip. Sommige wegbeheerders benutten de vlootschouw ook om de sociale banden te versterken.
Huisregels en omgangsvormen
De vlootschouw en Toolbox-meeting zijn niet alleen de momenten om routes en veel technische zaken door te nemen. Ook de huisregels en omgangsvormen kunnen in herinnering worden gebracht. De belangrijkste zijn als het goed is vastgelegd in het uitvoeringsplan. De wegbeheerder kan hiernaar verwijzen, maar desgewenst ook bepaalde onderwerpen (bij bepaalde personen) onder de aandacht brengen. Enkele bekende punten zijn:
- Bij aankomst melden chauffeurs zich aan op het steunpunt en bij vertrek (einde dienst) melden zij zich af;
- Alle medewerkers dragen de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen (hesjes, handschoenen, veiligheidsschoenen, eventueel helm of stootpet, enzovoort);
- Medewerkers beschikken over alle belangrijke telefoonnummers;
- Chauffeurs (en anderen) melden schade en storingen onmiddellijk;
- Chauffeurs melden tijdig belangrijke wijzigingen in de weers- en verkeersomstandigheden, en eventuele problemen en bijzonderheden die zij op hun route tegenkomen;
- Medewerkers stellen het werk boven de pauzes, maar nemen bijtijds en voldoende rust;
- Medewerkers stellen zich coöperatief op en werken maximaal samen.
Controlemomenten
Op het moment dat ploeg- en borstelacties in volle gang zijn, kunnen er gebreken, storingen en schades ontstaan aan zowel de apparatuur als de tractie. Vanwege een veilige voortgang van het werk en zeker ook om complicaties in een later stadium te voorkomen, is het van belang dat het gebruikte materieel systematisch wordt gecontroleerd en dat gebreken en schades zo snel mogelijk worden gemeld en hersteld.
Er kan onderscheid worden gemaakt in de volgende controlemomenten; de omvang en intensiteit van de controles verschilt per moment:
- vlootschouw. Aan het begin van het seizoen wordt al het materieel en de in te zetten tractie gecontroleerd op een goede werking, ook in combinatie;
- voor aanvang van een ploeg- of borstelroute. Na het voorbouwen en eventueel opzetten van het materieel controleert de chauffeur of deze naar behoren functioneert. Ook controleert hij of alle verlichting werkt;
- tijdens het ploegen of borstelen. In principe wordt er tijdens het werk geen controle uitgevoerd, maar als er iets niet goed gaat (materieel hapert, aanrijding, voertuig vertoont afwijkend gedrag) gaat de chauffeur (op een veilige plaats) na wat er aan de hand is. Vervolgens bepaalt hij of hij, al dan niet na (nood)herstel, verder kan werken of moet terugkeren naar steunpunt;
- na een afzonderlijke ploeg- of borstelactie. Na elke actie voert de chauffeur een korte controle uit op een goede werking van verlichting en op niet eerder opgemerkte schade. Indien van toepassing worden voorraadtanks voor pekel opnieuw gevuld. Als er slijtdelen moeten worden vervangen (per direct of binnen afzienbare tijd), meldt de chauffeur dit ook. Het materieel wordt leeg- en schoongemaakt, tenzij onmiddellijk een volgende actie wordt gestart;
- na een periode van ploeg- en borstelacties. Aan het einde van een winterse periode, die niet hoeft samen te vallen met het einde van het winterseizoen, controleert de wegbeheerder of al het materieel nog in goede staat verkeert en welke schades moeten worden hersteld;
- aan het einde van het winterseizoen. Op dat moment controleert de wegbeheerder of al het materieel nog in goede staat verkeert en schoon- en leeggemaakt is (zout verwijderd uit strooiers). Ook bepaalt hij, doorgaans in overleg met onderhoudsspecialist/leverancier, welke onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten worden uitgevoerd voor de start van het nieuwe seizoen (de vlootschouw).
Schade melden
Om steeds op verantwoorde en veilige wijze verder te kunnen werken, is het van belang dat chauffeurs tijdens actieperiodes schade en (aankomende) gebreken onmiddellijk melden bij de opdrachtgever. Het is bijvoorbeeld ongewenst dat een sneeuwploeg wordt weggezet met defecte verlichting of een versleten slijtstrook. Wegbeheerders voeren steeds vaker een streng beleid wat betreft het (niet) melden van schade.